Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het medeplegen van de onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle aan hem laste gelegde feiten. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet het oogmerk heeft gehad om de Rabobank op te lichten en dat verdachte evenmin het oogmerk heeft gehad om zichzelf te bevoordelen. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte daadwerkelijk een uitvinding heeft gedaan, waarbij zij heeft gewezen op de inhoud van het afgegeven patent. Verdachte heeft echter niet de kans gekregen om het product verder te ontwikkelen. Het businessplan is volgens de raadsvrouw dan ook niet valselijk opgemaakt en het enkel ten onrechte voeren van de titel ingenieur (ing.) is als enige onwaarheid onvoldoende om een samenweefsel van verdichtsel aan te nemen.
Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de Rabobank als professionele partij een
onderzoeksplicht had. Deze vereiste omzichtigheid van de Rabobank had aanleiding moeten geven om een eventuele onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen. Door de Rabobank is te lichtzinnig overgegaan tot verlening van het krediet, waardoor het causale verband tussen de handelingen van verdachte en het verlenen van het krediet door de Rabobank ontbreekt.
Met betrekking tot de valsheid in geschrift heeft de raadsvrouw nogmaals benadrukt dat zowel het businessplan (feit 1 subsidiair) als het daarop voortbordurende Request for Proposal (feit 2 subsidiair) niet valselijk zijn opgemaakt. Het CE-certificaat is weliswaar aangepast, maar dit certificaat had niet tot doel om als bewijs te dienen. Het was slechts bedoeld om te laten zien dat het product nog in ontwikkeling was. Gelet daarop dient verdachte te worden vrijgesproken van de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde valsheid in geschrift.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank stelt ten aanzien van het ten laste gelegde, op grond van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen1, het volgende vast.
[bedrijf 2] heeft in 2019 bij de Rabobank een aanvraag gedaan voor toekenning van een krediet/lening ten behoeve van het op de markt brengen van een revolutionaire gasloze cv-ketel, die een hoge watertemperatuur zou kunnen bereiken zonder hogere gemiddelde verbruikskosten.2 Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] waren op dat moment directeur, bestuurder en groot aandeelhouder van [bedrijf 2]3
Als basis voor de financieringsaanvraag is door [bedrijf 2] een businessplan opgemaakt en naar de Rabobank gestuurd. Zowel door [naam 1]4, [naam 2]5 en verdachte6 is verklaard dat het businessplan door hen is opgesteld, allen vanuit hun eigen expertise. De (technische) gegevens van het product zijn aangeleverd door verdachte en de financieel inhoudelijke gegevens werden door [naam 2] aangeleverd. [naam 1] had ervaring met het maken van een businessplan vanuit zijn rol als leidinggevende bij [bedrijf 12] en had kennis van de markt.7 [naam 3] heeft verklaard dat hij, als vertegenwoordiger van de Rabobank, het businessplan per e-mail heeft ontvangen van verdachte.8
In het businessplan is het naar behoren functioneren van de gasloze cv-ketel geclaimd en staat vermeld dat door verdachte sinds 2017 aan een prototype van zijn uitvinding is gewerkt en dat er is geïnvesteerd in de ontwikkeling daarvan. De ontwikkelingen en bijbehorende testen van prototypes hebben volgens de inhoud van het businessplan geleid tot de conclusie dat een werkbaar product op korte termijn in de markt gezet kan worden en dat het product klaar is voor productie.9
Overzicht van investeringen en gemaakte kosten
In het businessplan is ook een overzicht gegeven van ‘gedane investeringen ‘in- en out-of-pocket kosten’ in de periode 2016 tot midden september 2019. Deze kosten bestaan uit facilitaire kosten, reis- en verblijfkosten, ontwikkelingskosten, bouwkosten en overige kosten tot een totaalbedrag van € 1.789.849,00.10 Door [naam 2] is verklaard dat dit overzicht door hem is opgemaakt, maar dat de inhoud niet conform de werkelijkheid is en geen overzicht geeft van de daadwerkelijk gedane investeringen.11 Ook door verdachte is ter terechtzitting bevestigd dat er in de genoemde periode geen investeringen zijn gedaan ter grootte van het genoemde bedrag en dat het businessplan in die zin misleidend is.12
Samenwerkingsverband met China
Het businessplan vermeldt ook dat voor de productie van de hardware een partner is gevonden in China. Na een aantal bezoeken aan dit bedrijf is volgens het businessplan gezamenlijk de eerste cvketel gebouwd en ontwikkeld, waarna in 2018 het patent is aangevraagd.13
Door een medewerker van [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] ) is verklaard dat [bedrijf 2] en/of verdachte en/of [bedrijf 2] geen ontwikkelpartner van dit bedrijf is. Uit de e-mailconversatie die door de compliance officer van de Rabobank met dit bedrijf is gevoerd komt naar voren dat verdachte, of andere medewerkers van [bedrijf 2] , het bedrijf [bedrijf 3] nooit hebben bezocht, en dat er geen sprake is geweest van een samenwerkingsverband tussen [bedrijf 3] enerzijds en [bedrijf 2] en/of verdachte anderzijds dat ziet op de productie en ontwikkeling van een hoge temperatuur warmtepomp. Verdachte heeft bij dit bedrijf wel in totaal 20 warmtepompen besteld. Aan de hand van getoonde foto’s van [bedrijf 2] producten, wordt door de medewerker van [bedrijf 3] aangegeven dat dit allemaal producten van [bedrijf 3] betreffen waarop, zonder toestemming van [bedrijf 3] , het logo van [bedrijf 2] is geplaatst.14
[naam 4] , mede-eigenaar van installatiebedrijf [bedrijf 5] , heeft verklaard dat hij twee buitenunits heeft ontvangen die door [bedrijf 2] aan zijn bedrijf waren geleverd. Door technici van [bedrijf 5] is onderzoek gedaan naar die twee buitenunits en daaruit bleek dat er geen aanpassingen waren gedaan aan deze warmtepompen en dat deze rechtstreeks besteld konden worden via webwinkel Alibaba. Vanuit de expertise van [bedrijf 5] konden experts stellen dat de aan hun geleverde warmtepomp geen vernieuwende technologie bevat.15
Testresultaten
Met betrekking tot de testresultaten staat in het businessplan vermeld dat er testen zijn gedaan bij [bedrijf 6] met een prototype systeem van [bedrijf 2] die nog niet helemaal juist was afgesteld tijdens de installatie in het testcentrum. Desondanks zijn er uitstekende COP waarden verkregen. Ook wordt geclaimd dat het [bedrijf 2] -systeem (de gasloze cv-ketel) tijdens de eerste testen betere COP waarden haalt en efficiënter in gebruik is dan andere warmtepompsystemen, ook bij lage buitentemperaturen.16
Door de politie is [naam 5] , medewerker van [bedrijf 6] , gehoord als getuige. Hij heeft verklaard dat meerdere testen hebben plaatsgevonden van het [bedrijf 2] -systeem. De opstelling is door verdachte zelf aangesloten op de testlocatie. Met betrekking tot de testresultaten heeft [naam 5] verklaard dat deze zwaar beneden peil waren. Zo heeft hij verklaard: “Het kleine systeem is door ons getest. Er werd geclaimd dat het systeem zou verwarmen tot 85 graden. Bij het testen kwamen we echter niet hoger dan 45 tot 50 graden. Het apparaat maakte een pokke herrie. Het rendement was slechter dan een gemiddelde warmtepomp. Het apparaat voldeed niet aan de verwachtingen”. Er zijn meerdere testen gedaan waarbij een aantal aanpassingen waren aangebracht aan de testopstelling, maar de installatie voldeed nog steeds niet aan het benodigde