De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 11 januari 2016 en 26 april 2016.
Nadat de tenlastelegging van de zaak met parketnummer 01/845977-15 op de terechtzitting van 4 mei 2016 overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering is gewijzigd is aan verdachte in die zaak ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 november 2015 te De Mortel, gemeente Gemert-Bakel,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk
van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met een auto, terwijl hij, verdachte, zijn snelheid (telkens) verhoogde, op
die [slachtoffer 1] is ingereden/afgereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 november 2015 te De Mortel, gemeente Gemert-Bakel,
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers is verdachte toen daar opzettelijk
dreigend met een auto, terwijl hij, verdachte, zijn snelheid (telkens)
verhoogde, op die [slachtoffer 1] ingereden/afgereden;
2.
hij op of omstreeks 25 november 2015 te De Mortel, gemeente Gemert-Bakel,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met (zeer)
hoge snelheid op de weg heeft gereden en
- terwijl achter hem een motorrijtuig, waarin voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1]
gezeten waren, reed plotseling en/of onverhoeds krachtig heeft geremd,
waardoor die [slachtoffer 2] krachtig heeft moeten remmen en/of een stevige
stuurbeweging naar links heeft moeten maken teneinde een aanrijding te
voorkomen en/of (vervolgens)
- terwijl zich links naast de personenauto van verdachte een motorrijtuig,
waarin voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] gezeten waren, reed de door hem,
verdachte, bestuurde personenauto naar links heeft gestuurd in de richting
van voornoemd motorrijtuig en in aanrijding en/of botsing is gekomen met
voornoemd motorrijtuig,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 november 2015 te De Mortel, gemeente Gemert-Bakel,
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen
daar opzettelijk dreigend met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto
met (zeer) hoge snelheid op de weg gereden en
- terwijl achter hem een motorrijtuig, waarin voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1]
gezeten waren, reed plotseling en/of onverhoeds krachtig geremd,
waardoor die [slachtoffer 2] krachtig moest remmen en/of een stevige
stuurbeweging naar links moest maken teneinde een aanrijding te
voorkomen en/of (vervolgens)
- terwijl zich links naast de personenauto van verdachte een motorrijtuig,
waarin voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] gezeten waren, reed de door hem,
verdachte, bestuurde personenauto naar links gestuurd in de richting
van voornoemd motorrijtuig en in aanrijding en/of botsing is gekomen met
voornoemd motorrijtuig;
3.
hij op of omstreeks 25 november 2015 te Odiliapeel, gemeente Uden,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen
aan de [adres 1]
heeft weggenomen
een handtas en/of één of meerdere telefoon(s) en/of een laptop en/of een
portemonne, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren)/geld onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een sleutel, weggenomen
uit/vanaf de schuur, behorende bij voornoemde woning;
4.
hij op of omstreeks 25 november 2015 te De Mortel, gemeente Gemert-Bakel,,
althans in Nederland, een personenauto (merk Nissan, type X-trail, voorzien
van [kentekennummer 1] )
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij
ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde
personenauto wist
dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Nadat de tenlastelegging van de zaak met parketnummer 01/005243-16 op de terechtzitting van 4 mei 2016 is gewijzigd is aan verdachte in die zaak ten laste gelegd dat:
1.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt,
welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had
verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Vught op/aan de Sint
Elisabethstraat, op of omstreeks 29 april 2015,
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan
een ander (te weten [slachtoffer 4] ) letsel en/of schade was toegebracht;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2015 tot en met 29 april 2015 te
Vught, althans in Nederland,
een goed, te weten een auto (merk Volvo en voorzien van [kentekennummer 2] ),
heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit
goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door
misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 1] :
2
Op 25 november 2015, omstreeks 03.00 uur, zagen wij een personenauto, Nissan X-Trail, voorzien van het Nederlandse kenteken: [kentekennummer 3] , rijden. We zagen dat de personenauto rechtsaf sloeg en verder reed op de Dr. De Quayweg te De Mortel. Het betreft een weg bestaande uit één rijbaan, met verkeer in beide richtingen.
We zagen dat hij achter ons tot stilstand kwam.
Wij stapten uit ons dienstvoertuig, met de intentie de verdachte aan te houden. Ik, [slachtoffer 2] , zag dat het dimlicht van de personenauto van de verdachte aan- en uitging. Hierdoor had ik de indruk dat de motor van de personenauto van de verdachte stil was gevallen.
Ik, [slachtoffer 1] , ben naast ons dienstvoertuig gaan staan. Ik, [slachtoffer 2] , ben aan de voorzijde van ons dienstvoertuig gaan staan.
Ik, [slachtoffer 1] , stond, vanuit het dienstvoertuig gezien, aan de rechterzijde van het dienstvoertuig. Ik, [slachtoffer 1] , wilde naar de personenauto van de verdachte lopen ter aanhouding van de verdachte. Ik, [slachtoffer 1] , bevond mij naast ons dienstvoertuig ter hoogte van het rechterachterportier. Ik, [slachtoffer 1] , hoorde dat de motor van de personenauto van de verdachte weer aansloeg. De afstand tussen mij, [slachtoffer 1] , en de personenauto was ongeveer 10 meter. Ik, [slachtoffer 1] , heb een stap naar achter gedaan. Ik, [slachtoffer 1] , bevond mij toen bij het bijrijdersportier van ons dienstvoertuig. Ik, [slachtoffer 1] , heb constant in de richting van de personenauto van de verdachte gekeken.
Wij zagen dat de personenauto van de verdachte snel naar voren voortbewoog. Ik, [slachtoffer 1] , zag dat de personenauto recht op mij afkwam. Ik was bang dat ik aangereden zou worden. Ik zag dat de personenauto van de verdachte mij genaderd was tot op een afstand van ongeveer 8 meter. Ik, [slachtoffer 1] , heb hierop mijn vuurwapen getrokken en een waarschuwingsschot gelost in de lucht. Ik zag dat de personenauto nog steeds op mij afkwam. Ik was bang dat ik aangereden zou worden. Ik, [slachtoffer 1] , zag dat de personenauto van de verdachte mij genaderd was tot op een afstand van ongeveer 3 meter. Ik wist dat de enige vluchtroute van de verdachte over de plek zou gaan waar ik stond. Op de plaats waar ik stond, was de breedte van de weg ongeveer 2,5 meter. Ik, [slachtoffer 1] , sprong over de motorkap van ons dienstvoertuig om zo voor het dienstvoertuig te komen.
Aan de hand van de positie van verbalisant [slachtoffer 1] en de gereden route van de verdachte, wist ik, [slachtoffer 2] , dat verbalisant [slachtoffer 1] aan de kant moest springen om te voorkomen dat de verdachte hem zou aanrijden.
Het proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer 2] :
3
Van 24 op 25 november 2015, had ik samen met collega [slachtoffer 1] , de nachtdienst voor het gebied Venray-Gennep.
Ik zie een personenauto onze kant uit rijden. Ik zag dat het een Nissan X-trail was, voorzien van het [kentekennummer 1] . Ik zet de achtervolging in. Op een gegeven moment zie ik dat de Nissan de Dr. de Quayweg in De Mortel, in slaat.
Ons dienstvoertuig en de Nissan staan stil. Hierna besluiten [slachtoffer 1] en ik om beiden uit te stappen uit ons dienstvoertuig. [slachtoffer 1] stond rechts naast ons dienstvoertuig, op de rijbaan, aan de bijrijderszijde van ons dienstvoertuig.
Ik stapte uit en ging voor ons dienstvoertuig staan.
Ik zag dat de Nissan weer weg wilde rijden. Hij trok op en reed in de richting van [slachtoffer 1] . Ineens hoorde ik en zag ik dat [slachtoffer 1] een waarschuwingsschot in de lucht gaf. De afstand tussen [slachtoffer 1] en de auto zal ongeveer 10 meter zijn geweest. Ik zag dat de Nissan rakelings langs ons dienstvoertuig reed. Hij reed daarbij over de plek waar zojuist mijn collega [slachtoffer 1] had gestaan. Als [slachtoffer 1] niet aan de kant was gesprongen had de bestuurder van de Nissan hem zeker geraakt. Ik zag dat de Nissan mij ook voorbij reed op een afstand van ongeveer 2 meter. Ik zag dat de Nissan via de berm, tussen de bomen door, op een naastgelegen fietspad terecht kwam.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
4
Bij dit incident waren betrokken: een Nissan, type X-trail, zijnde een personenauto, en een Volkswagen, type Touran, zijnde een opvallend politievoertuig.
Beide voertuigen hadden voorafgaand aan de aanrijdingen over de Dr. de Quayweg gereden, komende uit de rijrichting van de N277 en gaande in de rijrichting van de Lochterweg.
Op de Dr. de Quayweg, ter hoogte van [adres 2] , kwamen beide voertuigen, gezien de schades en de aangetroffen losgebroken voertuigdelen op de weg, tweemaal met elkaar in aanraking. Dit incident wordt verder in dit proces-verbaal omschreven als incident 1.
De incidenten hadden plaatsgevonden op de Dr. de Quayweg, gelegen buiten de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Elsendorp in de gemeente Gemert-Bakel.
De rijbaan had een breedte van circa 5,5 meter. Naast de rijbaan lag aan beide zijden een berm, waarin bomen stonden. De rechterberm had een breedte van circa 2,5 meter. Rechts naast de rechterberm bevond zich een fietspad.
Incident 1.
Komende uit de rijrichting van de N277 en gaande in de rijrichting van de Lochterweg troffen wij op de Dr. De Quayweg ter hoogte van [adres 2] , aan voor de in de linker berm staande lantaarnpaal nummer 9, verder te noemen als LP9, losgebroken voertuigdelen, bandensporen in de rechterberm en hulzen.
Gezien vanuit de rijrichting van de N277 troffen wij, verspreid over de weg losgebroken voertuigdelen aan. Bij één daarvan werd bord 7 geplaatst. De afstand tussen bord 7 en LP9 bedroeg circa 24,8 meter.
Gezien vanuit de rijrichting van de N277 troffen wij hulzen aan op de weg en in de linker berm. De hulzen bevonden zich circa 36,5 meter (bord 6), circa 31 meter (bord 4), circa 30 meter (bord 3) en circa 29,9 meter (bord 5) voor LP9.
Gezien vanuit de rijrichting van de N277 troffen wij in de rechterberm een bandensporen aan. Ter hoogte van de bandensporen werd door ons bord 2 geplaatst. De afstand tussen bord 2 en LP 9 bedroeg circa 19,1 meter.
Het proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte [verdachte]
[de rechtbank begrijpt: [verdachte] ]
:
5
Toen ik stil stond ben ik snel achteruit gereden en ik kwam ongeveer 10 meter achter de politieauto te staan. De Nissan sloeg af en ik startte hem weer vlug. Ik wilde vervolgens wegrijden. Ik zag op dat moment een mannelijke politieagent achter het bestuurdersportier van de politieauto staan. Aan de andere kant van de politieauto zag ik een politieagent staan. Ik ben weggereden.
De overwegingen.
Verdachte heeft ontkend op [slachtoffer 1] te zijn in- of afgereden. Hij heeft verklaard direct naar rechts via het fietspad te zijn weggereden. De rechtbank acht onder meer op grond van het hierboven weergegeven proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en de aanvullende verklaring van [slachtoffer 2] echter wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met de auto op [slachtoffer 1] is afgereden en dat verdachte niet – zoals hij heeft verklaard – direct via het fietspad is weggereden. De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om aan dit deel van het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal en de aanvullende verklaring van [slachtoffer 2] te twijfelen. Deze verklaringen worden immers ook door objectief bewijs ondersteund. Uit het ter plaatse verrichtte onderzoek is, gezien de plek waar de hulzen zijn aangetroffen en de plek waar het bandenspoor in de berm is aangetroffen, af te leiden dat verdachte pas nadat hij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] was gepasseerd, via de berm het fietspad is opgereden.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte met de auto op [slachtoffer 1] is afgereden. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting blijkt niet met welke snelheid verdachte op [slachtoffer 1] is afgereden; [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben dit niet kunnen aangeven, verdachte heeft ontkend op [slachtoffer 1] af te zijn gereden en er bevinden zich geen andere stukken in het dossier waaruit kan volgen met welke snelheid verdachte reed. De rechtbank leidt uit het dossier wel het volgende af. Verdachte is vanuit stilstand op [slachtoffer 1] afgereden. De afstand tussen de auto van verdachte en [slachtoffer 1] was op dat moment ongeveer 10 meter. Gelet hierop, alsmede gezien het gegeven dat verbalisant [slachtoffer 1] vanaf het moment dat verdachte zijn auto startte zijn wapen kon pakken, een waarschuwingsschot kon lossen, daarna gericht op verdachte kon schieten en zich daarna naar de voorkant van de politieauto kon begeven, waarna verdachte hem pas passeerde, is de rechtbank van oordeel dat onder deze omstandigheden niet kan worden gesteld dat verdachte met een dusdanige snelheid reed dat een aanmerkelijke kans bestond dat verdachte [slachtoffer 1] met de auto aan zou rijden, ten gevolge van welke aanrijding [slachtoffer 1] zou komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht.
De rechtbank zal verdachte dan ook van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling vrijspreken. De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] met zware mishandeling heeft bedreigd door met een auto op hem af te rijden.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 1]
:6
Op 25 november 2015, omstreeks 03.00 uur, reden wij over de N277 te Elsendorp, gelegen in de gemeente Gemert. Wij zagen een personenauto, Nissan X-Trail, voorzien van het Nederlandse kenteken: [kentekennummer 3] rijden. We achtervolgden dit voertuig en gaven de bestuurder een stopteken. We zagen dat de personenauto, na het geven van het stopteken accelereerde. We zagen dat de personenauto rechtsaf sloeg en verder reed op de Dr. De Quayweg te De Mortel. Het betreft een weg bestaande uit één rijbaan, met verkeer in beide richtingen.
De geschatte snelheid waarmee we reden was op dat moment 100 kilometer per uur. De afstand van ons ten opzichte van het voertuig van de verdachte betrof ongeveer 25 meter. Deze afstand bleef continu gelijk. Na circa 500 meter, zagen wij dat de remlichten van de personenauto begonnen te branden. We zagen dat de voorzijde van de personenauto omlaag ging. We zagen dat de achterzijde van de personenauto omhoog ging. We zagen dat de snelheid van de personenauto zeer snel verminderde. Om een aanrijding te voorkomen, heb ik, [slachtoffer 2] , hard moeten remmen en uit moeten sturen naar de linkerzijde. Het lukte mij ternauwernood om een aanrijding te voorkomen.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
7
De incidenten hadden plaatsgevonden op de Dr. de Quayweg, gelegen buiten de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Elsendorp in de gemeente Gemert-Bakel.
De rijbaan had een breedte van circa 5,5 meter. Naast de rijbaan lag aan beide zijden een berm, waar bomen in stonden.
De verklaring van verdachte, afgelegd op donderdag 26 november 2015:
8
Dinsdagavond heb ik de Nissan opgehaald. Na een insluiping in een woning ben ik weer naar de Nissan gelopen en ben ik weggereden. Ik zag een politieauto staan. Ik zag in mijn spiegel dat de politieauto achter mij aankwam. Ik besloot om te proberen te ontsnappen door mijn snelheid te verhogen. Ondanks dat ik met hoge snelheid reed bleef de politieauto mij volgen. Hij reed vrij kort achter mij. Ik besloot om plotseling hevig te remmen met de bedoeling dat de politieauto achterop mij zou knallen waardoor hij niet verder kon rijden.
De overwegingen.
Uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op ongeveer 25 meter afstand - met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur - achter de auto van verdachte aan reden, op een weg die maar 5,5 meter breed was en waar zich aan beide zijden bomen in de berm langs die weg bevonden. Verdachte heeft toen krachtig geremd om een aanrijding te veroorzaken. De rechtbank is van oordeel dat gezien deze feiten en omstandigheden de aanmerkelijke kans bestond dat verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] bij een ongeval betrokken zouden raken ten gevolge waarvan zij zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. Gelet op de wegsituatie ter plaatse en de gereden snelheid en het plotselinge hevige remmen van verdachte, was de kans dat zij achterop de auto van verdachte of tegen een in de berm staande boom zouden botsen aanzienlijk en de kans op zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk. De rechtbank is van oordeel dat verdachte die kans willens en wetens bewust heeft aanvaard. Hij heeft verklaard dat hij de hem achtervolgende politieauto met zijn manoeuvre wilde uitschakelen. De rechtbank acht dan ook de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] en van [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen.
Bewijs ten aanzien van het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht - kort gezegd - wettig en overtuigend bewezen dat verdachte is doorgereden na een ongeval, terwijl hij wist dat aan een ander schade was toegebracht (feit 1). Zij acht voorts de onder 2 ten laste gelegde opzetheling bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat verdachte heeft ontkend de bestuurder te zijn geweest. Aangevoerd is dat de verklaring van [getuige 1] , inhoudende dat verdachte de bestuurder van de auto was, door geen enkel ander bewijsmiddel wordt ondersteund; niet door het relaas van verbalisant [verbalisant 8] en niet door het aangetroffen DNA. De verdediging is dan ook van mening dat verdachte van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de verdediging aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de auto van diefstal afkomstig was.
Het oordeel van de rechtbank.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen, zakelijk weergegeven.
Het proces-verbaal van aangifte gedaan door [aangever 1]:17
Ik doe aangifte van diefstal.
Op l april 2015 omstreeks 22.00 uur ben ik gaan slapen. Op 2 april 2015 omstreeks 07.45 uur kwam ik beneden in mijn woning. Ik kon mijn autosleutels niet vinden. De autosleutels hingen de avond ervoor aan een haakje in mijn hal. Toen ik naar buiten keek zag ik dat mijn auto weg was. Mijn auto is van het merk Volvo, type C70 en voorzien van het [kentekennummer 2]
.
Het proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer 4] :
18
Ik doe aangifte van vernieling van mijn bestelbus voorzien van het [kentekennummer 4] , merk Ford, type Transit.
Op 28 april 2015, omstreeks 17.00 uur heeft [slachtoffer 4] de bestelbus geparkeerd op de parkeerplaats naast onze bakkerij aan de [adres 3] en heeft deze onbeschadigd achtergelaten. Ik hoorde van mijn medewerkers die in de bakkerij aan het werk waren op 29 april 2015 omstreeks 2.30 uur dat zij blauwe lichten hadden gezien en een klap hadden gehoord. Ze hebben buiten gekeken en zagen dat er een voertuig wegreed en dat onze bestelbus beschadigd was.
Ik zag dat er lakschade over de gehele zijkant van de bestelbus, aan de bestuurderskant, was.
Degene die betrokken is geweest bij het genoemde verkeersongeval of door wiens gedraging dit verkeersongeval is veroorzaakt, waardoor er schade en/of letsel is toegebracht, heeft de plaats van het verkeersongeval verlaten, zonder dat deze persoon de identiteit van zichzelf en, voor zover hij een motorrijtuig bestuurde, tevens de identiteit van dat motorrijtuig kenbaar heeft gemaakt.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] :
19
Op woensdag 29 april 2015 omstreeks 02.15 uur, reden wij te Vught en zagen een personenauto van het merk Volvo en voorzien van het [kentekennummer 2] . Tevens zagen wij dat de bestuurder een blanke man was met een paardenstaart. Wij zagen dat er naast hem een man zat.
Wij verbalisanten keerden ons voertuig om deze personenauto te controleren. Gelijk zagen wij dat deze personenauto zijn snelheid verhoogde.
Het voertuig sloeg rechtsaf de [adres 3] in. Op het einde van deze weg is een scherpe bocht. Wij, verbalisanten, zagen dat het voertuig in deze scherpe bocht rechtdoor ging. Daarbij reed hij gedeeltelijk door de heg en ramde hij een geparkeerd bestelbusje, welke door de botsing heen en weer schudde.
Alle hierboven genoemde wegen zijn wegen welke liggen binnen de bebouwde kom van Vught, gemeente Vught en zijn voor het openbaar verkeer openstaande wegen.
Uiteindelijk verloren wij het voertuig uit het oog.
Collega’s troffen het door ons achtervolgde voertuig aan. Het was tegen de vangrail gereden en gecrasht. De inzittenden waren gevlucht.
Op woensdag 29 april 2015 omstreeks 06.11 uur kregen wij, verbalisanten, de melding dat er iemand stond bij tankstation Velder te Liempde. Wij zijn direct naar deze locatie gegaan.
Wij, verbalisanten herkenden deze man 100% als zijnde de bijrijder in de personenauto die wij deze nacht hadden achtervolgd. Ik, verbalisant [verbalisant 8] , zei dat hij was aangehouden.
Later bleek de aangehouden verdachte genaamd te zijn: [getuige 1] .
Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] :
20
Ik zit in een kliniek in Vught.
Ik ben in Rosmalen opgehaald. Wij zijn vroeg in de nacht, 00.30-01.00 uur, in Rosmalen vertrokken. Ik ben als bijrijder in die auto gestapt.
We hebben een achtervolging gehad. Ineens draaide de politie om. Mijn maat zei: “We moeten niet gestopt worden”.
Het was in het dorp waar ik in de kliniek zat.
Sinds kort heeft hij een auto, sinds een paar weken. In de weekenden ben ik thuis en ik had hem toen al gezien met die auto. Ik denk dat het ongeveer twee weken terug was.
U vraagt mij hoe ik er achter kwam dat de auto gestolen was.
Mijn maat zei: “Mij moeten ze nu ook niet staande houden met deze”.
Toen het zo hard ging wist ik dat het niet klopte. Mijn maat kwam met 240 op de afrit afgereden. De auto brak uit en toen gingen we de vangrail in.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] :
21
Op woensdag 29 april 2015 hoorden wij, verdachte [getuige 1] . Wij, verbalisanten, hoorden omstreeks 13.49 uur, ten tijde van het verhoor, dat de bestuurder van het gestolen voertuig betrof [verdachte] . [verdachte] komt uit [gemeente] . Wij, hoorden dat [getuige 1] de genoemde [verdachte] kende vanuit de kliniek.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 11] :
22
Op 30 april 2015 heb ik onderzoek verricht naar de door verdachte [getuige 1] genoemde bestuurder van het voertuig genaamd [verdachte] . Verdachte [getuige 1] zou [verdachte] kennen vanuit de kliniek.
Ik heb hierop de afdeling FPA gebeld op [kliniek] . Ik kreeg te horen dat daar een [verdachte] verbleef.
De [verdachte] die in het “huisje” verbleef is volledig genoemd: [verdachte] .
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] :
23
Een foto van [verdachte] op de ID-staat van 1-5-2015 is zeer gelijkend met de verdachte die ik tijdens de achtervolging achter het stuur van het gestolen voertuig voorzien van het [kentekennummer 2] heb gezien.
Ik zag namelijk de bestuurder op het moment dat deze ons tegemoet reed en ons passeerde. Ik zag dat deze bestuurder een blanke man was. Ik zag dat hij lange bruine haren had tot over de schouders. Ik zag dat hij deze droeg in een lage staart achter in de nek.
Nu ik zijn foto op de ID-staat zie acht ik zeer goed mogelijk met de gelijkenissen die ik zag dat [verdachte] de bestuurder was van het genoemde gestolen voertuig.
