Procesverloop
Bij beschikking van 31 januari 2014, vervat in een op die datum gedagtekend aanslagbiljet, heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [vestigingsplaats 2] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2013, voor het kalenderjaar 2014, vastgesteld op € 2.108.000. In dit geschrift is tevens de aanslag onroerende-zaakbelastingen (OZB) gebruiker voor het kalenderjaar 2014 bekend gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 29 september 2014 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder de waarde van de onroerende zaak gehandhaafd.
De gestelde gemachtigde van eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De gestelde gemachtigde van eiseres heeft na het verweerschrift nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2015. Namens eiseres is niemand verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door ing. B.J.F.M. Smulders, taxateur.
Overwegingen
Verdagingsverzoek Bartels
1. Het verdagingsverzoek van de gestelde gemachtigde mr. D.A.N. Bartels (hierna: Bartels) van 15 mei, herhaald op 18 mei 2015, is zowel telefonisch als schriftelijk bij griffiersbrief van 19 mei 2015 afgewezen.
Een laatste verdagingsverzoek van Bartels van 20 mei 2015 heeft de rechtbank ontvangen op 21 mei 2015, de ochtend kort vóór het onderzoek ter zitting. Bartels heeft als reden voor zijn verdagingsverzoek gegeven dat zijn moeder ernstig ziek is en opgenomen is in het ziekenhuis. Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft Bartels gewezen op een mail van [persoon 1] van woensdag 20 mei 2015 waaruit blijkt dat de moeder van Bartels weliswaar sinds maandag (de rechtbank: 18 mei) is opgenomen in het ziekenhuis maar dat haar toestand sinds gisteren (de rechtbank: dinsdag 19 mei, gelet op het feit dat de mail woensdag is verstuurd) is verbeterd in die zin dat ze van de afdeling hartbewaking naar de reguliere verplegingsafdeling mag verhuizen. De rechtbank heeft hierin geen aanleiding gezien het verdagingsverzoek toe te wijzen. Zoals blijkt uit een telefoonnotitie van de griffie van de rechtbank is de ochtend van de zitting tot twee maal toe getracht Bartels op zijn mobiele telefoon te bereiken met de mededeling dat het verdagingsverzoek van 20 mei 2015 is afgewezen. Een voicemailbericht is door de medewerkster van de griffie achtergelaten.
2. De rechtbank ziet zich ambtshalve eerst gesteld voor de vraag naar de ontvankelijkheid van het beroep.
3. Bartels Consultancy B.V. in de persoon van Bartels heeft namens eiseres beroep ingesteld tegen verweerders beslissing van 29 september 2014. Bartels heeft weliswaar een machtiging verstrekt waaruit volgt dat [persoon 2] (de rechtbank begrijpt, gelet op het daarbij overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel, dat het gaat om [persoon 2]) van [bedrijf 2] te [vestigingsplaats 1] hem machtigt op te treden ook namens, voor zover thans van belang, eiseres. Bartels heeft uittreksels van de Kamer van Koophandel meegestuurd waaruit volgt dat [bedrijf 2] te [vestigingsplaats 1] naast deze naam ook opereert onder de namen [bedrijf 3] en [bedrijf 4]. Enig aandeelhouder is [bedrijf 5] te [vestigingsplaats 1]. [persoon 2] is alleen en zelfstandig bevoegd om namens deze Holding B.V. en dus [bedrijf 2] op te treden. Bartels heeft tevens een afschrift van de statutenwijziging van [bedrijf 2] van 19 oktober 2006 meegestuurd. Daaruit blijkt dat [bedrijf 2] eerder onder de naam was gesteld van [bedrijf 6] en deze naam dus is gewijzigd naar [bedrijf 2]. Uit een recenter uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 2] blijkt niets anders dan hierboven is weergegeven. Uit een overgelegde oudere statutenwijziging blijkt dat [bedrijf 9], opgericht door [bedrijf 7] en [bedrijf 8], bij akte van 5 januari 1998 is gewijzigd naar [bedrijf 6] (en zoals hiervoor vermeld later naar [bedrijf 2]).
4. Uit de hiervoor vermelde overgelegde stukken is de rechtbank niet duidelijk geworden, althans uit de overgelegde stukken blijkt niet, of degene die de volmacht aan Bartels Consultancy B.V. in de persoon van Bartels heeft afgegeven (volgens de machtiging [persoon 2], volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel [persoon 2]) daartoe bevoegd is namens [bedrijf 1] Meubelen [bedrijf 1].. Geen van de ingebrachte stukken (statuten, uittreksels uit het handelsregister) ziet op [bedrijf 1] Meubelen [bedrijf 1].. Bartels is door de rechtbank bij brief van 8 mei 2015 hierop gewezen, maar heeft deze onduidelijkheid, ook met de nadien toegezonden stukken noch op andere wijze, niet opgehelderd.
5. Gelet op het bovenstaande is het niet aannemelijk geworden dat eiseres, [bedrijf 1], Bartels heeft gemachtigd om namens haar het onderhavige beroep in te stellen. Daarmee is niet voldaan aan ‘enig ander bij de wet gesteld vereiste’ als bedoeld in artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb (HR 10 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:2). Om die reden wordt het beroep reeds niet-ontvankelijk verklaard.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y. van de Kraats, voorzitter, en mr. F.M. Tadic en mr. F.J.H.L. Makkinga, leden, in aanwezigheid van drs. H.A.J.A. van de Laar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2015.
Afschrift verzonden aan partijen op: