RECHTBANK
NOORD-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer / rekestnummer: 11428125 AR VERZ 24-86
Beschikking van 26 februari 2025
1. A. Elzer-Engelagevennoot van Zorgadviesburo ANEL, in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen en gelden van [onderbewindgestelde],
te Scheemda,
2. [onderbewindgestelde],
te [woonplaats],
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: de bewindvoerder respectievelijk [onderbewindgestelde],
gemachtigde: mr. S. Scheltinga,
Projektmontage B.V.,
statutair gevestigd te Roden (Dr), kantoorhoudende te Leek (Gn),
verwerende partij,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: Projektmontage,
gemachtigde: mr. G. Berghuis.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift met tegenverzoek;
- de producties;
- de mondelinge behandeling.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 januari 2025. Aan de zijde van de bewindvoerder zijn mr. S. Scheltinga en mr. D. Eggens verschenen. [onderbewindgestelde] is ook verschenen. Aan de zijde van Projektmontage zijn [algemeen-directeur] (algemeen-directeur) en [werknemer personeelszaken] (personeelszaken) verschenen, bijgestaan door mr. G. Berghuis. Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht, door [onderbewindgestelde] deels aan de hand van ingebrachte spreekaantekeningen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.3.
De beschikking is bepaald op vandaag.
2. De feiten
in het verzoek en het tegenverzoek
2.1.
Projektmontage exploiteert een bouwbedrijf.
2.2.
Sinds 11 januari 2021 is [onderbewindgestelde] op basis van een arbeidsovereenkomst (per 1 januari 2024 voor onbepaalde tijd) werkzaam bij Projektmontage in de functie van monteur, voor 38 uren per week met een (laatstelijk verdiend) brutoloon van € 2.701,75 per maand vermeerderd met prestatie- en vakantietoeslag. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Metaal en Techniek van toepassing.
2.3.
Het vermogen van [onderbewindgestelde] is bij beschikking van 5 maart 2024 onder bewind gesteld, met A. Elzer-Engelage, vennoot van Zorgadviesburo Anel, als bewindvoerder (hierna: de bewindvoerder). Projektmontage is van het bewind op de hoogte gesteld.
2.4.
Begin juni 2024 is Projektmontage voor wat betreft urenregistratie door haar monteurs overgestapt op de applicatie ‘Woub’. Tot dat moment registreerden monteurs hun reis- en werkuren in de applicatie ‘Teamleader’. In Woub houden monteurs zelf hun reis- en werkuren bij, alsook het gebruikte materiaal. In de toelichting moet de monteur aangegeven voor welke klus of project de uren zijn geschreven. Voorafgaand aan de ingebruikname van Woub heeft een training voor monteurs plaatsgevonden, waaronder voor [onderbewindgestelde].
2.5.
Op 19 juli 2024 heeft een gesprek tussen partijen plaatsgevonden over onder meer het registreren van uren door [onderbewindgestelde] in Woub. Bij brief 19 juli 2024 heeft Projektmontage [onderbewindgestelde] voor zover van belang het volgende geschreven over het registreren van uren in Woub door [onderbewindgestelde]:
“(…) Na controle van je uren die je hebt ingevuld in Woub, is gebleken dat je zeer regelmatig teveel uren invult ten opzichte van de uren van de ritstaat van Moving Intelligence. We hebben je hier meerdere keren persoonlijk door [algemeen-directeur] en [werknemer personeelszaken] op aangesproken, maar het aantal uur dat je registreert in Woub is niet correct – het is hoger dan de daadwerkelijk gemaakte uren.
Vanaf 1 januari tot en met 15 juli 2024 heb je ca. 75 uur teveel ingevuld. Dit zijn dus uren die NIET zijn gemaakt, maar WEL zijn geregistreerd. Deze 75 uur zullen we dan ook van je urensaldo aftrekken.
Bij deze ontvang je een officiële waarschuwing voor het teveel registreren van uren
.
We verwachten dat je vanaf vandaag, 19 juli, de uren beter en correcter zult invullen. (…)”.
2.6.
Van 31 juli 2024 tot 9 september 2024 is [onderbewindgestelde] niet werkzaam geweest. De eerste drie weken vanwege de bouwvakantie en daarna vanwege persoonlijke omstandigheden (het overlijden van zijn broer).
2.7.
Op 20 september 2024 is [onderbewindgestelde] door de gebeurtenissen in zijn privéleven op het werk in paniek geraakt, waarna hij na toestemming van [algemeen-directeur] naar huis is gegaan.
2.8.
Op 30 september 2024 is [onderbewindgestelde] door Projektmontage uitgenodigd voor een gesprek, met als aanleiding dat [onderbewindgestelde] zijn gereisde en gewerkte uren over de periode 9 september 2024 tot en met 26 september 2024 niet goed zou hebben geregistreerd in Woub. Tijdens dit gesprek heeft Projektmontage aan [onderbewindgestelde] medegedeeld dat zij de arbeidsovereenkomst per direct wenst te beëindigen. Tijdens dit gesprek is [onderbewindgestelde] voorts een voorstel gedaan omtrent een beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden door middel van een vaststellingsovereenkomst. Dit voorstel is door [onderbewindgestelde] aanvaard.
2.9.
Bij e-mail van 4 oktober 2024 heeft de bewindvoerder aan (de gemachtigde van) Projektmontage het volgende geschreven:
“(…) Omdat meneer (de kantonrechter: [onderbewindgestelde]) onder bewind staat is hij derhalve niet gemachtigd om dergelijke overeenkomsten zonder onze toestemming te tekenen. Ik wil u via deze weg dan ook laten weten dat wij niet akkoord gaan met de VSO en hem nietig verklaren.
Daarnaast wil ik meneer (de kantonrechter: [onderbewindgestelde]) via deze weg ziek melden. (…)”
2.10.
Op 16 oktober heeft (de gemachtigde van) Projektmontage het volgende geschreven aan de bewindvoerder:
“(…) In (…) (de kantonrechter: het gesprek van 30 september 2024) heeft Project Montage aangegeven dat zij er mee bekend is geworden dat [onderbewindgestelde] over de periode vanaf 9 september tot en met 26 september (alweer) 5,76 teveel uren heeft geregistreerd. Aangegeven is dat dit eerder is gebeurd en [onderbewindgestelde] hiervoor een officiële waarschuwing heeft gekregen (waarin is aangegeven dat als mocht blijken dat er geen verbetering komt, de ultieme consequentie ontslag op staande voet is).
Het gesprek was, mede omdat [onderbewindgestelde] geen (plausibele) verklaring kon geven voor zijn gedrag, voor Project Montage geen reden om het voorgenomen ontslag te heroverwegen. Omdat sprake is van fraude/valsheid in geschrifte en een gewaarschuwd mens voor twee telt, had Project Montage geen vertrouwen meer in [onderbewindgestelde] en een vruchtbare voortzetting van de arbeidsovereenkomst. Om die reden is [onderbewindgestelde] per 30 september jl. op staande voet ontslagen. (…).
Om haar moverende redenen is Project Montage vervolgens bereid geweest om [onderbewindgestelde] een vaststellingsovereenkomst aan te bieden waarmee de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd per 1 november 2024 onder toekenning van één bruto maandsalaris. [onderbewindgestelde] is hiermee akkoord gegaan en heeft de vaststellingsovereenkomst daartoe ondertekend.
Deze vaststellingsovereenkomst heeft u op 4 oktober jl. vernietigd, en dat betekent dat het op 30 september jl. gegeven ontslag op staande voet herleeft. Volledigheidshalve bevestig ik het ontslag op staande voet hierbij schriftelijk. (…)”.
2.11.
Bij brief van 29 oktober 2024 heeft (de gemachtigde van) [onderbewindgestelde] aan (de gemachtigde van) Projektmontage kort gezegd geschreven dat de vaststellingsovereenkomst niet is vernietigd, maar niet tot stand is gekomen en dat het gevolg hiervan is dat de arbeidsovereenkomst tussen Projektmontage en [onderbewindgestelde] onverminderd is doorgelopen.
2.12.
Deze procedure is ten slotte door de bewindvoerder/[onderbewindgestelde] begonnen.
3 Het (tegen)verzoek en het verweer
3.1.
De bewindvoerder/[onderbewindgestelde] verzoekt – zakelijk weergegeven – bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst, veroordeling van Projektmontage tot betaling van het achterstallige salaris aan [onderbewindgestelde] van € 5.835,78 over de maanden oktober en november 2024, veroordeling van Projektmontage tot betaling vanaf 1 december 2024 van het rechtsgeldige brutosalaris van [onderbewindgestelde], veroordeling van Projektmontage tot het verstrekken van correcte bruto/netto specificaties, veroordeling van Projektmontage om [onderbewindgestelde] op te roepen bij de bedrijfsarts, zulks op straffe van een dwangsom, veroordeling van Projektmontage om [onderbewindgestelde] weer toe te laten op de werkvloer, veroordeling van Projektmontage tot betaling van de eigen bijdrage van [onderbewindgestelde] van € 165,00 netto, het een en ander vermeerderd met emolumenten, de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 van het Burgerlijk Wetboek (BW), de wettelijke rente en de (proces)kosten.
3.2.
Projektmontage voert verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek.
3.3.
Projektmontage verzoekt – zakelijk weergegeven – veroordeling van de bewindvoerder/[onderbewindgestelde] tot betaling van een bedrag van € 2.033,06 bruto aan gefixeerde schadevergoeding, vermeerderd met rente en (proces)kosten.
3.4.
De bewindvoerder/[onderbewindgestelde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het tegenverzoek.
4 De beoordeling
Alleen de bewindvoerder is ontvankelijk
4.1.
Vaststaat dat (het vermogen van) [onderbewindgestelde] onder bewind staat, zodat hij de onderhavige procedure niet zelf kan voeren. Alleen de bewindvoerder kan dit doen, tenzij [onderbewindgestelde] hiervoor toestemming van de bewindvoerder (of de kantonrechter) heeft verkregen. Dit is niet gesteld of gebleken. De bewindvoerder vertegenwoordigt bij de vervulling van diens taak de rechthebbende ([onderbewindgestelde]) in en buiten rechte. Dit volgt uit de artikelen 1:438 en 1:441 BW. De kantonrechter zal [onderbewindgestelde] daarom niet-ontvankelijk verklaren in het verzoek. Aangezien ten aanzien van [onderbewindgestelde] geen andere proceshandelingen zijn verricht door Projektmontage dan zijn verricht ten aanzien van de bewindvoerder, zal er geen proceskostenveroordeling jegens hem plaatsvinden, in die zin dat de kantonrechter de proceskosten zal compenseren. Het (identieke) verzoek en verweer van de bewindvoerder zal de kantonrechter wel beoordelen.
het verzoek en het tegenverzoek
4.2.
Gelet op de nauwe verbondenheid van het verzoek en het tegenverzoek, zal de kantonrechter deze gezamenlijk behandelen. De kantonrechter zal eerst het ontslag op staande voet beoordelen. Daarna zal worden ingegaan op de overige verzoeken.
4.3.
Het gaat in deze zaak in de eerste plaats om de vraag of er een ontslag op staande voet is gegeven en zo ja, of het ontslag op staande voet moet worden vernietigd.
4.4.
Volgens Projektmontage heeft zij [onderbewindgestelde] rechtsgeldig op staande voet ontslagen. Van belang hierbij is volgens Projektmontage dat [onderbewindgestelde] frauduleus heeft gehandeld, dan wel dat sprake is van valsheid in geschrifte door meer uren in Woub te registreren dan dat hij daadwerkelijk heeft gewerkt. In dat kader heeft Projektmontage naar eigen zeggen [onderbewindgestelde] meerdere malen hierop aangesproken en uiteindelijk een officiële waarschuwing gestuurd op 19 juli 2024. Hieruit volgt volgens Projektmontage onder meer dat het voor [onderbewindgestelde] duidelijk is geweest dat een volgende frauduleuze/foutieve urenregistratie direct zou leiden tot een ontslag op staande voet. Het ontslag op staande voet is volgens Projektmontage niet ingetrokken, maar is slechts buiten toepassing gelaten onder de voorwaarde dat de arbeidsovereenkomst met een vaststellingsovereenkomst zou eindigen. Nu door tussenkomst van de bewindvoerder is gebleken dat niet is voldaan aan die voorwaarde, is het ontslag op staande voet in stand gebleven, aldus Projektmontage. De bewindvoerder is het hier niet mee eens en heeft zich op het standpunt gesteld dat het ontslag op staande voet is ingetrokken door Projektmontage door middel van het aanbieden van een vaststellingsovereenkomst, zodat deze ook niet is komen te herleven vanwege de rechtsongeldigheid van de vaststellingsovereenkomst. Voor zover het ontslag op staande voet wel in stand is gebleven, is volgens de bewindvoerder de onjuiste urenregistratie door [onderbewindgestelde] niet opzettelijk gebeurd en rechtvaardigt de minimale overschrijding na de officiële waarschuwing niet het op 30 september 2024 gegeven ontslag op staande voet. De kantonrechter overweegt als volgt.
