Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNNE:2021:2634

Rechtbank Noord-Nederland
18-06-2021
08-07-2021
LEE 21/00385
Bestuursrecht
Bodemzaak

De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende reden is om aan te nemen dat de schade aan eisers woning niet zorgvuldig is beoordeeld. Deskundige Warnaar heeft zich gebaseerd op zowel een onderzoek ter plekke als op een bestudering van het dossier en de foto’s van eiser.

De rechtbank is voorts van oordeel dat voor de bepaling van de (oorzaak van de) schade aan de woning van eiser niet zomaar een vergelijking kan worden gemaakt met de schade aan het pand van de buren. De door verweerder ingeschakelde deskundigen zijn het eens over de oorzaak van de schade aan de woning van eiser. Verweerder heeft daarnaast gemotiveerd aangegeven dat, hoewel de woningen dicht bij elkaar liggen en de schade vergelijkbaar is, er verschillen bestaan, bijvoorbeeld ten aanzien van de ouderdom van het stucwerk. In een schriftelijke verklaring van D.O.G. Ingenieurs, die destijds de schade bij de buren heeft beoordeeld, is te lezen dat met de kennis van nu die schade niet meer als aardbevingsschade zou zijn aangemerkt. De vergelijking die eiser maakt met de situatie van de buren gaat dus mank. Er is ook geen rechtsregel die verweerder dwingt om eenmaal gemaakte fouten te herhalen.

Over de door eiser ingediende pagina van een taxatierapport overweegt de rechtbank dat de vermelding daarop van “onderhoudstoestand goed” erg summier is. Ook is het onduidelijk waarop deze informatie precies is gebaseerd. De rechtbank oordeelt dat die informatie in elk geval niet genoeg is om te twijfelen aan de adviezen van de door verweerder ingeschakelde deskundigen.

Over eisers verzoek om een second opinion te laten uitvoeren, overweegt de rechtbank dat de schades aan eisers woning door meerdere deskundigen zijn bekeken. Verweerder mag in beginsel van hun conclusies uitgaan. Eiser heeft geen aanknopingspunten aangereikt voor twijfel. Omdat de conclusies van de door verweerder ingeschakelde deskundigen voldoen aan de vereisten, hoeft er niet opnieuw een deskundige naar de schades te kijken.

De rechtbank stelt verder vast dat de door eiser genoemde scheurvorming in de onderliggende stenen muur van de voorgevel buiten deze procedure valt. Eiser had de schade eerder duidelijker naar voren moeten brengen. Als eiser deze schade beoordeeld wil hebben, kan hij een nieuwe aanvraag bij verweerder indienen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 21/385


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juni 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaats] , eiser,

en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder

(gemachtigde: mr. T.W. Franssen).

Procesverloop

In het besluit van 24 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser op grond van de Tijdelijke wet Groningen een schadevergoeding van in totaal € 3.335,- inclusief rente toegekend wegens schade aan het pand op het perceel [adres] te [plaats] (hierna: de woning).

In het besluit van 16 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2021. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig C. Dobbe, deskundige van het expertisebureau CED (hierna: Dobbe).

Overwegingen

1. Feiten

Bij de beoordeling van dit beroep gaat de rechtbank uit van de volgende feiten.

Op 26 november 2019 heeft eiser een aanvraag ingediend voor vergoeding van schade aan de woning als gevolg van mijnbouwactiviteiten.

Deskundige A. Warnaar van expertisebureau NIVRE (hierna: Warnaar) heeft op 30 december 2019 een schadeopname uitgevoerd. Hij heeft op 7 januari 2020 een adviesrapport uitgebracht. In het rapport zijn 7 schades beschreven. Alleen schade 4 en 7 zijn in het rapport erkend als schade die (mogelijk) het gevolg is van aardbevingen.

Eiser was het niet eens met de inhoud van het rapport en heeft op 22 januari 2020 een zienswijze ingediend. Hij heeft zijn zienswijze later met foto’s aangevuld.

Op 2 juli 2021 heeft Warnaar een herzien adviesrapport uitgebracht. Hij heeft zich hierbij gebaseerd op het dossier en de foto’s van eiser. In het herziene rapport wordt naast schades 4 en 7 ook schade 6 erkend als een mogelijk gevolg van aardbevingen. De schades 1 t/m 3 zijn in het rapport beschreven als craquelévorming in het pleisterwerk van de gevels door achteruitgang van het pleisterwerk, achterstallig onderhoud en de invloed van omgevingsfactoren, zoals vocht en vorst.

Op 24 juli 2020 heeft verweerder een besluit genomen waarin eiser een schadevergoeding van in totaal € 3.335,- is toegekend. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.

Op 2 december 2020 heeft in de bezwaarprocedure een hoorzitting plaatsgevonden. Eiser is daar verschenen. Deskundige B. Veurink (hierna: Veurink), schade-expert van expertisebureau CED, ingeschakeld door verweerder, heeft toen een toelichting gegeven.

2. In het bestreden besluit heeft verweerder eisers bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder baseert dat standpunt op de conclusies van de ingeschakelde deskundigen.

3. Het beroep

Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij heeft de rechtbank een beroepschrift toegestuurd en daarbij gevoegd een bladzijde van een taxatierapport van de woning. Het gaat eiser om de beoordeling van de schades 1 t/m 3.

Verweerder blijft bij zijn standpunt dat de toegekende schadevergoeding correct is. Verweerder heeft een opinie overgelegd van deskundige Dobbe, die ook is meegekomen naar de zitting, en een schriftelijke verklaring van een deskundige van expertisebureau D.O.G. Ingenieurs (hierna: D.O.G.).

4. Het juridische kader

Er geldt een zogenoemd bewijsvermoeden bij de beoordeling van fysieke schade aan gebouwen en werken die naar haar aard redelijkerwijs schade door beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld zou kunnen zijn. Dit vermoeden is neergelegd in artikel 6:177a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. Er wordt vermoed dat die schade is veroorzaakt door de aanleg of de exploitatie van dat mijnbouwwerk.

Om dit bewijsvermoeden te weerleggen is niet voldoende dat het aannemelijk is dat een schade niet door aardbevingen is ontstaan/verergerd. Er moet ook voldoende zekerheid bestaan over het antwoord op de vraag waardoor de schade wel is ontstaan/verergerd.

Verweerder heeft deskundigen Warnaar en Veurink ingeschakeld om het bewijsvermoeden te weerleggen. Verweerder mag bij het nemen van een besluit in beginsel op het advies van deze deskundigen afgaan. Wel moet:

- de deskundige op een objectieve en onpartijdige wijze verslag hebben gedaan;

- de deskundige op een inzichtelijke wijze hebben aangegeven welke feiten aan zijn conclusie ten grondslag liggen;

- de conclusie van de deskundige begrijpelijk zijn.

Er mag niet van het advies van een deskundige worden uitgegaan als er concrete aanknopingspunten zijn om aan diens conclusies te twijfelen. Het ligt op de weg van eiser om die aanknopingspunten te stellen en te onderbouwen.

De rechtbank verwijst voor een uitgebreide weergave van het juridische kader naar de uitspraak van de hoogste bestuursrechter, de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), van 24 februari 2021, te vinden via Google of op www.rechtspraak.nl met de zoekterm ECLI:NL:RVS:2021:374.

5. De rechtbank zal hierna puntsgewijs op de beroepsgronden ingaan.

5.1.

Beoordeling op basis van foto’s

Eiser heeft aangevoerd dat de schade ten onrechte deels is beoordeeld op basis van foto’s. Op de zitting heeft hij er op gewezen dat Warnaar in het herziene rapport na de zienswijze opeens reden zag om ook schade 6 toe te wijzen en dat dit nieuwe inzicht uitsluitend op de foto’s is gebaseerd. Dit doet eiser twijfelen aan de juistheid van de rapporten van Warnaar.

Verweerder heeft betwist dat de beoordeling onzorgvuldig is geweest.

De rechtbank is het volgende van oordeel.

Het eerste schaderapport is tot stand gekomen na een schadeopname van de woning. Deskundige Warnaar heeft daarna, naar aanleiding van de zienswijze van eiser, opnieuw naar het dossier gekeken. Hij heeft toen ook de toegestuurde foto’s bekeken. Deskundige Warnaar heeft zich dus gebaseerd op zowel een onderzoek ter plekke als op een bestudering van het dossier en de foto’s van eiser. Niet gezegd kan worden dat dat onzorgvuldig is. Integendeel.

Voor zover het standpunt is dat deskundige Veurink niet mocht uitgaan van het dossier met de foto’s, is dat niet voldoende onderbouwd. Eiser is het oneens met Veurinks mening over (de oorzaak van) de schade, maar dat betekent niet dat deze deskundige geen duidelijk beeld had van de schade.

De rechtbank concludeert dat er onvoldoende reden is om aan te nemen dat de schade niet zorgvuldig is beoordeeld.

5.2.

De vergelijking met de buren

Eiser voert aan dat hij heeft gesproken met de deskundige die bij de buren de schade heeft opgenomen. Bij hen is vergelijkbare schade wel als aardbevingsschade erkend. Eiser is het oneens met de opmerkingen die deskundige Veurink tijdens de hoorzitting in bezwaar hierover heeft gemaakt. Die deskundige heeft onder andere gezegd dat het verschil te maken heeft met een verschil in leefpatroon en dat de buurman misschien wel geluk heeft gehad.

Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat een vergelijking tussen de woningen moeilijk kan worden gemaakt. Op de zitting heeft de advocaat van verweerder toegelicht dat dit ook is wat Veurink tijdens de hoorzitting probeerde te zeggen.

De rechtbank is het volgende van oordeel.

Voor de bepaling van de (oorzaak van de) schade aan de woning van eiser kan niet zomaar een vergelijking worden gemaakt met de schade aan het pand van de buren.

De door verweerder ingeschakelde deskundigen zijn het eens over de oorzaak van de schade aan de woning van eiser. Verweerder heeft daarnaast gemotiveerd aangegeven dat, hoewel de woningen dicht bij elkaar liggen en de schade vergelijkbaar is, er verschillen bestaan, bijvoorbeeld ten aanzien van de ouderdom van het stucwerk. Verweerder heeft ook een schriftelijke verklaring overgelegd van D.O.G., die destijds de schade bij de buren heeft beoordeeld. Daarin is te lezen dat met de kennis van nu die schade niet meer als aardbevingsschade zou zijn aangemerkt. De vergelijking die eiser maakt met de situatie van de buren gaat dus mank. Er is ook geen rechtsregel die verweerder dwingt om eenmaal gemaakte fouten te herhalen.

De rechtbank komt tot de conclusie dat deze beroepsgrond niet slaagt.

5.3.

De door eiser toegestuurde taxatie

Eiser heeft in beroep een pagina uit een taxatierapport van zijn woning toegestuurd. Hij wil hiermee onderbouwen dat de schade niet is veroorzaakt door slecht onderhoud.

Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat deze informatie onvoldoende is.

De rechtbank is het volgende van oordeel.

Op de pagina van het taxatierapport wordt op dit punt enkel vermeld: “onderhoudstoestand goed”. Deze informatie is erg summier. Ook is het onduidelijk waarop deze informatie precies is gebaseerd. Ze is in elk geval niet genoeg om te twijfelen aan de adviezen van de door verweerder ingeschakelde deskundigen. Zoals gezegd, de deskundigen zijn het eens over de oorzaak van de schade, te weten achterstallig onderhoud en de invloed van omgevingsfactoren anders dan aardbevingen. Deskundige Warnaar heeft die oorzaak in de rapporten toegelicht en deskundige Veurink heeft dat mondeling gedaan tijdens de hoorzitting in de bezwaarfase. In beroep is ook een schriftelijke toelichting van deskundige Dobbe overgelegd, die in dezelfde lijn oordeelt.

Daar komt bij dat op de zitting door deskundige Dobbe en de advocaat van verweerder ook is toegelicht dat alleen de beving van Huizinge van 16 augustus 2012 bij eisers woning heeft geleid tot trillingen met een snelheid die niet verwaarloosbaar was. Verweerder schat de kans op schade vanwege die beving slechts iets groter dan 0,01%. Eiser heeft deze gegevens niet weersproken. Ook deze gegevens wijzen er op dat het niet aannemelijk is dat de schade door mijnbouwactiviteiten is veroorzaakt/verergerd.

De rechtbank komt tot de conclusie dat deze beroepsgrond niet slaagt.

5.4.

Second opinion

Eiser verzoekt om een second opinion voor de beoordeling van de schade.

Verweerder betwist dat dit nodig is.

De rechtbank is het volgende van oordeel.

De schades in de rapporten

De schades aan eisers woning zijn door meerdere deskundigen bekeken. Zoals gezegd, mag verweerder in beginsel van hun conclusies uitgaan. Het is aan eiser om aanknopingspunten aan te reiken voor twijfel, bijvoorbeeld door een contra-expertise te laten uitvoeren. Dit is niet gebeurd. Omdat de conclusies van de door verweerder ingeschakelde deskundigen voldoen aan de vereisten, zie hierboven in overweging 4., hoeft er niet opnieuw een deskundige naar de schades te kijken.

Andere schade

Eiser heeft op de zitting verteld dat er sprake is van scheurvorming in de onderliggende stenen muur van de voorgevel. De rechtbank is het met verweerder eens dat deze schade buiten deze procedure valt. Eiser had de schade eerder duidelijker naar voren moeten brengen. In eisers zienswijze en in het bezwaarschift zegt hij hier niks over (zie bijlagen 7 en 16 in het dossier van verweerder). Als eiser deze schade beoordeeld wil hebben, kan hij een nieuwe aanvraag bij verweerder indienen.

De rechtbank komt tot de conclusie dat deze beroepsgrond niet slaagt.

6. Eindconclusie

Het beroep is ongegrond. Het bestreden besluit blijft dan ook in stand. Eiser heeft geen recht op een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Dijkstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.A. Schaapsmeerders, griffier, op18 juni 2021. De uitspraak is openbaargemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hoger beroepschrift. U moet dit hoger beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.