Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBOBR:2013:4940

Rechtbank Oost-Brabant
18-07-2013
03-10-2013
867763 12-11245
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig,Op tegenspraak

Vaststellingsovereenkomst met betrekking tot levensloopregeling, prepensioen en te betalen werkgevers- en werknemerspremies voor het basis-ouderdomspensioen en het aanvullend pensioen.

De pensioengerechtigde leeftijd van de werknemer is 65 jaar. Werkgever en werknemer maken acht jaar voor ingang van het ouderdomspensioen afspraken over de voorwaarden waaronder werknemer eerder, namelijk op 59-jarige leeftijd, kan stoppen met werken. Uitleg van de gemaakte afspraken. Haviltexformule. Conclusie is dat werknemer niet heeft mogen begrijpen dat werkgever zich gebonden heeft om op de levensloopuitkeringen ook werknemersbijdrage basispensioen in te houden en werkgeversbijdrage basispensioen te betalen.

Omstreeks datum ingang levensloopperiode maken partijen nog een nadere afspraak over door de werkgever te betalen pensioenpremies. Vastgesteld wordt dat deze afspraak slechts ziet op het inhouden van het werknemersdeel van de basispensioenpremie. Drie jaar later wordt de levensloopperiode, op initiatief van de werknemer, maar zonder protest van de werkgever, verlengd. Gevolgen daarvan voor de gemaakte afspraken met betrekking tot de inhouding van het werknemersdeel van de basispensioenpremie. De kantonrechter acht het, zonder een nadere toelichting die ontbreekt, in strijd met een goed werkgeverschap als de werkgever weigert het werknemersdeel van de basispensioenpremie op de maandelijkse levensloopuitkeringen in te houden.

Rechtspraak.nl
PJ 2013/182
AR-Updates.nl 2013-0779
VAAN-AR-Updates.nl 2013-0779

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-HERTOGENBOSCH

Sector kanton, locatie ‘s-Hertogenbosch

Zaaknummer : 867763 / 411

Rolnummer : 12-11245

Uitspraak : 18 juli 2013

in de zaak van:

[eiser 1],

wonende te [woonplaats],

eiser,

gemachtigde: mr. C.H.J. Voncken-Crijns,

t e g e n

Sligro Food Group Nederland B.V.,

gevestigd te Veghel,

gedaagde,

gemachtigden: mr. P. van Rijsbergen en mr. R. Buijs.

Partijen zullen hierna “[eiser 1]” en “Sligro” worden genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

a. de dagvaarding;

b. de conclusie van antwoord;

c. de conclusie van repliek;

d. de conclusie van dupliek.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[eiser 1] is geboren op 9 maart 1950. Op 1 oktober 1989 is [eiser 1] in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) Sligro in de functie van hoofd administratie.

In de schriftelijke arbeidsovereenkomst staat in artikel 2 aanhef en onder c dat de werknemer aanspraak kan maken op een oudedags-, weduwe- en wezenverzekering, zoals bepaald in de CAO voor de Groothandel in Levensmiddelen.

2.2.

Een basispensioenregeling wordt uitgevoerd door de Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group. Daarbij wordt, middels een uitkeringsovereenkomst, pensioen opgebouwd over het salarisdeel tot circa € 47.000,00. Deze pensioenregeling zal hierna worden aangeduid als de basispensioenregeling.

Om ook pensioen op te bouwen over het salarisgedeelte boven de € 47.000,00 is [eiser 1], via Sligro, op individuele basis deel gaan nemen aan een pensioenverzekering die is ondergebracht bij Nationale Nederlanden. Deze aanvullende pensioenregeling zal hierna worden aangeduid als de excedentregeling.

Daarnaast was het voor [eiser 1] mogelijk om spaartegoeden op te bouwen met het oog op een zogeheten prepensioen. [eiser 1] heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt.

2.3.

Voorts zijn door [eiser 1] gelden gestort in een levensloopfonds, welke gelden gebruikt zouden gaan worden voor verlof.

2.4.

De pensioengerechtigde leeftijd van [eiser 1] is 65 jaar, zodat [eiser 1] met ingang van 1 april 2015 met pensioen zou gaan.

2.5.

In 2007 hebben partijen met elkaar overleg gevoerd over de wens van [eiser 1] om op 59-jarige leeftijd, meer in het bijzonder op 1 april 2009, vervroegd te stoppen met werken.

2.6.

Partijen hebben met het oog op die wens onder meer met elkaar gesproken over de pensioensituatie van [eiser 1]. In dat verband zijn meerdere berekeningen opgemaakt. De (laatste) berekening is opgemaakt op 25 april 2007 door een medewerker van Sligro, de heer [naam 1] (hierna te noemen [naam 1]), die zich binnen Sligro ondermeer bezig hield met werkzaamheden op het gebied van pensioenen.

2.7.

Tussen partijen gemaakte afspraken over het vervroegd stoppen met werken zijn vastgelegd in een door Sligro opgestelde en door beide partijen ondertekende brief van 2 mei 2007.

In deze brief staat onder meer het volgende:

“(…)

Hierbij bevestigen wij u onze afspraken met betrekking tot uw toekomstige pensionering, zoals besproken met onze heer [naam 2].

  • -

    uw actieve dienstbetrekking met Sligro Food Group Nederland B.V. wordt beëindigd per 31 maart 2009. Indien u op dat moment nog vakantiedagen heeft betalen wij die uit of worden deze gebruikt ten behoeve van betaalde vakantie na 31 maart 2009. Het dienstverband eindigt dan nadat die dagen opgemaakt zijn.

  • -

    Uw salaris wordt per 1 april 2008 verhoogd met de gebruikelijke verhoging van boven-CAO-ers.

  • -

    Uw tantième over de jaren 2007 en 2008 wordt gefixeerd op het niveau van 2006, te weten € 40.000,00. (…).

  • -

    Uw tantième over de jaren 2006, 2007 en 2008 wordt verhoogd met respectievelijk € 15.000,00, € 17.000,00 en € 17.500,00. U verplicht zich over 2006, 2007 en 2008 tot een extra storting in de levensloopregeling van respectievelijk € 30.000,00, € 35.000,00 en € 35.000,00. U gebruikt uw levenslooptegoed in overleg met ons voor een overbruggingsuitkering na uw dienstbetrekking met Sligro Food Group tot uw 62e levensjaar.

  • -

    Sligro Food Group verplicht zich de gebruikelijke excedent pensioenpremie door te betalen tot uw 65e levensjaar.

Wij hopen dat het voorgaande een juiste vastlegging is van onze afspraken en dat wij daarmee samen tot een adequate oplossing zijn gekomen om aan uw wens, om op uw 59e uw actieve dienstbetrekking met Sligro Food Group te beëindigen inhoud te geven.

(…)”

2.8.

Bij brief van 23 maart 2009 heeft Sligro aan [eiser 1] geschreven:

“Hiermede bevestig ik je, dat je met ingang van 1 april 2009 gebruik gaat maken van de levensloopregeling en aansluitend gebruik maakt van de prepensioenregeling. (…)”

2.9.

[eiser 1] is daadwerkelijk met ingang van 1 april 2009 gebruik gaan maken van de levensloopregeling. Met ingang van die datum is zijn actieve dienstverband bij Sligro beëindigd. Dit hield in dat [eiser 1] nog wel formeel in dienst was bij Sligro, maar geen werkzaamheden meer verrichte en geen salaris meer ontving. Wel ontving [eiser 1] via Sligro een maandelijkse uitkering uit het door hem opgebouwde levensloopfonds. Op deze maandelijkse betalingen werd tot 1 november 2012 een werknemersdeel pensioenregeling ingehouden. Daarnaast heeft Sligro tot 1 november 2012 maandelijks het werkgeversdeel basispensioenregeling betaald.

2.10.

Op enig moment is tussen partijen een verschil van mening ontstaan over de gemaakte afspraken omtrent het deelnemen aan de basispensioenregeling. Partijen zijn hierover niet tot overeenstemming gekomen.

3 Het geschil

3.1.

[eiser 1] vordert, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, dat de kantonrechter Sligro zal veroordelen:

a- om binnen tien dagen na het betekenen van dit vonnis haar verplichtingen na te komen en

primair de pensioenopbouw in de basispensioenregeling voort te zetten tot 1 maart 2015, gebaseerd op de opgaven, de daaraan gekoppelde aanspraken en het eraan ten grondslag liggende pensioenreglement, vermeerderd met de van toepassing zijnde toeslagen (indexatie / inflatiecorrectie) vanaf 1 november 2012 en subsidiair de pensioenopbouw in de basisregeling op voormelde wijze tot 1 oktober 2014 voort te zetten;

b- tot betaling van de wettelijke rente over het onder a gevorderde vanaf het moment van verzuim tot aan de dag der algehele voldoening;

c- tot betaling van de kosten van deze procedure, daarin begrepen het salaris van eisers gemachtigde.

3.2.

Sligro voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Tussen partijen is in geschil of zij met elkaar hebben afgesproken, dan wel of [eiser 1] er van uit had mogen gaan, dat partijen met elkaar hebben afgesproken dat de opbouw van het basispensioen ten behoeve van [eiser 1] zou doorlopen tot zijn 65e jaar.

De verschillende onderwerpen waar partijen over van mening verschillen zullen hierna achtereenvolgens worden besproken.

HET PENSIOENREGLEMENT 2007.

4.2.

De kantonrechter leidt uit de (onweersproken) stellingen van partijen en de overgelegde stukken af dat de pensioenuitvoerder met betrekking tot de tussen partijen gesloten basispensioenovereenkomst de Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group (hierna te noemen “de pensioenuitvoerder”) is.

4.3.

Sligro stelt zich op het standpunt dat het op 1 januari 2006 in werking getreden pensioenreglement 2007 (productie B bij conclusie van antwoord) van toepassing is op de basispensioenregeling en wijst er op dat in artikel 3 lid 4 van dit reglement staat dat de pensioenopbouw voor het basispensioen tijdens een periode waarin een deelnemer van een regeling van levensloopverlof gebruik maakt slechts gedurende maximaal een maand wordt voorgezet. Na einddatum levensloopperiode wordt ook het formele dienstverband tussen partijen beëindigd, is [eiser 1] geen deelnemer meer en bouwt hij om die reden geen basispensioenrecht meer op.

4.4.

[eiser 1] heeft vervolgens aangevoerd dat bij hem slechts het reglement uit 2001 bekend is, in welk reglement geen regeling met betrekking tot de pensioenopbouw tijdens levensloopverlof is opgenomen. [eiser 1] stelt dat hij door Sligro nooit gewezen is op het gewijzigde reglement en dat hij ook nooit over het gewijzigde artikel 3 is geïnformeerd.

[eiser 1] stelt dat Sligro haar medewerkers weliswaar veelvuldig heeft geïnformeerd via allerlei bulletins over de problematiek van pensioenen en dat thans blijkt dat de aangereikte brochures een kleine verwijzing naar de site bevatten, maar [eiser 1] vraagt zich af of van hem verwacht mocht worden dat hij de kleine lettertjes zou raadplegen.

4.5.

De kantonrechter leidt echter uit de stellingen van [eiser 1] af dat Sligro veelvuldig informatie heeft verschaft over pensioenen, dat het hem wel bekend was dat een pensioenreglement van toepassing was, alsmede dat het voor hem mogelijk was geweest om kennis te nemen van de inhoud van dat reglement. Er is dan ook niet komen vast te staan dat Sligro enig verwijt te maken valt met betrekking tot het geven van informatie aan haar werknemers over de kwestie pensioenen.

4.6.

[eiser 1] betwist dat het pensioenreglement 2007 op hem van toepassing is, maar laat na die stelling te onderbouwen.

Feiten of omstandigheden op grond waarvan kan worden geoordeeld dat [eiser 1] niet op de hoogte was of kon zijn van het feit dat vanaf 1 januari 2007 een nieuw pensioenreglement van kracht was zijn niet aangevoerd of gebleken. Bij een beslissing als die waar [eiser 1] voor werd gesteld (vervroegd stoppen met werken) past het een werknemer ook om zichzelf te oriënteren ten aanzien van de financiële consequenties, onder meer door te onderzoeken wat een pensioenreglement bepaalt of zich daaromtrent door een deskundige te laten adviseren. Uit hetgeen [eiser 1] heeft opgemerkt volgt dat hij op de hoogte heeft kunnen zijn van het bestaan van het Pensioenreglement 2007 en de inhoud daarvan. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat het basispensioenreglement 2007 op hem van toepassing was.

4.7.

In artikel 3 lid 4 van het basispensioenreglement staat dat de opbouw van pensioenrechten gedurende het levensloopverlof slechts voor maximaal een maand mag worden voortgezet.

Achterliggende gedachte hierbij is dat de bedragen die door werknemers werden ingelegd in een levensloopfonds niet in mindering werden gebracht op het pensioengevend loon, zodat ook over deze bedragen zowel door werkgever als door de werknemer reeds pensioenpremie is ingehouden.

DE GEMAAKTE AFSPRAKEN IN MEI 2007.

4.8.

Nadat [eiser 1] zijn wens om eerder te stoppen kenbaar heeft gemaakt, zijn partijen daarover in overleg getreden. Dit overleg heeft geleid tot het maken van afspraken die zijn vastgelegd in de brief van 2 mei 2007.

Uit de inhoud van deze brief volgt dat, kort gezegd, [eiser 1] nader omschreven extra stortingen zou doen in zijn levensloopfonds, dat hij zijn werkzaamheden voor Sligro zou beëindigen per 1 april 2009 en dat hij in de periode daarna, tot zijn 62e levensjaar, zijn spaartegoeden zoals opgebouwd in het levensloopfonds zou opnemen.

4.9.

De kantonrechter stelt voorop dat, anders dan [eiser 1] kennelijk meent ([eiser 1] stelt dat deze afspraak voor meerderlei uitleg vatbaar is), de laatste afspraak niet anders valt te begrijpen dan dat [eiser 1] van zijn 59e tot zijn 62e levensjaar gebruik zou maken van de levensloopregeling. Feiten en omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden geconcludeerd dat dit anders zou zijn, zijn gesteld noch gebleken.

Dat leidt er toe dat [eiser 1] in die periode (van zijn 59e tot zijn 62e levensjaar) nog formeel in dienst was van Sligro en dat zijn formele dienstverband met Sligro zou eindigen met ingang van 1 april 2012.

De enkele omstandigheid dat het [eiser 1] altijd duidelijk is gemaakt, zo stelt hij, dat hij zelf de vrijheid zou hebben om een datum te kiezen voor de ingang van het prepensioen, met dien verstande dat uiterlijk een half jaar voorafgaande aan de pensioen gerechtigde leeftijd de prepensioenregeling zou moeten zijn aangevangen, maakt dat niet anders. [eiser 1] had die vrijheid, zo is niet in geschil, maar heeft er in 2007 voor gekozen de ingangsdatum voor het prepensioen vast te stellen op 1 april 2012.

Op de vraag of partijen nadien nog andersluidende afspraken hebben gemaakt, komt de kantonrechter nog terug.

4.10.

In debat is voorts of [eiser 1], gelet op de inhoud van voormelde brief en overige feiten en omstandigheden, er van uit heeft mogen gaan dat, naast een aantal andere afspraken waarover partijen niet van mening verschillen, tevens is afgesproken dat de opbouw van het basispensioen ook na ingang van de levensloopperiode tot aan de pensioengerechtigde leeftijd, dan wel tot aan het moment waarop de prepensioenperiode zou ingaan zou worden voortgezet.

4.11.

De vraag, hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers volgens vaste jurisprudentie aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht (HR 13 maart 1981, NJ 1981/635).

4.12.

De kantonrechter stelt vast dat uit de tekst van de brief van 2 mei 2007 niet volgt dat ook de opbouw van het basispensioen na ingang van de levensloopperiode zou worden voortgezet. In de brief staat immers niets over het basispensioen.

4.13.

De vraag is dan ook of er sprake is van overige feiten en omstandigheden op grond waarvan [eiser 1] had mogen begrijpen dat daarvan sprake zou zijn.

[eiser 1] verwijst hiervoor, voor zover van belang, naar de volgende feiten en omstandigheden:

  • -

    er is voor [eiser 1] op 25 april 2007 door een pensioenmedewerker van Sligro een pensioenberekening gemaakt, waaruit kan worden afgeleid dat de pensioenopbouw zou doorlopen;

  • -

    deze pensioenberekening sluit aan bij de later door de pensioenuitvoerder toegezonden pensioenoverzichten, waaronder het uniform pensioenoverzicht 2011 (UPO 2011);

  • -

    Sligro heeft niet laten weten dat tijdens de levensloopregeling het basispensioen niet langer zou worden opgebouwd, zodat [eiser 1] er van uit mocht gaan dat dit wel het geval was;

  • -

    in de brief van 2 mei 2007 staat vermeld dat de premies voor het excedent pensioen door Sligro wordt doorbetaald tot het 65e levensjaar van [eiser 1], zodat [eiser 1] er van uit kon gaan dat dit ook zou gelden voor het basispensioen;

  • -

    tijdens de levensloopperiode was weliswaar het actieve dienstverband van [eiser 1] beëindigd, maar niet het formele dienstverband, [eiser 1] bleef immers op de loonlijst staan omdat de levensloopuitkering via Sligro diende plaats te vinden;

  • -

    op de maandelijkse uitkeringen uit het levensloopfonds werd, conform een in april 2009 gemaakte mondelinge afspraak tussen [eiser 1] en Sligro, het werknemersdeel van de basispensioenregeling ook na 1 april 2009 ingehouden; Zie ook de salarisstrook van maart 2012.

4.14.

De kantonrechter overweegt met betrekking tot de door [eiser 1] aangedragen argumenten als volgt.

De pensioenberekening van 25 april 2007

4.15.

De door [eiser 1] overgelegde pensioenberekening van 25 april 2007 heeft als aanhef de woorden “overzicht te verwachten uitkeringen ouderdomspensioen W.P.” (waarmee, zo veronderstelt de kantonrechter, [eiser 1] bedoeld is).

In deze berekening staat een aantal bij eerdere werkgevers opgebouwde pensioenen vermeldt, alsmede een aantal door [eiser 1] kennelijk privé opgebouwde rechten en het aan AOW te verwachten bedrag.

De berekening vermeldt met betrekking tot het basispensioen dat er “thans” een jaarlijks pensioen is opgebouwd van € 10.864,00. Voorts wordt een bedrag van € 12.692,00 genoemd, dat vanaf 2015 jaarlijks wordt verwacht.

Met betrekking tot het bij Sligro opgebouwd prepensioen staat, onder het jaartal 2012, een bedrag van € 6.845,00. In de berekening wordt er klaarblijkelijk van uitgegaan dat [eiser 1] vanaf 2012 aanspraak zal maken op zijn prepensioenregeling.

Met betrekking tot de levensloopregeling wordt, zo begrijpt de kantonrechter, uitgegaan van een jaarlijkse uitkering van circa € 20.000,00 over de jaren 2010 tot 2015.

Dit leidt tot de volgende conclusie in de berekening:

  • -

    van 2010 tot 2012: € 37.065,00 per jaar;

  • -

    van 2012 tot 2015: € 51.248,00 per jaar;

  • -

    vanaf 2015: (ingangsdatum ouderdomspensioen) € 51.273,00.

4.16.

Met betrekking tot de genoemde jaartallen gaat de kantonrechter er van uit dat als ingangsdatum telkens 1 april van het betreffende jaar zal zijn bedoeld.

4.17.

Uit de als productie 1 bij repliek overgelegde e-mailbericht van [naam 1] volgt dat het in die berekening opgenomen bedrag van € 12.692,00 het bedrag is dat wordt bereikt na een volledig dienstverband bij pensionering op 65-jarige leeftijd.

Maar, zo verklaart [naam 1], aangezien het dienstverband vroegtijdig is geëindigd rond april 2009, vindt na die tijd formeel geen pensioenopbouw meer plaats.

De kantonrechter komt dan ook tot de conclusie dat het in de berekening vermelde bedrag van € 12.692 niet juist is. Met ingang van een maand na aanvang van de levensloopuitkering wordt, zo is althans de hoofdregel, immers geen basispensioen meer opgebouwd.

4.18.

De kantonrechter merkt terzijde op dat nu uit de stellingen van [eiser 1] niet volgt dat [naam 1] meer kan verklaren dan hetgeen in het bovenstaande van belang is geacht, een bewijsopdracht aan [eiser 1] achterwege kan blijven.

4.19.

De vraag is vervolgens of voormelde onjuiste vermelding in de berekening tot de conclusie leidt dat [eiser 1] er op had mogen vertrouwen dat hij tot aan datum pensionering, dan wel gedurende de gehele levensloopperiode nog basispensioenrechten zou opbouwen.

4.20.

De kantonrechter is van oordeel dat niet is gebleken dat de vermelding van het bedrag € 12.692,00 bij [eiser 1] de indruk heeft gewekt dat opbouw basispensioen nog verder zou plaatsvinden.

Weliswaar is dit bedrag van € 12.692,00 hoger dan het bedrag van € 10.864,00 dat in de berekening wordt omschreven als het bedrag dat ‘thans” (april 2007) is opgebouwd, maar deze opbouw zou even goed kunnen zien op de opbouw in de periode april 2007 tot april 2009 (aanvang levensloopuitkering) als op de periode april 2007 tot april 2012 (ingang prepensioen) dan wel tot april 2015 (datum pensioen).

[eiser 1] stelt dat [naam 1] zich bij het maken van de berekening onder meer heeft gebaseerd op het door [eiser 1] ter beschikking gestelde UPO 2007. In dit UPO 2007 (door [eiser 1] overgelegd als productie 2 bij repliek), dat een opgave bevat van de opgebouwde rechten per 1 januari 2007, worden geheel andere bedragen genoemd, namelijk € 6.531,23 aan op dat moment opgebouwd pensioen en een eindbedrag van € 11.127,30.

Dat [eiser 1] zich verdiept heeft in de diverse, van elkaar afwijkende, bedragen is gesteld noch gebleken.

4.21.

De kantonrechter acht voorts nog van belang dat partijen bij de uiteindelijk gemaakte afspraken zijn afgeweken van de uitgangspunten die bij de berekening werden gehanteerd. In de berekening wordt er immers van uitgegaan dat tot 2015 van de levensloopregeling gebruik zal worden gemaakt, terwijl dit nadien 2012 is geworden. [eiser 1] had zich dienen te realiseren dat, als de uitgangspunten wijzigen, dan ook de resultaten wellicht zullen wijzigen.

4.22.

De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [eiser 1] uit de pensioenberekening niet heeft kunnen afleiden dat ook na ingangsdatum levensloopuitkering zijn basispensioen zou worden voortgezet.

4.23.

De vraag of Sligro door deze onjuiste mededeling schadeplichtig is geworden, is een kwestie die in de onderhavige procedure niet speelt.

De uniforme pensioenoverzichten.

4.24.

[eiser 1] heeft verwezen naar de door hem ontvangen (en als productie 3 bij dagvaarding overgelegde) UPO 2011 en stelt dat de in dit overzicht genoemde bedrag aansluit bij hetgeen in de berekening van 25 april 2007 staat.

4.25.

De kantonrechter stelt vast dat in het UPO 2011 staat dat als het huidige dienstverband wordt voortgezet tot leeftijd 65 jaar een pensioen wordt verwacht ter hoogte van € 12.121,37. De inhoud van een in 2011 ontvangen pensioenoverzicht (welk pensioenoverzicht overigens afkomstig is van de pensioenuitvoerder en niet van Sligro) zegt echter niets over hetgeen [eiser 1] bij het maken van afspraken in 2007 had mogen of moeten begrijpen.

Sligro heeft niets gezegd over het eindigen van opbouw van het basispensioen, terwijl het excedent pensioen wel zou worden voortgezet.

4.26.

Hoewel Sligro de stelling van [eiser 1] dat met geen woord zou zijn gesproken over de beëindiging van de verplichte basispensioenverzekering weerspreekt, heeft zij deze stelling in het geheel niet onderbouwd. Wanneer en door wie [eiser 1] op de hoogte zou zijn gebracht van deze beëindiging wordt niet gezegd. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat Sligro [eiser 1] niet op de hoogte heeft gesteld van de beëindiging van de verplichte basispensioenverzekering.

4.27.

Dat Sligro niets gezegd heeft over de, conform het pensioenreglement 2007, beëindiging van de opbouw van basispensioen vanaf een maand na ingang levensloopperiode wil niet zeggen dat [eiser 1] daar uit heeft mogen afleiden dat deze opbouw wel zal plaatsvinden. Uitgangspunt is immers de hoofdregel zoals opgenomen in het pensioenreglement 2007, waarin is bepaald dat opbouw slechts gedurende een maand plaats zou vinden, welke regel kenbaar is geweest voor [eiser 1] (zie r.o. 4.5 en 4.6).

4.28.

De omstandigheid dat het excedent pensioen wel wordt voortgezet, leidt evenmin tot de gevolgtrekking dat [eiser 1] had mogen begrijpen dat dit ook zou gelden voor het basispensioen. Voor dit excedent pensioen is tussen partijen immers een nadrukkelijke afspraak gemaakt, die ontbreekt voor wat betreft het basispensioen.

[eiser 1] was ervan op de hoogte dat hij twee verschillende pensioenen opbouwde. Uit de omstandigheid dat het tweede (basis)pensioen in de bevestiging van de vaststellingsovereenkomst niet wordt genoemd kan dus evenzeer worden geconcludeerd dat Sligro voor dat tweede pensioen dus niet meer zou bijdragen aan een verdere opbouw, één en ander overeenkomstig de bepalingen van het Pensioenreglement 2007.

Het formele dienstverband tussen Sligro en [eiser 1] bleef tijdens de levensloopregeling in stand.

4.29.

De omstandigheid dat het formele dienstverband tussen partijen in stand bleef tijdens de levensloopperiode leidt niet tot de conclusie dat [eiser 1] om die reden heeft mogen veronderstellen dat ook de opbouw van zijn basispensioen nog langer dan een maand zou doorlopen. De enige reden waarom het formele dienstverband, ondanks de beëindiging van de werkzaamheden door [eiser 1] is blijven bestaan, is dat de levensloopuitkeringen via Sligro dienden te worden betaald.

Inhouding werknemersdeel voor basispensioen op de maandelijkse uitkeringen levensloopregeling.

4.30.

[eiser 1] wijst er op dat vanaf datum ingang levensloopregeling het werknemersdeel voor de basispensioenpremie op zijn levensloopuitkeringen is ingehouden, alsmede dat het werkgeversdeel door Sligro is afgedragen.

4.31.

Sligro stelt in alinea 31 van haar conclusie van antwoord allereerst dat het onduidelijk is of de werknemerspremie, zoals vermeld in de als productie 4 bij dagvaarding overgelegde loonspecificatie van [eiser 1], ziet op de premie van de basispensioenregeling, dan wel op de excedent pensioenregeling. Sligro onderbouwt deze stelling echter niet, terwijl uit haar overige stellingen volgt dat zij er van uitgaat dat de inhoudingen zien op de werknemersbijdrage van het basispensioen.

De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat het werknemersdeel voor het basispensioen op de maandelijkse uitkeringen levensloopregeling vanaf april 2009 in mindering is gebracht.

Voorts staat vast dat door Sligro, in ieder geval tot november 2012 het werkgeversdeel van de premie basispensioen is afgedragen.

4.32.

Deze inhoudingen en afdrachten leiden echter niet tot de conclusie dat [eiser 1] er al in mei 2007 van mocht uitgaan dat langer dan een maand na ingang levensloopperiode opbouw van het basispensioen zou plaatsvinden.

Zoals hierna nog zal worden besproken hebben partijen immers in april 2009 een nadere afspraak gemaakt over het maandelijks inhouden van het werknemersdeel basispensioenpremie. [eiser 1] had moeten begrijpen dat deze inhoudingen het gevolg waren van de in april 2009 gemaakte nadere afspraak.

TUSSENCONCLUSIE.

4.33.

Uit het voorgaande volgt dat er geen feiten en omstandigheden, afzonderlijk dan wel in onderling verband, zijn komen vast te staan op grond waarvan [eiser 1] had mogen begrijpen dat tussen partijen in mei 2007 is afgesproken dat langer dan een maand na ingang van de levensloopperiode nog verdere pensioenopbouw voor het basispensioen zou plaatsvinden.

DE IN APRIL 2009 GEMAAKTE AFSPRAKEN.

4.34.

Zoals hiervoor al overwogen staat in artikel 3 lid 4 van het basispensioenreglement dat de opbouw van pensioenrechten gedurende het levensloopverlof slechts voor maximaal een maand mag worden voortgezet.

Uitgangspunt is dan ook dat op grond van het geldende basispensioenreglement na afloop van de eerste maand van het levensloopverlof geen basispensioenopbouw meer zou plaatsvinden.

4.35.

Sligro stelt zich op het standpunt dat, omdat het basispensioen een collectieve regeling is, hiervan niet dan via een nadere overeenkomst kan worden afgeweken.

4.36.

Een dergelijke nadere afspraak is echter wel gemaakt.

Niet in geschil is immers dat [eiser 1] en de heer [naam 2] van Sligro begin april 2009 met elkaar hebben besproken op welke wijze (maandelijks of jaarlijks) het werknemersdeel van de basispensioenpremie van de maandelijkse levensloopuitkeringen zou worden ingehouden.

Er is dan ook in ieder geval met betrekking tot het werknemersdeel van de basispensioenpremie een afwijkende afspraak gemaakt die inhield dat het werknemersdeel van de basispensioenpremie op de maandelijkse levensloopuitkeringen zou worden ingehouden.

In de praktijk heeft ook daadwerkelijk inhouding van de pensioenpremies (zowel het werknemersdeel als het werkgeversdeel) plaatsgevonden, terwijl de pensioenuitvoerder pensioenoverzichten heeft verstrekt, waarbij rekening is gehouden met die voortgezette premiebetalingen.

De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat het mogelijk was een afwijkende overeenkomst te sluiten en dat een dergelijke afwijkende overeenkomst ook werkelijk is gesloten.

4.37.

De in april 2009 gemaakte afspraak houdt in dat op de levensloopuitkeringen van [eiser 1] in ieder geval de werknemerspremie voor de basisregeling zou worden ingehouden. Dat een dergelijke afspraak ook is gemaakt voor wat betreft het werkgeversdeel volgt niet uit de stellingen van partijen. Dat Sligro desondanks het werkgeversdeel van de basispensioenpremie ook heeft betaald, maakt dat niet anders.

[eiser 1] stelt wel dat het logisch is als een werknemer betaalt voor zijn werknemerspremie, ook de werkgever een aandeel zal moeten betalen, maar [eiser 1] onderbouwt dit standpunt geheel niet, hetgeen, nu sprake is van een van de gebruikelijke gang van zaken afwijkende afspraak, wel op zijn weg had gelegen.

4.38.

Gelet op de bij brief van 2 mei 2007 gemaakte afspraak over de duur van de levensloopperiode (namelijk tot het 62e levensjaar van [eiser 1], derhalve tot 1 april 2012) kan er van uit gegaan worden dat de in 2009 gemaakte afspraak slechts zag op de oorspronkelijke levensloopperiode. Dat de afspraken ook zouden zien op de prepensioenperiode volgt nergens uit.

DE VERLENGING VAN DE LEVENSLOOPPERIODE.

4.39.

Gebleken is dat [eiser 1] (kennelijk eenzijdig) heeft besloten de levensloopperiode te verlengen. In verband met het genereren van inkomsten bij een derde, tijdens de levensloopperiode, heeft [eiser 1] minder dan aanvankelijk beoogd uit het levensloopfonds opgenomen, waardoor hij financieel in staat was zijn levensloopperiode te verlengen.

[eiser 1] is, zo begrijpt de kantonrechter, van plan zijn levensloopperiode te verlengen tot een half jaar voorafgaand aan zijn pensioengerechtigde leeftijd, derhalve tot 1 oktober 2014.

4.40.

Sligro heeft tegen deze verlenging op zichzelf geen bezwaar gemaakt en stelt zich in deze procedure slechts op het standpunt dat zij, na 1 november 2012 niet langer gehouden is tot voortzetting van inhouding van het werknemersdeel van de basispensioenpremie en evenmin tot voortzetting van betaling van het werkgeversdeel.

4.41.

Uit het voorgaande volgt dat tussen partijen (met betrekking tot de periode tot april 2012) is afgesproken dat Sligro het werknemersdeel van de basispensioenpremie zou inhouden. Sligro heeft niet aangevoerd dat en op grond waarvan het voor haar bezwaarlijk zou zijn om ook tijdens de verlenging van de levensloopregeling het werknemersgedeelte te blijven inhouden. De kantonrechter gaat er, nu een nadere toelichting dat dit anders zou zijn ontbreekt, van uit dat het inhouden van het werknemersdeel basispensioenpremie op kosten van [eiser 1] zal plaatsvinden en dat Sligro hier, behoudens wellicht een geringe administratieve inspanning, geen nadeel van zal ondervinden.

4.42.

De kantonrechter acht het dan ook niet redelijk en in strijd met een goed werkgeverschap als Sligro zou weigeren het werknemersdeel van de basispensioenregeling op de voortgezette levensloopuitkeringen van [eiser 1] in te houden. Nu Sligro dit vanaf 1 november 2012 weigert te doen, zal de vordering van [eiser 1], voor zover deze ziet op inhouding van het werknemersdeel van de basispensioenpremie op de maandelijkse levensloopuitkeringen, worden toegewezen.

Voor wat betreft het werkgeversdeel is echter niet gebleken dat een in rechte afdwingbare verplichting bestaat voor Sligro om harerzijds aan een verdere opbouw van het basispensioen bij te dragen.

Hoewel daar geen verweer tegen is gevoerd, acht de kantonrechter de gevorderde termijn van 10 dagen te kort. De kantonrechter zal een termijn bepalen van een maand na betekening van het onderhavige vonnis.

4.43.

De gevorderde wettelijke rente zal worden afgewezen. In de onderhavige zaak is immers geen sprake van vertraging in de voldoening van een geldsom aan [eiser 1], maar van vertraging in het uitvoeren van een onderling gemaakte afspraak om premie in te houden op de aan [eiser 1] maandelijks te betalen levensloopuitkering en deze af te dragen.

4.44.

Voor het overige zullen de vorderingen van [eiser 1] worden afgewezen.

4.45.

Hoewel een deel van de vordering van [eiser 1] wordt toegewezen, wordt [eiser 1] als de (in overwegende mate) in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure. De proceskosten opgekomen aan de zijde van Sligro worden begroot op € 300,00 (uitgaande van een vordering van onbepaalde waarde) wegens salaris gemachtigde.

5 De beslissing

De kantonrechter:

5.1.

veroordeelt Sligro om tegen behoorlijk bewijs van kwijting binnen één maand na betekening van dit vonnis over te gaan tot het voortzetten van de inhouding van het werknemersdeel van de basispensioenpremie (gebaseerd op de pensioenopgaven, de daaraan gekoppelde aanspraken en het eraan ten grondslag liggende pensioenreglement 2007) vermeerderd met de van toepassing zijnde toeslagen (indexatie/inflatiecorrectie) over de maandelijkse levensloopuitkeringen van [eiser 1] vanaf 1 november 2012 tot maximaal 1 oktober 2014;

5.2.

veroordeelt [eiser 1] in de kosten van de procedure, aan de zijde van Sligro tot op heden begroot op € 300,00;

5.3.

verklaart dit vonnis, voor zover het de veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad;

5.4.

wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.

Dit vonnis is gewezen door mr. N.W.A. Stegeman-Kragting, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2013.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.