Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNNE:2022:4968

Rechtbank Noord-Nederland
21-12-2022
12-01-2023
LEE 22/3865
Bestuursrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Sluiting coffeeshop wegens te grote handelsvoorraad softdrugs. Burgemeester bevoegd, beleid niet onevenredig, sluiting niet onevenredig. Verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 22/3865


uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 december 2022 in de zaak tussen


Soft Shop De Driemaster uit Groningen (de Driemaster)

(gemachtigde: mr. A.A. Westers),

en

de burgemeester van de gemeente Groningen (de burgemeester)

(gemachtigde: C.T. Brontsema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van de Driemaster tegen het besluit van de burgemeester om de Driemaster voor vier maanden te sluiten wegens een te grote handelsvoorraad softdrugs.

1.1

De burgemeester heeft dit besluit genomen op 28 november 2022. De Driemaster heeft bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening verzocht.

1.2

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] , exploitant van de Driemaster, de gemachtigde van de Driemaster en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (mogelijke) bodemprocedure niet.

3. De voorzieningenrechter acht een spoedeisend belang aanwezig.

4. De voorzieningenrechter beoordeelt of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Hij doet dat aan de hand van de gronden die de Driemaster heeft aangevoerd.

5. Aan de Driemaster is in 2005 een gedoogbeschikking verleend voor de verkoop van softdrugs. Daarin is bepaald dat de Driemaster zich aan de zogenoemde AHOJG-criteria moet houden, waaronder een maximale handelsvoorraad van 500 gram softdrugs. In een financieel onderzoek heeft de FIOD een doorzoeking verricht in de Driemaster. Daarbij is een hoeveelheid softdrugs aangetroffen, die de politie in beslag heeft genomen. De burgemeester heeft de Driemaster voor vier maanden gesloten.

Bevoegdheid burgemeester

6. De Driemaster bestrijdt de bevoegdheid van de burgemeester om tot sluiting over te gaan. Het criterium van een maximale handelsvoorraad van 500 gram geldt volgens de Driemaster niet omdat het niet als criterium was opgenomen in de destijds – ten tijde van de afgifte van de gedoogbeschikking - geldende Aanwijzing Opiumwet. Verder is sprake geweest van actieve opsporing door de burgemeester wat in strijd is met het beleid. Tot slot is niet aangetoond dat in de Driemaster meer dan 500 gram softdrugs is aangetroffen, omdat de geheime bovenruimte, waar een deel van de softdrugs is aangetroffen, niet bij de Driemaster hoort terwijl de softdrugs bovendien zijn gewogen samen met het verpakkingsmateriaal.

6.1

Met de burgemeester is de voorzieningenrechter van oordeel dat het criterium van een maximale handelsvoorraad van 500 gram ook voor de Driemaster geldt. Dat criterium volgt immers uit de gedoogbeschikking. De burgemeester heeft verder voldoende toegelicht dat de maximale toegestane handelsvoorraad altijd 500 gram is geweest, ook voordat de gedoogsituatie is vastgelegd in een beschikking. Daarnaast is het criterium opgenomen in het beleid van de gemeente Groningen, in de Nota integraal drugsbeleid Gemeente Groningen 2020 (Nota). Bovendien volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 september 20141 - waar de Driemaster naar verwijst - weliswaar dat het zogenoemde G-criterium alleen betrekking heeft op de hoeveelheid softdrugs per transactie, maar daaruit volgt ook dat in de destijds geldende Aanwijzing Opiumwet is opgenomen dat de maximale handelsvoorraad in het driehoeksoverleg wordt vastgesteld, maar niet meer is dan 500 gram.

6.2

De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat de burgemeester voldoende deugdelijk heeft gemotiveerd dat geen actieve opsporing van drugs heeft plaatsgevonden, maar dat sprake is van bijvangst in een onderzoek van de FIOD, waar de burgemeester niet bij betrokken was. De burgemeester is pas in actie gekomen, nadat hij een melding had ontvangen. De burgemeester heeft verder toegelicht dat de FIOD gebruik heeft gemaakt van een ‘geldhond’ en niet van een ‘drugshond’. Van strijd met het beleid is de voorzieningenrechter daarom niet gebleken.

6.3

Gelet op artikel 13b van de Opiumwet en de Nota geeft het overschrijden van de toegestane handelsvoorraad van 500 gram (in beginsel) grondslag voor handhavend optreden door de burgemeester. In deze zaak heeft de politie in de Driemaster bruto iets meer dan 18 kilo softdrugs aangetroffen. Uit de bestuurlijke rapportages volgt dat de aangetroffen hoeveelheid softdrugs onder andere was opgeslagen in een geheime bovenruimte, die – onweersproken - alleen vanuit de Driemaster toegankelijk is: in een hal, halverwege de Driemaster, bevindt zich een muur voorzien van vijf kledinghangers. Als de linker kledinghanger een kwartslag naar links wordt gedraaid kan de muur, die is voorzien van scharnieren, worden geopend. Achter deze muur bevindt zich een trap naar een ruimte gelegen op de eerste verdieping van het pand. In deze ruimte werden onder andere weeg- en verpakkingsmateriaal en een grote hoeveelheid hennep en hasj aangetroffen. In de hal voor de openslaande muur bevindt zich verder een luik naar de kelder van het pand. In deze kelder werden meerdere kluizen aangetroffen die waren gevuld met hasj. Nog los van de vraag of externe voorraden aan de Driemaster mogen worden toegerekend, heeft de burgemeester de in die bovenruimte (en kelder) aangetroffen softdrugs naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht als interne voorraad aangemerkt.

6.4

Aan de Driemaster moet tot slot worden toegegeven dat het gewicht van de softdrugs ten tijde van het aantreffen niet netto is bepaald, dus zonder het verpakkingsmateriaal. Op basis van de bestuurlijke rapportages en de foto’s in het dossier neemt de voorzieningenrechter echter zonder meer aan dat sprake is van een overschrijding van de toegestane handelsvoorraad van 500 gram. Voor zover al sprake is van een gebrek, raakt dit de bevoegdheid van de burgemeester niet.

6.5

Gelet op het voorgaande, is de burgemeester bevoegd om handhavend op te treden. De voorzieningenrechter zal hierna beoordelen of de burgemeester in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.

Toepassing van de bevoegdheid tot sluiting

Evenredigheid beleid

7. De Driemaster stelt dat het beleid, dat de handelsvoorraad maximaal 500 gram mag zijn, onredelijk (onevenredig) is. Het beleid past – onder meer door de toenemende vraag – niet meer in de huidige tijd. De Driemaster wijst op de achterdeurproblematiek en de omstandigheid dat in de toekomst een grotere handelsvoorraad wordt toegestaan, gelet op de Wet experiment gesloten coffeeshopketen. Niet de handelsvoorraden zijn het risico, maar de vele transporten. Bovendien wordt niet aan actieve opsporing van handelsvoorraden gedaan, wat volgens de Driemaster betekent dat minder gewicht toekomt aan dit criterium.

7.1

Vaststaat dat de burgemeester in de Nota beleid heeft vastgesteld ter uitvoering van de bevoegdheid van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. Als de evenredigheid van het bestreden besluit tussen partijen in geschil is en dat besluit in zoverre (mede) op een beleidsregel berust, dan toetst de voorzieningenrechter ook de evenredigheid van de beleidsregel.2

7.2

Volgens het beleid volgt bij overschrijding van de maximale handelshoeveelheid van 500 gram softdrugs een bestuurlijke maatregel variërend van een waarschuwing tot sluiten van de coffeeshop. Bij een eerste overtreding volgt een sluiting van zes maanden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is deze beleidsregel niet onevenredig. Volgens vaste rechtspraak worden coffeeshophouders geacht bekend te zijn met de achterdeurproblematiek en dienen zij daarmee rekening te houden bij de exploitatie van hun coffeeshop. Die achterdeurproblematiek brengt niet noodzakelijkerwijs met zich dat de burgemeester in zijn beleid de bevoorrading van coffeeshops met softdrugs ook zou moeten gedogen. Daarbij is van belang dat de burgemeester rekening houdt met de achterdeurproblematiek doordat actieve opsporing van (extern opgeslagen) handelsvoorraden van coffeeshops niet plaatsvindt.3 De stelling dat door die achterdeurproblematiek binnen het strafrecht een rechterlijk pardon zou volgen maakt het beleid ook niet onredelijk omdat het strafrecht andere kaders en doelen kent. Verder is de Wet experiment gesloten coffeeshopketen weliswaar in werking getreden, maar het experiment zit nog in de voorbereidende fase. Uit de kamerbrief van 2 december 2022 over de stand van zaken van het experiment volgt dat de start van de overgangsfase is uitgesteld tot het eerste kwartaal van 2024.4 Daardoor is het op dit moment nog niet duidelijk op welke wijze de gemeente Groningen exact invulling zal gaan geven aan dit experiment, noch per wanneer het zal beginnen. Bovendien stelt de burgemeester terecht dat aan de beoogde grotere handelsvoorraad en opslag daarvan strenge (veiligheids)eisen worden gesteld. Voornoemde wet maakt de beleidsregel daarom niet onevenredig. Tot slot stelt de burgemeester terecht dat de aanwezigheid van grote hoeveelheden softdrugs in een coffeeshop veiligheidsrisico’s met zich mee brengt, zoals het risico op ripdeals.

Evenredigheid sluiting

7.3

Nu de beleidsregel evenredig is, zal de voorzieningenrechter de uitkomst van de belangenafweging die ten grondslag ligt aan het besluit om de Driemaster te sluiten toetsen. De Driemaster voert in dit kader aan dat de maatregel niet noodzakelijk is omdat geen sprake is van een ernstige overtreding en ook niet van een recidivesituatie. Verder heeft de burgemeester niet aangetoond dat sprake is van overlast. Daarnaast wijst de Driemaster op het tijdsverloop sinds 8 september 2022, de datum waarop de softdrugs zijn aangetroffen. In het kader van de geschiktheid van de maatregel betwist de Driemaster de verwijtbaarheid. Tot slot heeft de burgemeester onvoldoende rekening gehouden met de gevolgen van de sluiting voor onder meer het personeel van de Driemaster.

7.4

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester de sluiting van de Driemaster noodzakelijk kunnen achten. Anders dan de Driemaster betoogt heeft de burgemeester zich op het standpunt mogen stellen dat sprake is van een aanzienlijke overschrijding (netto 16,5 tot 17 kilo) van de toegestane handelsvoorraad. Uit de aanvullende bestuurlijke rapportage volgt dat het gewicht van het verpakkingsmateriaal naar schatting 500 tot 1000 gram is. Dat komt de voorzieningenrechter niet onaannemelijk voor. De voorzieningenrechter acht verder aannemelijk dat in het drugscircuit bekend is dat er een grote hoeveelheid softdrugs naar de Driemaster is vervoerd en in de Driemaster aanwezig is. Uit de aanvullende bestuurlijke rapportage volgt dat dit kan leiden tot ripdeals en inbraken. Dat zich geen (kenbare) incidenten en overlast hebben voorgedaan, zoals de Driemaster terecht stelt, maakt dit risico niet anders. Hoewel de Driemaster kan worden toegegeven dat hem in zijn lange bestaansgeschiedenis niet eerder een bestuurlijke maatregel is opgelegd, heeft de burgemeester de ernst en omvang van de overtreding zodanig kunnen achten dat sluiting van de Driemaster noodzakelijk is om de gewenste situatie te herstellen. Volgens vaste rechtspraak moet de noodzaak van de sluiting door de burgemeester opnieuw beoordeeld worden als meer dan één jaar is verstreken sinds de datum dat de sluiting volgens het bestuursdwangbesluit in zou zijn gegaan.5 Van zo’n tijdsverloop is in deze zaak geen sprake. Het tijdsverloop in deze zaak is bovendien veroorzaakt door het zorgvuldige besluitvormingsproces.

7.5

De burgemeester heeft de maatregel ook geschikt kunnen achten. In dit kader betrekt de voorzieningenrechter de verwijtbaarheid van de Driemaster. In deze procedure is voldoende vast komen te staan dat de Driemaster zich niet heeft gehouden aan het criterium van een maximale handelsvoorraad van 500 gram softdrugs. De stelling van de Driemaster dat juist met het oog op een veilige bedrijfsvoering – zoals de voorzieningenrechter dit begrijpt - bepaalde keuzes voor wat betreft de voorraad zijn gemaakt, maakt dit niet anders. De burgemeester heeft daarnaast kunnen stellen dat de fysieke aanpassingen in het pand duiden op een structurele omzeiling van het criterium. Dit maakt de sluiting naar het oordeel van de voorzieningenrechter een geschikt middel.

7.6

In het kader van de evenwichtigheid van de maatregel heeft de burgemeester zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter op het standpunt mogen stellen dat het aan de wetgever is om de achterdeurproblematiek op te lossen. Daarbij is van belang dat de burgemeester steeds helder heeft gecommuniceerd dat handhavend wordt opgetreden als de maximale handelsvoorraad van 500 gram softdrugs wordt overschreden. De burgemeester heeft toegelicht waarom voor een sluiting van vier in plaats van zes maanden is gekozen: vergelijking met andere sluitingen, de hoeveelheid softdrugs die is aangetroffen en de impact die de sluiting voor (het personeel van) de Driemaster heeft. De burgemeester heeft daarom voldoende rekening gehouden met de gevolgen voor de Driemaster. Bovendien heeft de Driemaster onvoldoende onderbouwd dat door een sluiting van vier maanden het personeel moet worden ontslagen, terwijl dit bij een sluiting van drie maanden – zoals door de Driemaster voorgesteld - niet het geval is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de sluiting van de Driemaster voor vier maanden niet onevenwichtig.

7.7

Op zitting is tot slot duidelijk geworden dat de toegang tot het terras niet ontzegd wordt en dat de koikarpers, die daar worden gehouden, ook tijdens de sluiting van de Driemaster kunnen worden gevoerd en verzorgd.

7.8

Gelet op het voorgaande is de sluiting van de Driemaster voor vier maanden niet onevenredig. Het bezwaar heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen redelijke kans van slagen.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het besluit van de burgemeester van 28 november 2022 niet wordt geschorst. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van

mr. M. Lok, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2022.

griffier

voorzieningenrechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

1 ECLI:NL:RVS:2014:3267

2 uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285

3 uitspraak van de Afdeling van 7 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2614

4 kenmerk 3472431-1040160-VGP

5 uitspraak van de Afdeling van 8 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2756

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.