RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
uitspraak van de meervoudige kamer van 23 december 2014 in de zaak tussen
[eiseres]
, gevestigd te Veghel, eiseres
(gemachtigde: mr. W.A. Braams),
de heffingsambtenaar van de gemeente Veghel, verweerder
(gemachtigden: T.J.M. Bockting en E. van Delst).
Procesverloop
Bij besluit van 21 januari 2014 heeft verweerder aan [bedrijf A] een aanslag opgelegd ter hoogte van € 112.837,75 in verband met het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning.
Bij uitspraak op bezwaar van 9 april 2014 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het bedrag aan leges gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft op 3 december 2014 nog een faxbericht aan de rechtbank gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2014. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon A], bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Overwegingen
[bedrijf B] heeft op 11 oktober 2013 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning met de activiteit bouwen en uitweg, betreffende het oprichten van een bedrijfsgebouw en het aanleggen van een inrit op het perceel plaatselijk bekend als [adres] te Veghel. De vergunning is verleend aan [bedrijf A].
Verweerder heeft voor het in behandeling nemen van deze aanvraag op 21 januari 2014 aan [bedrijf A] een legesaanslag opgelegd. Tegen die legesaanslag heeft eiseres een bezwaarschrift ingediend. Het bezwaarschrift is op 9 april 2014 ongegrond verklaard.
2. Uit verweerders faxbericht van 3 december 2014 blijkt dat de oorspronkelijke legesaanslag van 21 januari 2014 ‘op verzoek van Van Berlo’ op 17 april 2014 is ingetrokken. Op diezelfde dag is een op naam van eiseres gestelde legesaanslag verzonden, waarbij het rechtsmiddel van bezwaar is vermeld. Vervolgens heeft eiseres op 21 mei 2014 een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak op bezwaar.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er gegeven deze gang van zaken geen geschil tussen partijen meer resteert, omdat de oorspronkelijke legesaanslag van
21 januari 2014 is ingetrokken en tegen de legesaanslag van 17 april 2014 door eiseres geen bezwaarschrift is ingediend.
4. Eiseres heeft ter zitting betoogd dat, omdat de legesaanslag van 17 april 2014 in de plaats is gesteld van de ingetrokken legesaanslag van 21 januari 2014, het ingestelde beroep op grond van het bepaalde in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van rechtswege mede betrekking heeft op de legesaanslag van 17 april 2014.
5. De rechtbank stelt vast dat de legesaanslag van 21 januari 2014 is opgelegd aan [bedrijf A]. Het feit dat eiseres om haar moverende redenen tegen die aanslag een bezwaarschrift heeft ingediend maakt haar nog niet belastingplichtig ter zake van die aanslag. De legesaanslag van 17 april 2014 is vervolgens op naam gesteld van eiseres. Omdat de legesaanslagen van 21 januari 2014 en 17 april 2014 zich richten tot twee te onderscheiden belastingplichtigen kan niet worden gezegd dat de legesaanslag van 17 april 2014 een wijziging of vervanging van het de legesaanslag van 21 januari 2014 inhoudt, als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb. Het door eiseres tegen de legesnota van 21 januari 2014 ingestelde beroep strekt zich derhalve niet tevens uit tot de legesaanslag van 17 april 2014. In de legesaanslag van 17 april 2014 is derhalve geen procesbelang voor eiseres gelegen in de onderhavige procedure.
6. Omdat verweerder de legesaanslag van 21 januari 2014 niet langer handhaaft, heeft eiseres geen procesbelang meer bij een oordeel van de rechtbank ter zake van de rechtmatigheid van die aanslag. Gelet hierop is het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank komt dan ook niet toe aan de inhoudelijke behandeling van het beroep. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J.J.M. Weyers, voorzitter, en mr. M.M.L. Wijnen en mr. F.J.H.L. Makkinga, leden, in aanwezigheid van drs. H.A.J.A. van de Laar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2014.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.