Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNNE:2025:856

Rechtbank Noord-Nederland
26-02-2025
07-03-2025
11499047 \ VV EXPL 25-4
Civiel recht
Kort geding

: Kort geding. Overgang van onderneming artikel 7:662 BW. Overname van personeel en cliënten na beëindigen Wmo-contract door gemeenten.

Rechtspraak.nl
VAAN-AR-Updates.nl 2025-0299
AR-Updates.nl 2025-0299
Sdu Nieuws Arbeidsrecht 2025/100

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Assen

Zaaknummer: 11499047 \ VV EXPL 25-4

Vonnis in kort geding van 26 februari 2025

in de zaak van

[eiseres] ,

te [woonplaats] ,

eisende partij,

hierna te noemen: [eiseres] ,

gemachtigde: mr. M. Lui,

tegen

ARCKIN B.V.,

te Meppel,

gedaagde partij,

hierna te noemen: Arckin,

gemachtigde: mr. R. Nijdam.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 28 januari 2025 met daarbij 17 producties;

- de e-mail met een aanvullende productie 18 aan de zijde van [eiseres] , door de griffie ontvangen op 5 februari 2025;

- de e-mail met daarin 8 producties aan de zijde van Arckin, door de griffie ontvangen op
10 februari 2025;
- de mondelinge behandeling van 12 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de spreekaantekeningen aan de zijde van Arckin.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2 De feiten

2.1.

[eiseres] is op 23 februari 2015 in dienst getreden bij Chalcedoonzorg Zorg B.V. (hierna: Chalcedoonzorg) in de functie van huishoudelijke hulp voor 65 uren per periode, met een laatstverdiend loon van € 671,26 bruto per maand, vermeerderd met 8% vakantiegeld en 8% eindejaarsuitkering. [eiseres] heeft zich op 26 januari 2023 ziekgemeld en is op dit moment nog steeds ziek.

2.2.

Chalcedoonzorg bestond uit twee onderdelen; een huishoudelijke tak en een zorg verlenende tak. [eiseres] was werkzaam in de huishoudelijke tak. Chalcedoonzorg verleende huishoudelijke hulp aan ongeveer 280 huishoudens in met name de gemeenten Assen en Midden-Drenthe. De eigenaresse van Chalcedoonzorg was mevrouw [naam 1] .

2.3.

Tussen een vijftal gemeenten (Aa en Hunze, Assen, Midden-Drenthe, Noordenveld en Tynaarlo) bestaat een samenwerkingsverband, genaamd NMD-samenwerking, dat verantwoordelijk is voor de inkoop van de huishoudelijke ondersteuning vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Zij hebben per 1 januari 2024 vijftien zorgaanbieders gecontracteerd voor de Wmo-zorg, waaronder Arckin. Chalcedoonzorg is niet langer gecontracteerd omdat Chalcedoonzorg niet aan de gestelde eisen voldeed. Het was Chalcedoonzorg toegestaan om haar werkzaamheden voort te zetten tot 1 juli 2024.

2.4.

Op 31 mei 2024 stuurde NMD-samenwerking een brief naar de vijftien gecontracteerde zorgaanbieders, waarin onder meer het volgende stond vermeld:

Er is NMD-samenwerking veel aan gelegen om de continuïteit te waarborgen en de beste oplossing te bereiken voor de cliënten en medewerkers van Chalcedoonzorgzorg. In onze ogen is de beste oplossing er één die vanuit de markt wordt geïnitieerd en waarbij alle cliënten in zorg én alle medewerkers in één keer overgaan naar een opvolgende organisatie. Als NMD-samenwerking zijn wij geen partij in dit proces maar volgen wij dit nauwgezet.

(…)

Zoals hierboven aangegeven is er nog geen definitieve overnameafspraak gemaakt. Het scenario is dus reëel dat NMD-samenwerking op basis van zorgcontinuïteit en rechtmatigheid op korte termijn moet besluiten om de cliënten van Chalcedoonzorgzorg te verdelen over de door NMD-samenwerking gecontracteerde partijen voor huishoudelijke ondersteuning. Medio juni zal hiervoor een afspraak worden gepland met alle gecontracteerde partijen.

Wij kijken uit naar een constructief overleg met alle partijen om een eventuele verdeling en overgang van cliënten en medewerkers zo goed mogelijk te laten verlopen.”

2.5.

Op 17 juni 2024 heeft Arckin een e-mail gestuurd aan NMD-samenwerking, waarin het volgende is vermeld:

Na overleg met [naam 1] is overeengekomen dat voor alle cliënten die huishoudelijke ondersteuning ontvangen op basis van indicaties afgegeven door de samenwerkende gemeenten NMD, de combinatie cliënt en medewerker kan blijven bestaan. De betreffende medewerkers treden in dienst / krijgen het aanbod om bij Arckin in dienst te treden per 01 juli 2024. Arckin / Chalcedoon willen de betreffende medewerkers deze week (week 25) inlichten tijdens een bijeenkomst. We vinden het belangrijk om eerst de medewerkers op de hoogte te brengen.

Ons voorstel is om volgende week (week 26) een gezamenlijke brief (Gemeente / Chalcedoon / Arckin) naar de cliënten te sturen met deze informatie. (…)”

2.6.

Op 20 juni 2024 heeft de gemeente Assen een brief gestuurd naar cliënten van Chalcedoonzorg met als onderwerp “Overname huishoudelijke ondersteuning door Arckin”, waarin onder meer het volgende is vermeld:

Vanaf 1 juli 2024 neemt zorgaanbieder Arckin de huishoudelijke ondersteuning van Chacedoonzorg over. Dit betekent dat u per 1 juli huishoudelijk ondersteuning ontvangt van Arckin. (…)

Alle medewerkers van Chalcedoonzorgzorg die huishoudelijke ondersteuning bieden, krijgen de mogelijkheid om bij Arckin te gaan werken onder dezelfde voorwaarden. De verwachting is dat de meeste medewerkers ervoor kiezen om bij Arckin te gaan werken, waardoor u waarschijnlijk dezelfde medewerker behoudt. We streven ernaar om de ondersteuning zoveel mogelijk door uw vertrouwde medewerker voort te zetten.

Als u niet wilt dat Arckin uw huishoudelijke ondersteuning overneemt, kunt u voor een andere zorgaanbieder kiezen. Houd er rekening mee dat de wachttijd voor ondersteuning bij een andere aanbieder langer kan zijn, vanwege het personeelstekort in de zorgsector.

De gemeente, Chalcedoonzorgzorg en Arckin zetten zich in om de overgang voorspoedig te laten verlopen (…).”

2.7.

Chalcedoonzorg heeft op het personeelsportaal de volgende mededeling gedaan:

Bij deze kan ik jullie verheugd mededelen dat per 1 juli 2024, collega Arckin uit Meppel de organisatie is die de huishoudelijke cliënten van Chalcedoonzorgzorg

overneemt en waar jullie als medewerkers jullie werkzaamheden mogen voortzetten.

Persoonlijk zal ik zorgdragen dat volgende week jullie salaris, het laatste deel van de eindejaarsuitkering en het vakantie geld 2024 aan jullie wordt overgemaakt.

Daarna is er nog 1 maand dat Chalcedoonzorgzorg jullie salaris betaalt

Vanaf 1 juli betaald Arckin jullie salaris.

(…)

Aanstaande donderdag is er om 19.30 uur een bijeenkomst in Norg bij Café Zwaneveld voor de huishoudelijke medewerkers.

(…)

De medewerkers die langdurig in de ziektewet zitten gaan we apart inlichten.

(…)

Natuurlijk doet het pijn om dit deel van het bedrijf los te laten, maar ik weet zeker dat Arckin een goede vervanger voor de huishoudelijke zorg van Chalcedoonzorgzorg is. Alles blijft vooreerst zoals het is. [naam 2] blijft de HH regelen vanuit Smilde en ik zal haar blijven bijstaan.”

2.8.

Op 30 juli 2024 heeft Arckin een Whatsapp-groep aangemaakt, genaamd “Chalcedoonzorg > Arckin”, waarin zij de medewerkers huishoudelijke hulp van Chalcedoonzorg heeft toegevoegd en heeft welkom geheten in het team. Eén van de medewerkers heeft in de Whatsapp-groep gevraagd wanneer er een nieuw contract volgt. Hierop heeft Arckin als volgt gereageerd:

De afspraak luidt, dat alle medewerkers werkzaam in de HH ondersteuning met de cliënten meeverhuizen van Chalcedoonzorg naar Arckin. Hierop zijn 2 uitzonderingen gemaakt.

a: Medewerkers met een actief ziektedossier bij de arbo arts blijven bij Chalcedoonzorg.

b: Medewerkers die niet willen meeverhuizen zijn niet verplicht mee te verhuizen.

Een nieuw contract is juridisch gezien niet nodig. De CAO VVT blijft onverkort van toepassing. De bestaande afspraken blijven geldig. Indien iemand toch een contract met Arckin logo wil, gaan we dat regelen.”

2.9.

Bij vonnis van 6 augustus 2024 heeft deze rechtbank Chalcedoonzorg in staat van faillissement verklaard. De curator heeft [eiseres] per brief van 9 augustus 2024 geïnformeerd dat haar arbeidsovereenkomst per 20 september 2024 wordt beëindigd. Naar aanleiding daarvan heeft [eiseres] een faillissementsuitkering aangevraagd bij het UWV. Die aanvraag heeft het UWV per beslissing van 30 oktober 2024 afgewezen. Volgens het UWV heeft Arckin de huishoudelijke tak van Chalcedoonzorg overgenomen voordat Chalcedoonzorg failliet is gegaan, zodat [eiseres] vanaf 1 juli 2024 in dienst is getreden van Arckin.

2.10.

Nadat de medewerkers huishoudelijke hulp op de hoogte raakten van het faillissement van Chalcedoonzorg, hebben meerdere medewerkers in de Whatsapp-groep gevraagd om een nieuw contract van Arckin omdat het UWV zou hebben gezegd dat het anders niet mogelijk was om een aanvraag voor achterstallig loon in te dienen. Arckin heeft op 12 augustus 2024 het volgende bericht in de Whatsapp-groep geplaatst:

De loonstroken geven ook een bepaalde weerspiegeling van de contractuele

afspraken. Misschien een idee om eerst eens te vragen bij het UWV of het ook goed is wanneer je de loonstrook van je (Nieuwe) werkgever aanlevert?

De laatste overname van personeel die we hebben gedaan was namelijk een nieuw

contract juridisch gezien niet nodig zoals ook in mijn berichtje van 31 07 2024 jl. terug te vinden is.

Als wij wel voor alle 50 nieuwe collega’s nieuwe contracten op moeten maken kan

het zijn dat, dat volgende week pas ergens klaar is, en ik zou begrijpen dat

jullie zsm wat aan willen leveren bij het UWV.”

2.11.

Per brief van 7 november 2024 heeft de gemachtigde van [eiseres] Arckin aangeschreven om het achterstallig salaris van [eiseres] uit te betalen en een bedrijfsarts in te schakelen, zodat [eiseres] haar re-integratie kan hervatten. In de brief is het standpunt ingenomen dat sprake is van overgang van onderneming. Arckin heeft per brief van
12 november 2024 betwist dat sprake is van overgang van onderneming.

2.12.

[eiseres] is inmiddels opgeroepen door de verzekeringsarts van het UWV in het kader van de door haar aangevraagde WIA-uitkering.

3 Het geschil

3.1.

[eiseres] vordert - samengevat - veroordeling van Arckin tot betaling van (achterstallig) loon vanaf juni 2024, afgifte van loonspecificaties, aanmelding bij het pensioenfonds, afdracht van achterstallige pensioenpremies, alsmede veroordeling van Arckin in de proceskosten. Aan deze vorderingen legt [eiseres] ten grondslag dat zij in dienst is getreden bij Arckin. De overgang van de huishoudelijke tak van Chalcedoonzorg naar Arckin per 1 juli 2024 dient te worden beschouwd als overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 BW.

3.2.

Arckin concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] . Arckin stelt zich op het standpunt dat onderhavig geschil zich niet leent voor behandeling in een kort geding procedure. Daarnaast betwist Arckin dat sprake is van overgang van onderneming. Begin 2024 heeft Arckin gesprekken met Chalcedoonzorg gevoerd over een mogelijke overname, maar dit bleek onhaalbaar te zijn. Aangezien er geen sprake is van overgang van onderneming, is [eiseres] niet bij Arckin in dienst getreden. Arckin heeft Chalcedoonzorg niet willen overnemen en heeft ook het contract met de NMD-samenwerking niet overgenomen. Arckin was zelf al jaren gecontracteerd. Arckin heeft er slechts voor zorggedragen dat de combinatie van client en hulpverlener vanaf 1 juli 2024 kon worden voortgezet in de zin van artikel 6.2.5 Wmo. Als gevolg daarvan zijn 38 medewerkers huishoudelijke hulp van Chalcedoonzorg bij haar in dienst getreden.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

Vooropgesteld

4.1.

Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom beoordelen of [eiseres] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de kantonrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.

4.2.

De kantonrechter is allereerst van oordeel dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij onderhavige procedure, nu zij vanaf 1 juni 2024 geen inkomsten meer ontvangt.

4.3.

Arckin heeft zich op het standpunt gesteld dat onderhavig geschil zich niet leent voor beoordeling in kort geding omdat de vraag of sprake is van overgang van onderneming juridisch complex is en een inhoudelijke toetsing vergt. Daarnaast zou toewijzing van de vorderingen van [eiseres] volgens Arckin leiden tot een constitutief vonnis. De kantonrechter volgt Arckin hierin niet. Uit de jurisprudentie volgt dat de vraag of sprake is van overgang van onderneming veelvuldig wordt beantwoord in kort geding procedures (zie bijvoorbeeld 31 augustus 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:8352). In een kort geding procedure moet worden beoordeeld of aannemelijk is dat de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen. Dit betekent dat als aannemelijk is dat een overgang van onderneming heeft plaatsgevonden, de kantonrechter daarop vooruit mag lopen. Een veroordeling tot de daaruit voortvloeiende vorderingen (waaronder betaling van achterstallig salaris) gaat het kader van een ordemaatregel dan niet te buiten. De hierna te geven beoordeling is dus van voorlopige aard. De uiteindelijke rechtsverhouding van partijen moet in een bodemprocedure worden vastgesteld.

4.4.

Verder heeft Arckin nog aangevoerd dat zij in deze kort geding procedure onvoldoende in staat is om te bewijzen en toe te kunnen lichten waarom geen sprake is van een overgang van onderneming, maar zij heeft dit onvoldoende onderbouwd. Onduidelijk is wat Arckin meer of anders had kunnen of willen doen in een bodemprocedure. Naar het oordeel van de kantonrechter is de vraag of sprake is van overgang van onderneming, gelet op het verhandelde ter zitting en de door beide partijen overgelegde stukken, in onderhavige procedure te beantwoorden.

4.5.

Tot slot heeft Arckin aangevoerd dat het geschil zich niet leent voor een kort geding procedure omdat de negatieve consequenties bij toewijzing van de vorderingen voor haar zwaarder wegen dan een afwijzing voor [eiseres] , maar dit heeft zij niet onderbouwd en daarvan is de kantonrechter ook niet gebleken. De belangen van [eiseres] bij een voorlopige voorziening zijn groot, nu zij al vanaf juni 2024 is verstoken van inkomsten en Arckin zich niet gehouden voelt om de loonbetalingen van Chalcedoonzorg voort te zetten.

Overgang van onderneming

4.6.

Voordat wordt toegekomen aan de vorderingen van [eiseres] , dient eerst te worden beoordeeld of sprake is van een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 BW en of [eiseres] als gevolg daarvan, met ingang van 1 juli 2024, van rechtswege bij Arckin in dienst is getreden. Partijen verschillen daarover van mening. Bij de beoordeling van dit geschil zijn de artikelen 7:662 e.v. BW van belang. Deze artikelen strekken ter uitvoering van de Europese Richtlijn 2001/23/EG inzake de onderlinge aanpassing van wetgevingen van lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan (hierna: de Richtlijn). De Richtlijn heeft ten doel werknemers bij verandering van een ondernemer te beschermen en in het bijzonder het behoud van hun rechten veilig te stellen. Van een overgang van onderneming is sprake als wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden uit artikel 7:662 BW:

  1. Er is sprake van een duurzame economische eenheid;

  2. die overgaat ten gevolge van een overeenkomst, fusie of splitsing;

  3. en daarbij haar identiteit behoudt.

Duurzame economische eenheid

4.7.

Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna HvJ) verwijst het begrip ‘eenheid’ naar een georganiseerd geheel van personen en elementen, waarmee een economische activiteit met een eigen doelstelling kan worden uitgeoefend (HvJ 11 maart 1997, ECLI:EU:C:1997:141 (Süzen)). Dit ‘georganiseerd geheel van personen en elementen’ wordt door het HvJ ook wel als ‘productiefactoren’ aangeduid. Een dergelijke eenheid moet voldoende gestructureerd en autonoom zijn, maar behoeft niet noodzakelijkerwijs materiële en immateriële activa van betekenis te omvatten. In sommige sectoren, zoals de schoonmaaksector, is er veelal slechts een minimum aan activa en zijn arbeidskrachten de voornaamste factor. Een georganiseerd geheel van werknemers die speciaal en duurzaam met een gemeenschappelijke taak zijn belast, kan derhalve, wanneer er geen andere productiefactoren zijn, als economische eenheid worden aangemerkt (HvJ 10 december 1998, ECLI:EU:C:1998:594 (Hernández Vidal)).

4.8.

In dat kader overweegt de kantonrechter als volgt. [eiseres] was werkzaam in de huishoudelijke tak van Chalcedoonzorg. Dit betrof een zelfstandig bedrijfsonderdeel, waarbij de medewerkers allen huishoudelijke hulp verrichtten. Naar het oordeel van de kantonrechter kan dit worden beschouwt als een activiteit waarbij de arbeidskrachten de voornaamste factor zijn. Er is sprake van een georganiseerd geheel van medewerkers die speciaal en duurzaam zijn belast met een gemeenschappelijk taak, namelijk het verlenen van hulp in de huishouding. Dat er verder geen overige productiefactoren aanwezig zijn, is hierbij niet relevant, gelet op voornoemde jurisprudentie. Naar het oordeel van de kantonrechter kan deze groep medewerkers worden aangemerkt als duurzame economische eenheid.

4.9.

Arckin stelt, onder verwijzing naar het Ellinika Nafpigeia-arrest (HvJ 13 juni 2019, ECLI:EU:C:2019:496), dat een onderneming ophoudt een economische eenheid met identiteitsbehoud te zijn, als zij geen functionele autonomie meer heeft. Volgens Arckin was dat per 1 januari 2024 het geval bij Chalcedoonzorg omdat Chalcedoonzorg vanaf die datum geen huishoudelijke hulp meer kon en mocht leveren wegens het ontbreken van een contract met de gemeenten. De kantonrechter volgt dat standpunt niet. Het vereiste dat de economische eenheid over een voldoende “functionele autonomie” beschikt, houdt in dat zij - kort gezegd - een bepaalde vrijheid heeft in de organisatie en de uitvoering van haar taken, zonder rechtstreekse tussenkomst van andere organisatiestructuren van de werkgever (HvJ

6 maart 2014, ECLI:EU:C:2014:124 (Amatori)). Het enkele feit dat Chalcedoonzorg op
1 januari 2024 geen contract met de NMD-samenwerking meer had, doet op zichzelf aan voornoemde functionele autonomie niets af, nog los van het feit dat het Chalcedoonzorg, bij wijze van overgangsperiode, was toegestaan om de huishoudelijke hulp tot 1 juli 2024 voor de NMD-samenwerking te blijven verrichten.

Overgang en identiteitsbehoud

4.10.

Niet in geschil is dat in onderhavige zaak geen sprake is van een fusie of splitsing. Verder kan vastgesteld worden dat een op schrift gestelde overeenkomst tussen Chalcedoonzorg en Arckin ontbreekt. Het HvJ legt het overeenkomstvereiste echter ruim uit teneinde het doel van de Richtlijn, te weten bescherming van de werknemers bij overdracht van hun onderneming, tot zijn recht te doen komen (HvJ 19 mei 1992, ECLI:XX:1992:AD1667 (Redmond)). Een overgang kan ook in twee fasen geschieden, bijvoorbeeld door beëindiging van een concessie, waarna de opdrachtgever de overeenkomst aan een andere partij gunt (HvJ 7 maart 1996, ECLI:NL:XX:1996:AB9707 (Merckx/Ford) en vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 9 februari 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:906).

4.11.

Daarnaast volgt uit de jurisprudentie van het HvJ dat voor het antwoord op de vraag of sprake is van een overgang in de zin van de Richtlijn, beslissend is of de identiteit van het bedrijf bewaard blijft. Met het oog daarop dient te worden onderzocht of het gaat om de vervreemding van een lopend bedrijf, hetgeen met name kan blijken uit het feit dat de exploitatie ervan in feite door de nieuwe ondernemer wordt voortgezet of hervat met dezelfde of soortgelijke bedrijfsmiddelen. In dit verband moet rekening worden gehouden met alle feitelijke omstandigheden die de betrokken transactie kenmerken, zoals de aard van de betrokken onderneming of vestiging, het al dan niet overdragen van de materiële activa zoals gebouwen en roerende zaken, de waarde van de immateriële activa op het tijdstip van de overdracht, het al dan niet overnemen van vrijwel al het personeel door de nieuwe ondernemer, het al dan niet overdragen van de klantenkring, de mate waarin de voor en na de overdracht verrichte activiteiten met elkaar overeenkomen, en de duur van een eventuele onderbreking van die activiteiten. Daarbij verdient opmerking dat al deze factoren slechts deelaspecten zijn van het te verrichten onderzoek en daarom niet elk afzonderlijk mogen worden beoordeeld; zij moeten een globaal beeld opleveren dat antwoord geeft op de vraag of sprake is van overgang van een onderneming (HvJ 18 maart 1986, ECLI:NL:XX:1986:AC8669 (Spijkers)).

Verder volgt uit de jurisprudentie dat in sectoren waarin de arbeidskrachten de voornaamste factor zijn bij de activiteit, een economische eenheid haar identiteit ook na de overgang behoudt, wanneer de nieuwe ondernemer niet alleen de betrokken activiteit voortzet, maar ook een wezenlijk deel - naar aantal en deskundigheid - van het personeel overneemt dat zijn voorganger voor die taak had ingezet. In dat geval verwerft de nieuwe ondernemer namelijk het georganiseerde geheel van elementen waarmee de activiteiten of bepaalde activiteiten van de overdragende onderneming duurzaam kunnen worden voortgezet
(HvJ 20 januari 2011, EU:C:2011:24).

4.12.

Met inachtneming van dit toetsingskader is de kantonrechter voorshands van oordeel dat sprake is van een overeenkomst in vorenbedoelde zin en dat de economische entiteit haar identiteit na 1 juli 2024 heeft behouden. Daartoe wordt als volgt overwogen.

4.13.

Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting volgt dat zowel Arckin, Chalcedoonzorg als de NMD-samenwerking - al dan niet afzonderlijk van elkaar - met elkaar in contact zijn getreden nadat bekend werd dat Chalcedoonzorg niet langer was gecontracteerd voor de Wmo-zorg per 1 januari 2024. Alle drie de partijen waren erop gericht om zoveel mogelijk medewerkers van Arckin tezamen met hun cliënten te laten overgaan naar Arckin. Deze intentie staat niet alleen uitdrukkelijk in de brief van de NMD-samenwerking aan Arckin en de overige zorgaanbieders van 31 mei 2024 (r.o. 2.4), maar blijkt ook uit de brieven die aan de voormalige cliënten van Chalcedoonzorg zijn gestuurd op 20 juni 2024 (r.o.2.6). In die brieven staat immers uitdrukkelijk vermeld dat Arckin de huishoudelijke hulp van Chalcedoonzorg overneemt, dat cliënten vanaf 1 juli 2024 de huishoudelijke ondersteuning van Arckin gaan ontvangen en dat ernaar wordt gestreefd om de ondersteuning zoveel mogelijk door hun vertrouwde medewerker voort te zetten (r.o. 2.6). Arckin merkt weliswaar terecht op dat cliënten na het beëindigen van een contract altijd een eigen keuze houden voor een zorgaanbieder, maar gelet op de wijze waarop de brief is opgesteld, waarin nota bene wordt gewaarschuwd voor lange wachttijden als voor een andere zorgaanbieder dan Arckin wordt gekozen, en waarin staat geschreven dat de zorg door Arckin wordt overgenomen, volgt wel dat het de bedoeling is geweest dat cliënten naar Arckin zouden overgaan en dat cliënten daarop zijn aangestuurd. Dit was bovendien ook de bedoeling van Arckin en Chalcedoonzorg zelf, zoals volgt uit de e-mail van Arckin van
17 juni 2024 (r.o. 2.5). In die e-mail schrijft Arckin dat zij met [naam 1] is overeengekomen dat voor alle cliënten de combinatie cliënt en medewerker kan blijven bestaan. Niet alleen de cliënten, maar ook de medewerkers van Chalcedoonzorg zijn daartoe bewogen. Zo was de informatieverstrekking vanuit Chalcedoonzorg daarop gericht, door medewerkers er bijvoorbeeld op te wijzen dat Arckin vanaf 1 juli 2024 hun cliënten zou overnemen en hun loon zou gaan betalen. Bij de informatiebijeenkomst die Chalcedoonzorg voor haar medewerkers heeft georganiseerd, was ook Arckin aanwezig en is door Arckin kenbaar gemaakt dat het haar voorkeur had dat de relatie tussen client en diens zorgverlener zou blijven bestaan. Het was ook Arckin die na 1 juli 2024 een Whatsapp-groep aanmaakte voor alle medewerkers om hen welkom te heten bij Arckin en waarin het standpunt werd ingenomen dat geen nieuwe arbeidsovereenkomsten hoefden te worden afgesloten. Kennelijk was Arckin dus zelf ook in de veronderstelling dat de medewerkers van Chalcedoonzorg rechtstreeks bij haar in dienst waren getreden. Kortom, het handelen van voornoemde drie partijen was erop gericht om de cliënten tezamen met de huishoudelijke hulp medewerkers mee te laten overgaan naar Arckin.

4.14.

Er is dus uitdrukkelijk geen sprake van een situatie waarbij cliënten zich zelfstandig hebben moeten verdelen over de vijftien overige zorgaanbieders en Arckin als gevolg daarvan een aantal extra cliënten heeft gekregen, die zij verplicht moest accepteren, en dat Arckin in dat kader nieuwe medewerkers in dienst heeft genomen om de combinatie client en hulpverlener te kunnen voortzetten. In tegendeel, de procedure is zo ingezet om ervoor te zorgen dat alle cliënten tezamen met de huishoudelijke hulp medewerkers naar (alléén) Arckin zouden overgaan.

4.15.

Ter zitting bleek dat van de 53 medewerkers huishoudelijke hulp van Chalcedoonzorg, er zeven arbeidsongeschikt zijn en dat er 38 door Arckin zijn overgenomen. Aangezien Arckin zich op het standpunt stelt dat de arbeidsongeschikte medewerkers niet bij haar in dienst zijn getreden, blijft er - na aftrek van deze zeven medewerkers - een aanzienlijk aantal medewerkers over dat wél door Arckin is overgenomen. Dat er geen materiele of immateriële activa is overgenomen, acht de kantonrechter niet relevant. Zoals hiervoor is overwogen bestond de eenheid slechts uit arbeidskrachten die huishoudelijke hulp verrichtten. Arckin heeft het overgrote deel van die werknemers overgenomen en daarmee is de identiteit van de economische eenheid - waarbij in dit geval arbeidskrachten de voornaamste factor zijn - behouden. Verder staat vast dat Chalcedoonzorg de activiteiten van die eenheid per 1 juli 2024 heeft gestaakt en dat Arckin die activiteiten zonder onderbreking met het overgrote deel van de medewerkers heeft voortgezet. Waar deze medewerkers eerst huishoudelijke hulp verleenden aan hun cliënten namens Chalcedoonzorg, deden zij dat vanaf 1 juli 2024 namens Arckin. Er is dus ook sprake van het voortzetten van dezelfde activiteiten door Arckin en gesteld noch gebleken is dat het overgrote deel van hun cliënten niet mee is overgegaan naar Arckin, zoals ook precies de bedoeling was van zowel Arckin, Chalcedoonzorg als de NMD-samenwerking. [eiseres] heeft in dat kader terecht aangevoerd dat Arckin haar marktaandeel heeft uitgebreid.

4.16.

De kantonrechter is tegen deze achtergrond - het geheel overziende - voorshands van oordeel dat sprake is van een economische eenheid, die is overgegaan van Chalcedoonzorg naar Arckin, ten gevolge van een overeenkomst tussen voornoemde twee partijen, waarna die economische entiteit haar identiteit na overdracht heeft behouden. Daarmee is de kantonrechter voorlopig van oordeel dat is voldaan aan alle vereisten voor overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 BW.

4.17.

Arckin heeft zich nog op het standpunt gesteld dat zij medewerkers van Chalcedoonzorg - met uitzondering van de arbeidsongeschikte medewerkers - uit hoofde van haar inspanningsverplichting heeft overgenomen, onder verwijzing naar artikel 2.6.5 lid 1 en 3 Wmo. De kantonrechter overweegt allereerst dat voornoemd artikel geen verplichting tot overname van personeel behelst. In artikel 2.6.5 lid 1 Wmo is bepaald dat de aanbieder aan welke een overheidsopdracht voor het leveren van een voorziening wordt gegund (in dit geval dus Arckin en de overige veertien zorgaanbieders), met de aanbieder die laatstelijk die voorziening leverde (in dit geval Chalcedoonzorg) overlegt over de overname van het betrokken personeel. Hierbij geldt ingevolge het derde lid dat het college van burgemeester en wethouders erop moet toezien dat de nieuwe zorgaanbieder(s) een inspanning leveren om bestaande relaties tussen zorgverleners en cliënten te bewerkstelligen. De kantonrechter overweegt dat voornoemd artikel geenszins is bedoeld om op die manier zorgverleners en hun cliënten over te kunnen nemen, zonder dat een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 BW ontstaat. In tegendeel, artikel 2.6.5 Wmo is uitsluitend van toepassing in de gevallen waarin géén sprake is van overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 BW (Kamerstukken II 2013/14, 33841, nr. 167, p. 26). De vraag of sprake is van overgang van onderneming, dient te worden beantwoord aan de hand van de in artikel 7:662 genoemde criteria, waarbij artikel 2.6.5 Wmo geen rol speelt. Verder overweegt de kantonrechter dat uit jurisprudentie van het HvJ volgt dat zelfs in de situatie waarin wél sprake is van een verplichting tot overname van het personeel, dit niet aan een overgang van onderneming in de wegstaat, ook niet wanneer arbeidskrachten de voornaamste factor zijn bij de activiteit (HvJ 11 juli 2018, ECLI:EU:C:2018:559 (Ángel Somoza Hermo)). Het beroep van Arckin op artikel 2.6.5 Wmo kan haar dan ook niet baten. Om diezelfde reden kan ook de verwijzing naar artikel 4.5 van de raamovereenkomst haar niet baten, nog los van het feit dat dat artikel slechts van toepassing is als de overeenkomst met Arckin zélf tussentijds wordt beëindigd en daarvan geen sprake is.

4.18.

Bij een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:622 BW gaan, ingevolge artikel 7:663 BW, de rechten en verplichtingen uit een arbeidsovereenkomst over op de verkrijger, in dit geval Arckin. Arckin stelt zich echter op het standpunt dat de rechten en verplichtingen ingevolge artikel 7:663 BW niet op [eiseres] zijn overgegaan omdat zij op
1 juli 2024 niet meer organisatorisch zou zijn verbonden met de onderneming van Chalcedoonzorgzorg, aangezien zij dat moment al anderhalf jaar ziek was. Arckin verwijst daarvoor naar het Memedovic/Asito-arrest (HR 11 februari 2005). De kantonrechter volgt dit niet. [eiseres] was op 1 juli 2024 in dienst bij Chalcedoonzorg en werkzaam in de functie van huishoudelijke hulp, ook al was zij op dat moment arbeidsongeschikt. Het is de kantonrechter niet gebleken dat [eiseres] zich in een situatie bevond zonder “enig vooruitzicht op terugkeer in haar functie”, zoals het geval was in de zaak Memedovic/Asito, waarin een werknemer was geschorst. [eiseres] moet dan ook worden beschouwd als werkzaam bij Chalcedoonzorg ten tijde van de overgang van onderneming, ook al was zij arbeidsongeschikt.

4.19.

Gelet op het voorgaande is de kantonrechter voorlopig van oordeel dat de rechten en verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst tussen Chalcedoonzorg en [eiseres] vanaf
1 juli 2024 van rechtswege zijn overgegaan op Arckin. Dat betekent dat [eiseres] met ingang van 1 juli 2024 in dienst is getreden van Arckin. De arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en Arckin is niet geëindigd door de opzegging van de curator op 9 augustus 2024. Chalcedoonzorg was op dat moment geen werkgever meer van [eiseres] , zodat de curator van Chalcedoonzorg niet tot opzegging bevoegd was.

Vorderingen

4.20.

De kantonrechter komt nu toe aan de vorderingen van [eiseres] . Arckin heeft aangevoerd dat zij geen kennis heeft van het personeelsdossier van [eiseres] , waardoor zij de vorderingen van [eiseres] niet inhoudelijk kan beoordelen en zich er onvoldoende tegen kan verweren. De kantonrechter is van oordeel dat de grondslag van de vorderingen genoegzaam uit de door [eiseres] overgelegde stukken volgt, zodat deze kunnen worden beoordeeld.

Achterstallig loon

4.21.

[eiseres] heeft een bedrag van € 600,71 netto aan achterstallig loon, exclusief
8 % vakantietoeslag, gevorderd over de maand juni 2024. Ter onderbouwing daarvan heeft zij haar loonstrook over de maand juni overgelegd (afkomstig van Chalcedoonzorg), waaruit volgt dat [eiseres] in de maand juni recht had op voornoemd bedrag. De door Arckin overgenomen rechten en plichten uit de arbeidsovereenkomst bevatten ook de betaling van het vóór de overgang van onderneming (1 juli 2024) onbetaald gelaten loon. [eiseres] stelt dat Chalcedoonzorg het loon over de maand juni 2024 niet heeft uitbetaald aan alle medewerkers huishoudelijke hulp, waaronder [eiseres] . De kantonrechter ziet geen reden om daaraan te twijfelen, aangezien dit ook uit de overgelegde Whatsapp-correspondentie volgt, evenals de brief van 12 januari 2024 van Arckin aan een oud-medewerker van Chalcedoonzorg (productie 18). De kantonrechter zal dit bedrag dan ook toewijzen. Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat [eiseres] uiteraard geen recht heeft op voornoemd bedrag, op het moment dat zij dit reeds van Chalcedoonzorg heeft ontvangen, aangezien Arckin daar dan niet meer toe gehouden is.

4.22.

Daarnaast vordert [eiseres] het netto-equivalent van haar achterstallig loon over de periode juli tot en met december 2024 van in totaal € 4.698,82 bruto, exclusief 8% vakantiegeld (€ 671,26 x 7 maanden). Uit de door [eiseres] overgelegde loonstrook volgt dat haar loon op dat moment € 671,26 bruto bedroeg. Aangezien [eiseres] in voornoemde periode in haar laatste ziektejaar zat, is er geen reden om aan te nemen dat de hoogte van dit brutoloon in voornoemde periode na juni 2024 zou zijn gewijzigd. Partijen hebben daaromtrent in ieder geval geen stellingen ingenomen. De kantonrechter zal het gevorderde dan ook toewijzen, nu Arckin het loon over die periode ten onrechte onbetaald heeft gelaten.

4.23.

De wettelijke rente over het achterstallig loon wordt eveneens als onweersproken toegewezen.

Wettelijke verhoging

4.24.

De kantonrechter zal de wettelijke verhoging over het achterstallig loon toewijzen op grond van artikel 7:625 BW, met dien verstande dat de kantonrechter gelet op de omstandigheden van het geval aanleiding ziet om de gevorderde wettelijke verhoging te beperken tot 25%. Arckin heeft het loon niet aan [eiseres] betaald omdat Arckin - weliswaar ten onrechte - in de veronderstelling was dat zij niet als werkgever van [eiseres] kon worden aangemerkt. Er is dan ook geen sprake van een situatie waarin Arckin willens en wetens zonder enige grond niet tot betalen is overgegaan.

Loonspecificaties juli t/m december

4.25.

Op grond van artikel 7:626 BW is een werkgever verplicht een schriftelijke specificatie van het uitbetaalde loon te verstrekken. Gelet op voornoemde verplichting wordt de vordering van [eiseres] toegewezen.

Toekomstig loon

4.26.

[eiseres] heeft ook betaling gevorderd van het toekomstig loon van € 671,26 bruto per maand vanaf 1 januari 2025, zolang als de arbeidsrelatie voortduurt. Die vordering zal de kantonrechter afwijzen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat met ingang van 1 juli 2024 sprake is van overgang van onderneming. Dit impliceert dat Arckin vanaf dat moment loon aan [eiseres] verschuldigd is en dus ook toekomstig loon. De kantonrechter ziet geen reden om dat toekomstige loon op dit moment reeds toe te wijzen, niet alleen omdat Arckin daarmee nog niet in verzuim is (met uitzondering van de maanden januari en februari 2025), maar met name omdat de hoogte en de verschuldigdheid van dat loon op dit moment nog niet met zekerheid kan worden vastgesteld voor de toekomst als gevolg van de arbeidsongeschiktheid van [eiseres] .

Pensioenfonds

4.27.

Uit de door [eiseres] overgelegde loonstrook van juni 2024 volgt dat op haar loon pensioenpremie werd ingehouden ten behoeve van het pensioenfonds Zorg en Welzijn. Daaruit blijkt genoegzaam dat [eiseres] uit hoofde van haar arbeidsovereenkomst met Chalcedoonzorg deelnam in het bedrijfstakpensioenfonds en dat Chalcedoonzorg in dat kader pensioenpremies afdroeg. Aangezien de rechten uit de arbeidsovereenkomst van rechtswege zijn overgegaan op Arckin, dient Arckin [eiseres] uit hoofde daarvan aan te melden bij het pensioenfonds.

4.28.

De vordering tot afdracht van pensioenpremies aan het pensioenfonds vanaf
1 juli 2024, alsmede de wettelijke rente daarover, zal de kantonrechter afwijzen. Nadat Arckin [eiseres] heeft aangemeld bij het pensioenfonds, is het aan het pensioenfonds om de daarvoor verschuldigde premies van Arckin te vorderen. Een dergelijke vordering kan niet worden toegewezen in de verhouding tussen [eiseres] en Arckin.

4.29.

Op grond van voorgaande overwegingen komt de kantonrechter tot het oordeel dat de vorderingen van [eiseres] voldoende aannemelijk en ook in een eventuele bodemprocedure toewijsbaar zijn. Gelet daarop komt aan de stelling van Arckin dat bij toewijzing van de vorderingen het risico van non-restitutie bestaat, geen zodanig gewicht toe dat op grond daarvan de gevraagde voorziening geweigerd zou moeten worden.

Proceskosten

4.30.

Arckin is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:

- kosten van de dagvaarding

148,04

- griffierecht

257,00

- salaris gemachtigde

814,00

Totaal

1.219,04

4.31.

De gevorderde nakosten worden afgewezen, nu niet is gesteld of gebleken dat nakosten zullen worden gemaakt.

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1.

veroordeelt Arckin tot betaling aan [eiseres] van € 600,71 netto, exclusief 8% vakantiegeld, aan achterstallig loon over de maand juni 2024, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 1 juli 2024 tot de dag van de algehele voldoening,

5.2.

veroordeelt Arckin tot betaling aan [eiseres] van het netto-equivalent van € 4.698,82 bruto, exclusief 8% vakantiegeld, over de maanden juli tot en met december 2024, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW telkens vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de betreffende loonbedragen tot de dag van de algehele voldoening,

5.3.

veroordeelt Arckin tot betaling aan [eiseres] van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 25 % over het achterstallige loon van juni tot en met december 2024,

5.4.

veroordeelt Arckin om aan [eiseres] de loonspecificaties te verstrekken betreffende het loon over de periode juli tot en met december 2024,

5.5.

veroordeelt Arckin om [eiseres] aan te melden bij het pensioenfonds Zorg en Welzijn,

5.6.

veroordeelt Arckin in de proceskosten van € 1.219,04,

5.7.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,

5.8.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. A. van der Meer en in het openbaar uitgesproken op
26 februari 2025.

56558 /NS

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.