[gedaagde]
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. L. Laken-Steehouwer.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] , ook wel werknemer en werkgever worden genoemd.
De zitting wordt gehouden ter behandeling van een vordering in kort geding en vindt plaats ten overstaan van mr. E.Th.M. Zwart-Sneek, kantonrechter, bijgestaan door mr. A.M. Huizinga als griffier.
Na uitroeping van de zaak blijken te zijn verschenen:
- mevrouw [eiseres] ;
- mr. Mennega, voornoemd;
- de heer [gedaagde] ;
- mr. Laken-Steehouwer, voornoemd.
De kantonrechter opent de zitting en constateert desgevraagd dat partijen kennis hebben genomen van alle stukken die zijn overgelegd.
Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht, beiden aan de hand van pleitaantekeningen. Verder verstrekken partijen inlichtingen op vragen van de kantonrechter. Partijen blijven bij de eerder door hen ingenomen standpunten. Kort samengevat en zakelijk weergegeven komen de standpunten van partijen, voor zover rechtens relevant, op het volgende neer.
[eiseres] is sinds 9 oktober 2017 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) [gedaagde] als winkelassistent. Per 4 juni 2020 is [eiseres] uitgevallen wegens ziekte. Op 23 augustus 2021 is [eiseres] begonnen met re-integratie in het tweede spoor. Zij vordert evenwel om in het eerste spoor te re-integreren op straffe van een dwangsom.
[gedaagde] weigert [eiseres] te laten integreren in het eerste spoor, waarvoor volgens [eiseres] geen enkele rechtvaardiging bestaat. Er is geen deugdelijke grond om niet mee te werken aan de re-integratie van [eiseres] in het eerste spoor en hierbij de duidelijke adviezen en oordelen van bedrijfsarts en uwv te negeren. Zo heeft de bedrijfsarts op 8 december 2020 op grond van de ontvangen medische informatie een vast rooster geadviseerd voor [eiseres] en geadviseerd de werkzaamheden bij werkgever na afronding van mediation en goede werkafspraken geleidelijk op te starten. Op 20 januari 2021 heeft de bedrijfsarts vervolgens geadviseerd om de re-integratie bij [gedaagde] boventallig, buiten het rooster, in een vast rooster op te bouwen. Op 24 februari 2021 heeft de bedrijfsarts aangegeven dat het eerdere advies om de re-integratie boventallig, buiten het rooster, in een vast rooster geleidelijk op te bouwen nog steeds van kracht is.
Uwv heeft in zijn deskundigenoordelen op 23 februari 2021, 5 juli 2021 en 6 oktober 2021 geoordeeld dat de re-integratie inspanningen van [gedaagde] onvoldoende zijn, o.a. omdat [gedaagde] geen gevolg heeft gegeven aan het advies van de bedrijfsarts om te starten met re-integratie in het eerste spoor.
[gedaagde] heeft tot zijn verweer aangevoerd dat het spoedeisend belang ontbreekt omdat [eiseres] inmiddels in het tweede spoor is gestart met de re-integratie. Voorts moet de vordering tot re-integratie in het eerste spoor volgens [gedaagde] worden afgewezen, onder meer vanwege de inrichting van het bedrijf van [gedaagde] die (re-integratie)werkzaamheden in een vast rooster onmogelijk maakt en vanwege het onoplosbare arbeidsconflict dat inmiddels is ontstaan. [gedaagde] beroept zich tevens op het arbeidsdeskundig onderzoek van 5 mei 2021 en de conclusie daarin dat de eigen functie van [eiseres] niet als passend is te beschouwen en het advies om re-integratie in het tweede spoor op te starten. Ook de bedrijfsarts adviseert op 8 september 2021 om de re-integratie in het tweede spoor te continueren. [gedaagde] zet in op duurzaam herstel van [eiseres] , wat volgens hem niet mogelijk is in spoor één vanwege de beperkingen van [eiseres] en het hoog opgelopen arbeidsconflict. [gedaagde] kan [eiseres] geen (re-integratie)werkplek in spoor één aanbieden zonder veelvuldige deadlines of productiepieken en tevens kan hij haar geen vast rooster aanbieden, aldus [gedaagde] .
De kantonrechter schorst de zitting om partijen in de gelegenheid te stellen om tot een minnelijke oplossing van hun geschil te komen en om zich te beraden voor het geval partijen niet tot overeenstemming mochten komen.
Na de heropening van de zitting delen de gemachtigden van partijen mee dat partijen er niet in geslaagd zijn om een regeling te treffen. De kantonrechter heeft overwogen dat deze zaak zich leent voor het doen van een mondelinge uitspraak en dat partijen gebaat zijn bij snelle duidelijkheid over de kwestie. Alle partijen zijn ter zitting verschenen met hun gemachtigden, zodat ook aan de voorwaarden voor het kunnen wijzen van een mondeling vonnis is voldaan. De kantonrechter doet vervolgens mondeling uitspraak en overweegt als volgt.
Door diverse arbeidsdeskundigen is bij herhaling geoordeeld - te weten op 23 februari 2021, 5 juli 2021 en 6 oktober 2021 - dat [gedaagde] als werkgever niet aan zijn re-integratieverplichtingen voldoet doordat hij geen re-integratie in het eerste spoor inzet voor [eiseres] . Voorts is van belang dat [eiseres] ook nu nog niet aan de re-integratie in het eerste spoor is begonnen.
Vooropgesteld wordt dat een werkgever verplicht is om een werknemer te laten re-integreren, althans hij dient daartoe al het mogelijke te doen. Een aanpassing van flexibele werktijden naar vaste werktijden in het rooster van [eiseres] kan voor in ieder geval de periode van de re-integratie van [gedaagde] verlangd worden, althans onvoldoende duidelijk is geworden ter zitting dat dat niet mogelijk zou zijn. Hoe de werktijden er vervolgens in de toekomst uit zouden moeten zien, zal de tijd moeten leren. Daarbij kan het juist zo zijn dat de ervaringen in de eerste spoor re-integratie duidelijkheid bieden over hoe verder te gaan.
De kantonrechter acht aannemelijk dat het herstel van [eiseres] is vertraagd door de weigering van [gedaagde] om gevolg te geven aan de dringende en herhaalde adviezen van de bedrijfsarts om met de re-integratie te starten. In januari 2020 werd die re-integratie al geadviseerd en toen was de verwachting dat het hersteltraject zes maanden zou gaan duren. Door toedoen van [gedaagde] is de re-integratie pas op 23 augustus 2021 gestart en dan ook nog alleen maar in het tweede spoor, hetgeen [gedaagde] te verwijten valt.
[gedaagde] heeft ook nog aangegeven dat er sprake is van een arbeidsconflict, wat [eiseres] heeft bestreden. Het enige dat uit de stukken is gebleken is dat [eiseres] maandenlang bij herhaling heeft gevraagd om op vaste uren boventallig ingezet te worden in het kader van de re-integratie, welk verzoek stelselmatig door [gedaagde] is geweigerd om uiteenlopende en niet overtuigende redenen. Daarbij heeft [gedaagde] ook nog eens de herhaalde, dringende adviezen van de bedrijfsarts om re-integratie in het eerste spoor op te starten naast zich neergelegd. Dat kwalificeert niet als een arbeidsconflict maar als handelen in strijd met goed werkgeverschap.
Kortom: de kantonrechter acht het van groot belang dat de re-integratie in het eerste spoor alsnog zo spoedig mogelijk van start gaat. Daarmee is ook het spoedeisend belang van [eiseres] gegeven. Wat voor gevolgen het starten van de re-integratie in het eerste spoor heeft voor het thans lopende tweede spoortraject, dienen partijen in onderling overleg af te stemmen. Daarbij geldt in algemene zin dat het eerste spoor voorrang heeft boven het tweede spoor. Wel kan het zo zijn dat het voor [eiseres] zinvol is om, naast haar re-integratie in het eerste spoor, ook het tweede spoor re-integratie traject in overleg met [gedaagde] te continueren, indachtig het door de arbeidsdeskundige bij herhaling geadviseerde paralleltraject.
Gelet op het voorgaande zal de vordering worden toegewezen zoals verzocht, met dien verstande dat de dwangsom wordt gematigd tot € 500,00 per dag, met een maximum van € 10.000,00. [gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van [eiseres] worden tot op heden vastgesteld op:
- explootkosten € 125,08
- griffierecht € 85,00
- salaris gemachtigde € 747,00
totaal € 957,08.
De gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad zal worden toegewezen.
De beslissing
de kantonrechter:
rechtdoende in kort geding
1. veroordeelt [gedaagde] om [eiseres] te laten re-integreren conform de adviezen van de bedrijfsarts in haar eigen functie van winkelassistent op de gebruikelijke locatie te [vestigingsplaats] en op de gebruikelijke voorwaarden (waaronder een vast rooster) binnen drie dagen na dagtekening van dit vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat [gedaagde] na betekening van het vonnis in gebreke blijkt aan deze veroordeling te voldoen, totdat het maximum van € 10.000,00 is bereikt;
2. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die tot op heden aan de zijde van [eiseres] zijn vastgesteld op € 957,08;
3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4. wijst af het anders of meer gevorderde.
De kantonrechter sluit de zitting.