resultaat, aldus [naam 5] . Volgens [naam 5] zat het systeem onder het kantelpunt voor het omschakelen op elektriciteit in plaats van gas. De door verdachte omschreven techniek waarbij gas twee keer door de compressor gevoerd zou worden en daardoor een hoog rendement zou opleveren is door [naam 5] als ‘ondenkbaar’ omschreven. Met het verbeteren van de besturing zou volgens hem nog maximaal een rendement van 10% extra kunnen worden behaald.17 Wanneer aan [naam 5] de testresultaten zoals die door [bedrijf 2] zijn gepresenteerd worden getoond, concludeert hij dat de genoemde COP-getallen en temperaturen niet in de meetresultaten van [bedrijf 6] te vinden zijn.18
Bij [stichting] , in een woning in Hoogezand, is door [bedrijf 2] ook een warmtepomp/gasloze cv-ketel geplaatst. Door [naam 6] is namens [stichting] verklaard dat deze warmtepomp niet goed werkte. De warmtepomp verbruikte volgens haar teveel stroom, maakte teveel lawaai en gaf geen warmte.19
Octrooi/patent
In het businessplan staat vermeld dat sprake is van een gepatenteerde uitvinding.20 Het dossier bevat ook het aan [bedrijf 7] op 29 mei 2020 verleende octrooi, waarbij vermeld staat dat verdachte de uitvinder is van dit product.21 [naam 7] , die als octrooigemachtigde een Europese octrooiaanvraag heeft verricht voor [bedrijf 7] , is door de politie gehoord als getuige over de octrooiaanvragen. Hij heeft daarbij verklaard dat bij een octrooiaanvraag uitsluitend de ingediende schriftelijke aanvraag wordt getoetst en of de uitvinding waarvoor octrooi wordt aangevraagd voldoet aan de eisen van nieuwheid, inventiviteit en industriële toepasbaarheid ten opzichte van reeds geregistreerde octrooien in Nederland en dat een octrooiaanvraag nooit werkelijk wordt getest of beoordeeld. Er heeft derhalve geen controle van een proefopstelling plaatsgevonden en alleen op grond van de octrooiaanvraag kan niet de werking van de uitvindingen worden beoordeeld.22
Verdachte heeft een bestaande warmtepomp gekocht in China. Deze in China gekochte warmtepompen zijn volgens medeverdachte [medeverdachte] rechtstreeks op het gebouw van [naam school] geplaatst zonder dat daar aanpassingen aan waren verricht. Wel zijn er door [medeverdachte] op verzoek van verdachte stickers van [bedrijf 2] over de originele stickers geplakt op zowel de geplaatste warmtepompen als de handleidingen. Aldus zijn de warmtepompen aan het publiek gepresenteerd als waren het producten geproduceerd door [bedrijf 2]23
Groep van betrokkenen
Meerdere personen hebben zich verbonden aan het project van [bedrijf 2] Zo hebben [naam 1] (voormalig CEO [bedrijf 12]) en [naam 2] (voormalig Rabobank medewerker en controller) meegeschreven aan het businessplan. Ook onder meer [naam 8]24 (voormalig advocaat en partner [advocatenkantoor] ), [naam 9]25 (voormalig manager bij [bedrijf 8] ), [naam 10]26 (vastgoedspecialist) en [naam 11]27 ( [bedrijf 9] ) hebben in meer of mindere mate een actieve rol gehad binnen het project van [bedrijf 2] Door [naam 3] is in zijn verhoor aangegeven dat het feit dat voornoemde personen bij het project betrokken waren de Rabobank vertrouwen heeft gegeven.28
Hoedanigheid verdachte
Verdachte heeft de titel ingenieur (ing.) gevoerd in onder meer het businessplan.29 Ter terechtzitting van 8 februari 2023 heeft verdachte verklaard dat hij deze titel ten onrechte heeft gevoerd. Daarnaast heeft verdachte tegenover meerdere mensen verklaringen afgelegd over zijn arbeidsverleden. Zo heeft hij tegenover [medeverdachte]30, [naam 2]31, [naam 12]32, [naam 9]33, [naam 13]34 en [naam 8]35 verklaard dat hij als directielid bij [bedrijf 10] of een onderaannemer van [bedrijf 10] heeft gewerkt en dat hij betrokken is geweest bij de bouw van de skihal in Dubai.
Door [naam 1] is verklaard dat hij zelf bij [bedrijf 10] heeft gewerkt en dat hij verdachte daar nooit is tegengekomen. Hij heeft ook verklaard onderzoek te hebben gedaan naar de rol van verdachte binnen [bedrijf 10] , maar hij heeft daar geen informatie over kunnen vinden.36 In het gesprek met de Rabobank op 2 juni 2020 heeft verdachte aangegeven dat hij als onderaannemer bij [bedrijf 10] heeft gewerkt van 1990 tot 2007 of 2010. Vanwege een non disclosure agreement kan hij daar verder geen mededelingen over doen.37 Uit het overzicht van het detentieloket van de Justitiële Informatiedienst volgt dat verdachte in de genoemde periode meerdere keren voor een langere periode gedetineerd is geweest.38 Verdachte heeft verklaard dat hij zijn werkzaamheden voor de onderaannemer van [bedrijf 10] vanuit de gevangenis heeft kunnen doen.39 De stelling dat verdachte betrokken is geweest bij de bouw van de skihal in Dubai heeft verdachte niet nader onderbouwd.
Bewogen tot afgifte van geld
Op 12 juli 2020 heeft de Rabobank aangifte gedaan van valsheid in geschrift, (poging) oplichting en witwassen tegen [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en haar bestuurders, te weten verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . In de aangifte stelt de Rabobank onder valse voorwendselen te zijn bewogen tot afgifte van een kredietovereenkomst ter hoogte van
€ 987.000,00 aan [bedrijf 2]40 De overeenkomst zakelijke financiering (kredietovereenkomst) is op 4 oktober 2019 ondertekend door verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en [naam 3] namens de Rabobank.41 Het zakelijk krediet is verstrekt op 8 oktober 2019.42
Door [naam 3] , destijds accountmanager bij de afdeling ‘groot zakelijk B’ van de Rabobank, is verklaard dat hij namens Rabobank de bevoegdheid had om deze kredietovereenkomst aan te gaan met [bedrijf 2] Hij heeft verklaard dat hij tot verstrekking van het krediet is overgegaan op basis van de inhoud van het businessplan. In het businessplan stond vermeld dat de kasstroom snel op gang zou komen, waardoor het vertrouwen bestond dat het krediet snel terugbetaald zou worden. Ook verklaarde [naam 3] dat hij vertrouwen had in de gasloze cv-ketel door de personen die betrokken waren bij [bedrijf 2] , de getoonde testopstelling en het afgegeven patent. Het businessplan, met daarin de profijtelijke businesscase, heeft hij echter als doorslaggevend document beschouwd voor de verstrekking van de financiering.43
Gebruik van het ontvangen krediet
Uit de rekeningmutaties blijkt dat in de periode 8 oktober 2019 tot en met 24 februari 2020 een bedrag van in totaal € 422.250,0044 is overgeboekt naar de persoonlijke holdings van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Medeverdachte [medeverdachte] heeft hierover verklaard dat het hierbij ging om een lening van € 75.000,00 en betalingen van ‘management fees’, deels met terugwerkende kracht.45 Door de Rabobank zijn vragen gesteld over de bestedingen die vanaf de bankrekening van de persoonlijke holding van verdachte zijn gedaan. Uit de beantwoording van die vragen blijkt dat verdachte dit geld onder andere heeft uitgegeven aan de aankoop, het opknappen/verbouwen en de inrichting van een recreatiewoning in Tynaarlo. Ook heeft hij dit geld besteed aan een fiets, auto, kleding/accessoires, gereedschap en (zakelijke) reizen.46 Door getuige [naam 10] is verklaar dat verdachte na het verstrekken van het krediet door de Rabobank onder andere een Breitling horloge, auto’s, een boot en een gouden hanger heeft gekocht.47 Ook getuige [naam 14] heeft verklaard dat verdachte gelijk nieuwe auto’s, een nieuw pak en nieuwe schoenen kocht. Dit terwijl het geld bedoeld was als investering voor hun uitvinding.48
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken.
Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebezigd, is bewogen tot de in artikel 326 lid 1 Sr bedoelde handeling, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In meer algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren enerzijds de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen, en anderzijds de persoonlijkheid van het slachtoffer, waarbij onder meer de leeftijd en de verstandelijke vermogens van het slachtoffer een rol kunnen spelen.
Overwegingen rechtbank
Verdachte heeft een valse hoedanigheid aangenomen door zich in woord en geschrift voor te doen als uitvinder en ingenieur (ing.). Van een daadwerkelijke uitvinding is geen sprake geweest, aangezien verdachte slechts bestaande warmtepompen uit China heeft aangeschaft via webwinkel Alibaba. Ook heeft hij verklaard dat hij voor een onderaannemer van [bedrijf 10] heeft gewerkt en dat hij betrokken is geweest van de skihal in Dubai. Verdachte heeft alleen erkend dat hij ten onrechte de titel ingenieur heeft gevoerd, maar de rechtbank concludeert dat ook voor het overige zijn verhaal over zijn arbeidsverleden niet op waarheid berust. De verklaring van verdachte dat hij vanuit detentie zijn werkzaamheden voor (een onderaannemer van) [bedrijf 10] heeft kunnen uitvoeren waarbij hij leiding gaf aan een groot aantal medewerkers is op geen enkele manier door verdachte aannemelijk gemaakt en naar het oordeel van de rechtbank ook zeer onwaarschijnlijk. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht voor een onderaannemer van [bedrijf 10] dan wel dat hij werkzaamheden heeft verricht voor de skihal in Dubai niet geloofwaardig, terwijl verdachte door het inroepen van deze onjuiste voorstelling van zaken wel vertrouwen heeft gewekt bij de Rabobank dat zij te maken hadden met een bonafide ervaren ondernemer en uitvinder met als doel daarvan misbruik te maken. Aan dit vertrouwen heeft tevens bijgedragen dat verdachte een groep van personen met een goede reputatie in het bedrijfsleven heeft bewogen om zich te verbinden aan de exploitatie van de gasloze cv-ketel en mee te schrijven aan het businessplan.
Naast een valse hoedanigheid heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank ook gebruik gemaakt van listige kunstgrepen door ten behoeve van de financieringsaanvraag een misleidend businessplan op te (laten) maken en aan de Rabobank toe te sturen. In dit businessplan is bovendien sprake geweest van een samenweefsel van verdichtsels, nu daarin meerdere leugens staan. Zo heeft verdachte ten onrechte aangevoerd dat sprake is geweest van een samenwerking met een Chinees bedrijf. Er is echter komen vast te staan dat van een dergelijke samenwerking in het geheel geen sprake is geweest. Verdachte heeft enkel via webwinkel Alibaba bestaande warmtepompen in China gekocht die hij zonder aanpassingen als eigen product heeft gepresenteerd aan (potentiële) klanten. Dat verdachte in China is geweest in verband met de ontwikkeling van de gasloze cv-ketel en daarvoor reis- en verblijfskosten heeft gemaakt, zoals staat vermeld in het businessplan, is dan ook in strijd met de waarheid.
Bovendien is in het businessplan een overzicht gegeven van overige gedane investeringen in de periode 2016 tot september 2019, terwijl ook deze investeringen feitelijk niet zijn gedaan. Verdachte heeft ook erkend dat het businessplan in zoverre misleidend is geweest.
Voorts is in het businessplan geclaimd dat de gasloze cv-ketel naar behoren functioneert en dat deze klaar zou zijn voor productie. Op basis van de hiervoor weergegeven verklaringen kan naar het oordeel van de rechtbank echter worden vastgesteld dat de gasloze cv-ketel nooit heeft gefunctioneerd zoals door verdachte werd voorgesteld. Zo was het energieverbruik veel te hoog, maakte de gasloze cv-ketel veel lawaai en werd ook niet altijd de beloofde warmte gehaald.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat van een revolutionaire uitvinding van een gasloze cvketel in het geheel geen sprake is geweest. Dat op een later moment een octrooi is afgegeven doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af, nu uit de verklaring van de octrooigemachtigde blijkt dat bij het verlenen van een octrooi niet gekeken wordt naar de daadwerkelijke werking van een product, maar slechts naar de nieuwheid, inventiviteit en industriële toepasbaarheid ten opzichte van reeds geregistreerde octrooien.
Het opstellen van het businessplan met alle onjuiste informatie had naar het oordeel van de rechtbank dan ook enkel tot doel om financiering te verkrijgen van de Rabobank en de aldus verkregen financiering deels zelf toe te eigenen. Wanneer in het businessplan de juiste informatie was opgenomen, was de Rabobank naar het oordeel van der rechtbank nooit tot afgifte van het financieringskrediet overgegaan.
