De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 november 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 juni 2015 te [plaats misdrijf 1] en/of [plaats misdrijf 2] ,
althans in het arrondissement Oost-Brabant, stoffen en/of voorwerpen en/of
gegevens,
te weten:
-2, althans een of meer, luchtafzuiger(s) en/of;
-een bestrijdingsmiddel en/of
-een filtermat en/of
-167, althans een of meer, armatu(u)r(en) en/of
-25, althans een of meer, voedingsmiddel(en) en/of
-3, althans een of meer, ph/hygro/thermo meter(s) en/of
-203, althans een of meer, assimilatielamp(en) en/of
-7, althans een of meer, schakelbord(en) en/of
-187, althans een of meer, transformator(en) en/of
-een koolstoffilter en/of
-2, althans een of meer, ventilator(en) en/of
-2, althans een of meer, kachel(s) en/of
-een luchtbevochtiger
bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel
11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet,
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of
bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of
verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet en/of
- het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of
telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of
afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of
vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet,
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of te koop aangeboden en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd
en/of voorhanden gehad,
terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die
stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens bestemd was/waren tot het
plegen van dat/die feit(en);
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
omstreeks 23 juni 2015 te [plaats misdrijf 1] en [plaats misdrijf 2] , stoffen en/of voorwerpen,
te weten:
- 2 luchtafzuigers en
- een bestrijdingsmiddel en
- een filtermat en
- 167 armaturen en
- 25 voedingsmiddelen en
- 3 ph/hygro/thermometers en
- 203 assimilatielampen en
- 7 schakelborden en
- 187 transformatoren en
- een koolstoffilter en
- 2 ventilatoren en
- 2 kachels en
- een luchtbevochtiger,
bestemd tot het plegen van feiten strafbaar gesteld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet, te weten:
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of
bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren
van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II en/of
- het opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of
afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van
een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
heeft vervoerd en/of voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat die stoffen en
voorwerpen bestemd waren tot het plegen van die feiten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft opzettelijk stoffen en voorwerpen, bestemd voor de grootschalige en bedrijfsmatige hennepteelt, vervoerd en voorhanden gehad. Hennep levert gevaar op voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Hennepteelt, en zeker op grote schaal, brengt vele vormen van (zware) criminaliteit met zich brengt. Verdachte heeft door het aanwezig hebben van dergelijke voorwerpen en stoffen die grootschalige en bedrijfsmatige hennepteelt gefaciliteerd.
De officier van justitie heeft verzocht om aan verdachte een geldboete en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank is echter van oordeel dat, gezien het grote aantal voorwerpen, in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke taakstraf, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf. Een geldboete zou geen recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde. De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank zal de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d
Opiumwet art. 11, 11a.
DE UITSPRAAK
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
stoffen of voorwerpen vervoeren en voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
Gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. Y.N.M. Rijlaarsdam en mr. J. Iding, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 30 december 2015.