RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 7 oktober 2014 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats], eiser
(gemachtigde: ir. E.J.L. van Kessel),
de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch, verweerder
(gemachtigden: mr. P.J.A.M. van Sleuwen en S. Verbeek).
Procesverloop
Verweerder heeft aan Bemeva B.V (hierna: Bemeva) ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning bij aanslag met dagtekening 15 mei 2013, met kenmerk 330240, leges ten bedrage van in totaal € 15.443,90 opgelegd.
Bij uitspraak op bezwaar van 25 juni 2013 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het bezwaar van Bemeva gegrond verklaard en de in rekening gebrachte leges verminderd naar een bedrag van € 14.018.90.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2014. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
Overwegingen
1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Het aanslagbiljet leges, met als kenmerk [kenmerk] en met aanslagnummer [aanslagnummer], waarin aan Bemeva leges wordt opgelegd voor het in behandeling nemen van een omgevingsvergunning voor de bouw van een vleesvarkensstal op de locatie Gewande 1a te ’s-Hertogenbosch, is gericht aan Bemeva, gevestigd te 's-Hertogenbosch. Bemeva heeft tegen deze aanslag bezwaar gemaakt.
3. Het onderhavige beroep is door mr. ir. E.J.L. van Kessel van ForFarmers Hendrix FarmConsult als gemachtigde ingesteld namens [eiser]. Het pro forma beroepschrift van 14 januari 2014, ingekomen op 15 januari 2014, vermeldt uitdrukkelijk dat de gemachtigde “namens [eiser] (als natuurlijk persoon)” beroep instelt. Het aanvullende beroepschrift van 13 februari 2014 bevat exact dezelfde bewoordingen.
4. Ingevolge artikel 26a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan, in afwijking van artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, het beroep slechts worden ingesteld door de belanghebbende aan wie de belastingaanslag is opgelegd.
5. Omdat de belastingaanslag in dit geval aan de besloten vennootschap Bemeva B.V., zijnde een rechtspersoon, is opgelegd en niet aan eiser, zijnde een natuurlijke persoon, kan eiser niet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 26a, eerste lid, van de AWR (zie bijvoorbeeld het arrest van 8 augustus 2008 van de Hoge Raad, ECLI:NL:HR:2008:BD9473)
6. Aangezien Bemeva heeft nagelaten op basis van artikel 26 van de AWR en binnen de beroepstermijn beroep in te stellen, bestaat er geen ruimte om, zoals de gemachtigde van eiser ter zitting heeft verzocht, Bemeva alsnog door de afgifte van een juiste machtiging in beroep te ontvangen. Het door eiser ingestelde beroep is dan ook niet-ontvankelijk. De rechtbank komt dan ook niet toe aan de inhoudelijke behandeling van het beroep.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank heeft meegedeeld dat tegen deze uitspraak hoger beroep mogelijk is, zoals hierna vermeld.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Wijnen, voorzitter, en mr. J.Y. van de Kraats en mr. M.P. Schutte, leden, in aanwezigheid van drs. H.A.J.A. van de Laar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2014.
Afschrift verzonden aan partijen op: