Gedaagden hebben, kort weergegeven, het volgende verweer gevoerd.
Zij waren in de betreffende periode weliswaar bestuurder van Albatros, maar zij zijn reeds per 16 december 2011 op non-actief gesteld. Zij hebben derhalve enkel gedurende de periode april 2010 tot en met 16 december 2011 als bestuurder gefunctioneerd. Enige aansprakelijkheid dient derhalve tot deze periode te worden beperkt.
De enig aandeelhouder van Albatros heeft hen volledig décharge voor het door hen gevoerde beleid verleend. Hieruit kan worden opgemaakt dat er geen sprake was van financieel mismanagement van hen. Overigens was het financiële beleid bij uitsluiting voorbehouden aan de enig aandeelhouder en derde bestuurder. Gedaagden waren niet op de hoogte van de achterstand in betalingen aan eiseres.
Reeds voorafgaand aan het toetreden van gedaagden tot het bestuur bestond er al een debat over de relevante en correcte premieverplichtingen. Albatros heeft meermalen aangegeven dat de manier waarop de premie door Cordares is berekend onjuist is. Het debat met Cordares is voortgezet na het uittreden van gedaagden uit het bestuur. Na hun uittreden hebben eiseres en Albatros kennelijk, naar aanleiding van de bespreking van 23 februari 2012, overeenstemming bereikt en is er een betalingsregeling tot stand gekomen.
Ten tijde van het bestuur van gedaagden was er geen sprake van een situatie waarin Albatros niet wilde dan wel niet kon betalen, noch was er sprake van financiële moeilijkheden die betaling van de verschuldigde premies bemoeilijkten. Albatros wenste wel te betalen maar enkel op basis van correcte inhoudelijke nota’s. De financiële situatie van Albatros was ten tijde van het bestuur van gedaagden dusdanig dat zij in staat was om aan alle bestaande betalingsverplichtingen te voldoen. Ten tijde van het bestuur van gedaagden was er dus geen sprake van een situatie waarin Albatros zich diende te beroepen op betalingsonmacht.
De rentenota’s waarvan betaling wordt gevorderd zien op een periode die niet kan worden toegeschreven aan de bestuursperiode van gedaagden. Het merendeel van deze nota’s heeft een datum gelegen voor dan wel na de bestuursperiode van gedaagden.
Gedaagden kunnen het wettelijk vermoeden dat de niet-betaling van de nota’s het gevolg is van een aan hen te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur weerleggen. Zij betwisten dat er ten tijde van het bestuur sprake was van (kennelijk) onbehoorlijk bestuur. Er waren tijdens hun bestuursperiode meer dan voldoende financiële middelen bij Albatros om aan haar betalingsverplichtingen te voldoen.
Gedaagden zijn nimmer door eiseres in gebreke gesteld. Zij zijn rauwelijks gedagvaard.