Ontslag op staande voet in stand gebleven?
4.5.
Partijen twisten over het antwoord op de vraag of tijdens het gesprek van 30 september 2024 het gegeven ontslag op staande voet onvoorwaardelijk is ingetrokken of slechts onder de voorwaarde dat de arbeidsovereenkomst door middel van een vaststellingsovereenkomst zou eindigen. Partijen hebben ieder een eigen lezing van hetgeen tijdens dat gesprek besproken is en op grond van hetgeen nu bekend is, kan de kantonrechter niet vaststellen van welke lezing zou moeten worden uitgegaan. De kantonrechter ziet echter geen aanleiding ter zake bewijs op te dragen nu, ook als ervan uitgegaan moet worden dat het ontslag op staande voet onder voorwaarde van het sluiten van een vaststellingsovereenkomst is ingetrokken en bijgevolg dus in stand is gebleven, het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig tot stand is gekomen. De kantonrechter zal dat hieronder verder uitleggen.
Ontslag op staande voet rechtsgeldig gegeven?
4.6.
Indien ervan uitgegaan wordt dat het ontslag op staande voet in verband met het niet tot stand komen van een vaststellingsovereenkomst in stand is gebleven, geldt het volgende. In het algemeen geldt dat een ontslag op staande voet (opzegging wegens dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 lid 1 BW) een ingrijpende maatregel is, die alleen mag worden genomen wanneer voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer kan worden verlangd. Daarom worden strenge eisen gesteld aan de opzegging door de werkgever wegens dringende reden. Een ontslag op staande voet is slechts rechtsgeldig als 1) sprake is van een dringende reden, 2) de arbeidsovereenkomst daarom ‘onverwijld’ is opgezegd en 3) van die dringende reden ‘onverwijld mededeling’ is gedaan (de mededelingseis). De werkgever dient hierbij rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de werknemer.
4.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter wordt reeds niet voldaan aan het eerste vereiste dat sprake moet zijn van een dringende reden.
4.8.
De kantonrechter overweegt daartoe dat vast staat dat [onderbewindgestelde] in juni en juli 2024 meerdere malen op zijn onjuiste urenregistratie in Woub is aangesproken door Projektmontage. Ook staat vast dat [onderbewindgestelde] op 19 juli 2024 een officiële waarschuwing heeft ontvangen van Projektmontage vanwege 75 teveel geschreven uren in Woub. De kantonrechter is van oordeel dat dit een substantieel aantal uren is en dat dit een (officiële) waarschuwing rechtvaardigt, zodat van [onderbewindgestelde] verwacht mocht worden dat hij verbetering zou laten zien in zijn urenregistratie. Dat Projektmontage [onderbewindgestelde] op 19 juli 2024 ook heeft aangezegd dat een herhaalde onjuiste urenregistratie zou leiden tot ontslag op staande voet, betwist [onderbewindgestelde] en blijkt in ieder geval niet uit de overgelegde schriftelijke waarschuwing. Wat daar ook van zij, voor [onderbewindgestelde] moet in ieder geval duidelijk zijn geweest dat hij zijn uren nauwkeurig moest registreren. Desondanks heeft [onderbewindgestelde] opnieuw zijn urenregistratie onjuist verricht in de periode van 9 tot en met 25 september 2024. Partijen verschillen van mening over het exacte te veel geregistreerde urenaantal (1 uur versus 5,67 uren), maar vaststaat dat het in ieder geval niet meer dan 5,67 uren zijn geweest.
4.9.
Zeker nu [onderbewindgestelde] al gewaarschuwd was ter zake, kan [onderbewindgestelde] hiervan een verwijt worden gemaakt. De kantonrechter is echter van oordeel dat er ook rekening moet worden gehouden met de omstandigheden waaronder deze laatste onjuiste urenregistratie heeft plaatsgevonden. Niet ter discussie staat immers dat het functioneren van [onderbewindgestelde] in de periode van 9 tot en met 25 september 2024 is beïnvloed door het overlijden van zijn broer (en de omstandigheden waaronder). Vanwege deze persoonlijke omstandigheden heeft [onderbewindgestelde] aansluitend op zijn vakantie in augustus (de bouwvakantie) nog een aantal weken extra verlof genomen. De bewindvoerder heeft in dat kader gewezen op de weerslag die deze persoonlijke omstandigheden hebben (gehad) op [onderbewindgestelde] en de impact op onder meer zijn nauwkeurigheid. Dit is ook niet zozeer door Projektmontage bestreden. Dat de onjuiste urenregistratie opzettelijk is verricht door [onderbewindgestelde], hetgeen nadrukkelijk door de bewindvoerder is betwist, is niet aannemelijk geworden. Gelet op de persoonlijke situatie waarin [onderbewindgestelde] zich in september 2024 bevond en de (zeer) geringe omvang van de onjuiste urenregistratie, is de kantonrechter van oordeel dat deze onjuiste urenregistratie (van in ieder geval niet meer dan 5,67 uren) [onderbewindgestelde] beperkt valt te verwijten en in ieder geval geen dringende reden voor een ontslag op staande voet oplevert. Hoewel Projektmontage in beginsel streng mag toezien op correcte urenregistratie, had naar het oordeel van de kantonrechter van Projektmontage in de gegeven omstandigheden mogen worden verwacht een minder verstrekkende maatregel te overwegen, zoals een laatste waarschuwing en/of tijdelijke supervisie bij de urenregistratie. Dit geldt te meer nu [onderbewindgestelde] onder bewind staat en Projektmontage bekend is met de financiële situatie van [onderbewindgestelde] alsmede met de omstandigheid dat [onderbewindgestelde] een gezin met minderjarige kinderen heeft. Indien er dus al sprake is van een ontslag op staande voet die in stand is gebleven, dan had Projektmontage vanwege het ontbreken van een dringende reden daartoe niet mogen overgaan. Bij deze stand van zaken zal de kantonrechter verder in het midden laten of aan de overige vereisten die aan een ontslag op staande voet worden gesteld is voldaan.
4.10.
Het tegenverzoek van Projektmontage over de gefixeerde schadevergoeding wegens het ontslag op staande voet strandt daarom ook en zal worden afgewezen, zodat dit geen bespreking behoeft.
4.11.
Gelet op het voorgaande zal de verzochte vernietiging van het ontslag van 30 september 2024 worden toegewezen. De door de bewindvoerder verzochte veroordeling van Projektmontage tot betaling van het achterstallige salaris van € 5.835,78 (inclusief vakantietoeslag) over de maanden oktober en november 2024 is eveneens toewijsbaar. Ditzelfde geldt voor het verzoek met betrekking tot het maandsalaris met emolumenten van [onderbewindgestelde] vanaf 1 december 2024. Dit geldt ook voor de (daarover) verzochte wettelijke rente en wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:265 BW, zij het dat de kantonrechter aanleiding ziet om de verzochte wettelijke verhoging te matigen tot een maximum van 20% omdat Projektmontage aanvankelijk in de onjuiste veronderstelling verkeerde dat de arbeidsovereenkomst door de beëindigingsovereenkomst was geëindigd. Het verzoek ter zake het toezenden van deugdelijke specificaties van de loonbetalingen wordt ook toegewezen, evenals het verzoek Projektmontage te verplichten om [onderbewindgestelde] op te roepen bij de bedrijfsarts voor een actueel oordeel. Wel ziet de kantonrechter aanleiding de in het kader van het bedrijfsartsbezoek verzochte dwangsommen te matigen en een maximum daaraan te verbinden, zoals hierna in de beslissing is vermeld. Ook zal de kantonrechter het verzoek strekkende tot toelating van [onderbewindgestelde] op de werkvloer toewijzen zoals is verzocht.