Op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte door een samenweefsel van verdichtsels, listige kunstgrepen en het aannemen van een valse hoedanigheid bij de Rabobank een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen waardoor deze is bewogen tot de afgifte van een krediet ter hoogte van € 987.000,00.
Causaal verband
Door de verdediging is aangevoerd dat de Rabobank als professionele partij een onderzoeksplicht had en dat deze vereiste omzichtigheid aanleiding had moeten geven om een eventuele onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen. De rechtbank constateert dat de Rabobank op verschillende momenten controles heeft uitgevoerd naar de personen die betrokken zijn geweest bij [bedrijf 2] en naar de gepresenteerde businesscase in het businessplan. Wellicht hadden grondige controles en gedegen onderzoek de Rabobank tot de conclusie kunnen brengen dat zij werd misleid en had zij de onjuiste voorstelling dus kúnnen doorzien. Dat betekent echter ook niet dat de Rabobank deze onjuiste voorstelling van zaken ook had móeten doorzien. De oplichting heeft op een geraffineerde wijze heeft plaatsgevonden, waarbij bijvoorbeeld ook derden met een respectabel arbeidsverleden daarin werden meegetrokken, hetgeen bij de Rabobank ook vertrouwen heeft gewekt. Ook zijn daadwerkelijk pompen geleverd en gepresenteerd en is over de werking daarvan aan de Rabobank een leugen voorgehouden. Concrete aanknopingspunten om te twijfelen aan de inhoud van het businessplan waren er voor de Rabobank niet. De onderzoeksplicht van de Rabobank reikt dus niet zo ver dat zij in dit geval de onjuiste voorstelling van zaken had moeten doorzien. Het verweer slaagt niet.
Medeplegen
De betrokkenheid bij een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank oordeelt dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de rechtspersoon [bedrijf 2] bij de oplichting, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen met deze rechtspersoon bewezen.
De rechtbank acht niet bewezen dat anderen als medepleger betrokken zijn geweest bij de oplichting, ook niet medeverdachte- en bestuurder [medeverdachte] . In zijn geval kan niet worden vastgesteld dat hij wist dat er aan de Rabobank onjuistheden werden gepresenteerd.
Conclusie
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde medeplegen van oplichting.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Op 27 februari 2020 is door verdachte namens [bedrijf 2] een Request for Proposal ingediend bij de Rabobank. Deze Request for Proposal had tot doel een vervolgfinanciering van € 20.000.000,00 te realiseren. Hierin is aangegeven dat het [bedrijf 2] warmtesysteem ongeveer twee jaar zonder problemen draait en dat bij testen hoge watertemperaturen worden gehaald (tot 80 graden) bij buitentemperaturen van -25 graden. De Research and Development-afdeling wordt daarnaast omschreven als de belangrijkste afdeling van de onderneming en herhaald wordt dat [bedrijf 2] een productie- en ontwikkelpartner in China heeft. 49
Naar aanleiding van het Request for Proposal zijn aanvullende vragen gesteld door de Rabobank aan verdachte, onder andere met betrekking tot de certificering van de gasloze cv-ketel.50 Op 18 maart 2020 heeft verdachte vervolgens per e-mail een CE-certificaat aan de Rabobank overgelegd.51 Onderzoek CE-certificaat
Veel industriële productgroepen mogen uitsluitend worden verhandeld in de Europese Economische Ruimte (EER) als ze CE-markering hebben. CE-markering geeft aan dat het product voldoet aan wettelijke eisen op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu. Om de echtheid van het document te onderzoeken dat door verdachte aan Rabobank is verstrekt, zijn door de politie gegevens gevorderd van [bedrijf 11] . Op 1 september 2020 liet [bedrijf 11] per e-mail het volgende weten: “In navolging van de onderstaande e-mails zenden wij u bijgaand een kopie van het originele [bedrijf 4] document 'Verification of LVD Compliance' (…) die wij van onze collega's van [bedrijf 4] ( [bedrijf 4] ) hebben ontvangen. Onze collega's van [bedrijf 4] hebben aan ons bevestigd dat het document dat u ons per e-mail
d.d. 30 juli jongstleden toezond absoluut niet afkomstig is van [bedrijf 4] ; het document in kwestie betreft aldus een vervalst document.”
52
Door [naam 13] is verklaard dat hij in opdracht van verdachte het betreffende CE-certificaat op zodanige wijze heeft aangepast, dat het lijkt alsof [bedrijf 2] samen met het Chinese bedrijf [bedrijf 3] de betreffende warmtepompen heeft ontwikkeld en geproduceerd en dat voor warmtepompen van [bedrijf 2] CE-certificaten zijn verstrekt. De oorspronkelijke CE-certificaten waren echter verstrekt op naam van het Chinese bedrijf en de door hun ontwikkelde warmtepompen.53 [naam 9] heeft bevestigd dat [naam 13] op verzoek van verdachte het CE-certificaat heeft moeten aanpassen en dat dit CEcertificaat alleen bestemd was voor presentatiedoeleinden.54 Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij opdracht heeft gegeven tot het aanpassen van het CE-certificaat.
Vanwege twijfels bij de Rabobank over de besteding van het reeds verleende zakelijke krediet van € 987.000,00 is nader onderzoek gedaan door de afdeling compliance van de Rabobank. Dit onderzoek heeft in maart 2020 plaatsgevonden, waarbij ook nader onderzoek is gedaan naar de integriteit van verdachte. Nadat bleek dat het eerder verleende krediet grotendeels was besteed aan privé gerelateerde zaken en niet in de ontwikkeling van het product en verdachte weigerde antwoord te geven op vragen over zijn werkzame verleden en opleidingen is op 30 maart 2020 door Rabobank het vertrouwen in [bedrijf 2] en verdachte opgezegd en is het Request for Proposal niet verder in behandeling genomen.55
Overweging rechtbank
De rechtbank constateert dat het Request for Proposal voortborduurt op de inhoud van het businessplan. Zoals hiervoor reeds is overwogen is in het businessplan sprake geweest van onjuiste informatie met betrekking tot de testresultaten, het deugdelijk functioneren van de gasloze cv-ketel en de gemaakte en nog te maken kosten met betrekking tot de certificering, productie en het ontwikkelen van het product zodat de gestelde uitvinding op de markt kon worden gebracht. Ook de overige factoren zoals hiervoor besproken zijn van toepassing op het verzoek tot vervolgfinanciering, zoals het feit dat meerdere personen met een goede reputatie in het bedrijfsleven zich aan [bedrijf 2] hebben verbonden.
Bij het indienen van het Request for Proposal heeft verdachte daarnaast gebruik gemaakt van een vervalst CE-certificaat. Nadat door de Rabobank vragen waren gesteld omtrent de certificering van de producten van [bedrijf 2] is dit vervalste certificaat door verdachte toegezonden. Verdachte heeft daarmee doen willen geloven dat de CE-certificering reeds was geregeld, terwijl hier in feite helemaal geen sprake van is geweest. Uit niets blijkt dat verdachte enig voorbehoud heeft gemaakt bij het toezenden van het vervalste CE-certificaat aan de Rabobank. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank dit CE-certificaat dan ook willen gebruiken als ware dit echt en onvervalst. Op basis van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen kan voorts worden vastgesteld dat verdachte opdracht heeft gegeven tot het vervalsen van het CE-certificaat.
De financiering is uiteindelijk niet doorgegaan omdat de Rabobank na nader onderzoek het vertrouwen in [bedrijf 2] en verdachte heeft opgezegd. De reden hiervoor was onder meer gelegen in de wijze waarop het reeds verleende krediet was besteed. Gebleken was dat dit geld voor een overgroot deel niet is gebruikt voor de ontwikkeling van de gasloze cv-ketel. Het feit dat de Rabobank het vertrouwen heeft opgezegd in [bedrijf 2] en verdachte is een omstandigheid onafhankelijk van de wil van verdachte. Verdachte heeft geprobeerd op basis van een onjuiste voorstelling van zaken een vervolgfinanciering te krijgen, waardoor de rechtbank van oordeel is dat sprake is geweest van een poging tot oplichting van de Rabobank.
Zoals reeds overwogen bij het primair ten laste gelegde, is de rechtbank van oordeel dat ook hier sprake is van medeplegen samen met de rechtspersoon [bedrijf 2]
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde, zoals hierna opgenomen.