4.12.
De door de bewindvoerder verzochte kostenvergoeding van € 165,00 netto in het kader van door [onderbewindgestelde] genoten juridische bijstand, zal echter worden afgewezen. Dit zijn geen 6:96 BW-kosten zoals de bewindvoerder heeft gesteld, maar kosten waarvoor de artikel 237 tot en met 240 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een vergoeding plegen in te sluiten (aangezien het tot een rechterlijke procedure is gekomen). Daarbij is niet doorslaggevend of de kosten zijn verdisconteerd in een kostenveroordeling, maar of deze daarin zouden kunnen zijn meegenomen (artikel 241 Rv). Daarvan is naar het oordeel van de kantonrechter sprake.
4.13.
Projektmontage zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld (zowel in het verzoek als in het tegenverzoek) zoals hierna in de beslissing is vermeld. De daarbij gevorderde (en toewijsbare) nakosten zullen niet apart worden opgenomen in de beslissing, omdat de proceskostenveroordeling al een executoriale titel voor de nakosten oplevert.1 De proceskosten aan de zijde van de bewindvoerder worden in het verzoek begroot op een bedrag van:
totaal: € 630,00
4.14.
Aangezien het tegenverzoek (grotendeels) voortvloeit uit het verweer van Projektmontage tegen het verzoek van [onderbewindgestelde], wordt het salaris gemachtigde aan de zijde van de bewindvoerder op de helft van de punten begroot, zijnde (0.5 x € 543,00) € 271,50.
5 De beslissing
5.1.
verklaart [onderbewindgestelde] niet-ontvankelijk;
5.2.
vernietigt de opzegging van de arbeidsovereenkomst van 30 september 2024;
5.3.
veroordeelt Projektmontage tot betaling van het achterstallige salaris van [onderbewindgestelde] aan de bewindvoerder, te weten een bedrag ter hoogte van € 5.835,78 (inclusief vakantietoeslag) over de maanden oktober en november 2024, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag van de volledige voldoening, alsmede vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 20%;
5.4.
veroordeelt Projektmontage vanaf 1 december 2024 het rechtsgeldige salaris van [onderbewindgestelde] aan de bewindvoerder te betalen van € 2.701,75 bruto per maand, te vermeerderen met vakantiegeld en toeslagen, iedere salarisuitbetaling uiterlijk te voldoen op de laatste dag van de desbetreffende betalingstermijn, een en ander totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig tot een einde zou komen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 20% en de wettelijke rente vanaf het opeisbaar worden van iedere salaristermijn;
5.5.
veroordeelt Projektmontage tot verstrekking van correcte bruto/netto specificaties van de betalingen onder ad 5.2. en 5.3.;
5.6.
verplicht Projektmontage om [onderbewindgestelde] op te roepen bij de bedrijfsarts voor een actueel oordeel, zulks op straffe van een dwangsom ingeval Projektmontage ook na betekening van deze beschikking in gebreke mocht blijven hieraan te voldoen, met een bedrag van € 250,00 per dag(deel) en met een maximum van € 5.000,00;
5.7.
verplicht Projektmontage om [onderbewindgestelde] weer toe te laten op de werkvloer, mits dit blijkt uit het oordeel onder ad 5.5. omtrent de medische belastbaarheid van [onderbewindgestelde];
5.8.
veroordeelt Projektmontage in de proceskosten, aan de zijde van de bewindvoerder begroot op een bedrag van € 630,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als niet tijdig aan de veroordeling wordt voldaan en de beschikking daarna wordt betekend;
5.9.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
compenseert de proceskosten voor zover het verzoek door [onderbewindgestelde] is ingediend, zodat [onderbewindgestelde] en Projektmontage wat dat betreft de eigen kosten dragen;
5.11.
wijst het meer of anders verzochte af;
5.12.
wijst het (tegen)verzoek af;
5.13.
veroordeelt Projektmontage in de proceskosten, aan de zijde van de bewindvoerder begroot op een bedrag van € 271,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als niet tijdig aan de veroordeling wordt voldaan en de beschikking daarna wordt betekend;
5.14.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Haisma en in het openbaar uitgesproken op
26 februari 2025.