Het proces-verbaal sporenonderzoek:
24
Het te onderzoeken voertuig betrof een Volvo, type C70, voorzien van [kentekennummer 2] . Er lag op de vloer voor de bijrijdersstoel een peuk welke voor nader biologisch onderzoek in beslag werd genomen. Achter de bestuurdersstoel lag een jas. In de jas troffen wij een peuk aan welke werd veiliggesteld voor biologische sporenonderzoek. Tevens vonden wij tussen het portier van de bestuurder en de stoel van de bestuurder een peuk aan welke werd veiliggesteld.
Biologische sporen:
SIN: AAGN3070NL, plaats veiligstellen: shagpeuk bij dorpel bestuurdersstoel.
SIN: AAGN3071NL, peuk, plaats veiligstellen: bij bijrijdersstoel.
SIN: AAGN3072NL, sigarettenpeuk uit jas.
Rapport Resultaten DNA-onderzoek van het NFI met bijlage DNA-profielcluster 2673:
25
AAGN3070NL#01, DNA-profiel: Ja, DNA-databankopname: Ja, DNA-profielcluster 2673.
AAGN3071NL#01, DNA-profiel: Ja, DNA-databankopname: Nee*.
AAGN3072NL#01, DNA-profiel: Ja, DNA-databankopname: Nee*.
*: In deze zaak zijn sporen met matchende DNA-profielen gevonden, die afkomstig kunnen zijn van dezelfde (onbekende) persoon. Hiervan is maar één DNA-profiel in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken opgenomen.
Bijlage DNA-profielcluster 2673.
AAGN3070NL#01, matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard.
Een referentiemonster wangslijmvlies van [verdachte] (geboren op [geboortedatum] ).
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 12] en [verbalisant 13] :
26
Op donderdag 30 april 2015, omstreeks 13.00 uur, waren wij verbalisanten [verbalisant 12] en [verbalisant 13] belast met het doorzoeken van een voertuig. Dit voertuig is in de nacht van 28 op 29 april betrokken geweest bij een verkeersongeval. Later bleek het voertuig, voorzien van [kentekennummer 2] zijnde een Volvo C70, te zijn weggenomen bij een woninginbraak.
Ik zag dat er in de achterbak vouwfiets lag.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] :
27
U toont mij een foto en zegt dat dit een vouwfiets is die jullie hebben aangetroffen in de kofferbak van de gestolen Volvo C70.
Die is van mijn vader.
De overwegingen.
Verdachte heeft ontkend op 29 april 2015 de bestuurder van de Volvo te zijn geweest. Hij heeft verklaard dat hij enkele dagen daarvoor wel in de Volvo heeft gereden. Hij zou de auto toen voor een vriend hebben verplaatst, omdat die vriend dronken was en de auto moest worden verplaatst. Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat die auto gestolen was.
De rechtbank acht echter op grond van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 29 april 2015 de bestuurder van de Volvo is geweest. Uit de verklaring van [getuige 1] en het nadere onderzoek van verbalisant [verbalisant 11] volgt immers dat [getuige 1] verdachte heeft aangewezen als de bestuurder van de auto. De in de auto aangetroffen sporen duiden er ook op dat verdachte die auto in gebruik had en niet enkel een keer voor een vriend heeft verplaatst. In de auto zijn immers twee peuken met DNA daarop van verdachte aangetroffen. Ook lag er een jas in de auto waarin een peuk zat met daarop het DNA van verdachte. Verder is de vouwfiets van de vader van verdachte in de auto aangetroffen. Dit alles ondersteunt de verklaring van [getuige 1] dat verdachte de auto al langer in gebruik had. Nu dit deel van de verklaring van [getuige 1] wordt ondersteund, heeft de rechtbank ook geen enkele reden om aan zijn verklaring over het gebeuren op 29 april 2015 te twijfelen, welke verklaring kort gezegd inhield dat verdachte de bestuurder was en tijdens de achtervolging tegen hem heeft gezegd: “Mij moeten ze nu ook niet staande houden met deze”. Dat verdachte de bestuurder van de Volvo was wordt ook ondersteund door het relaas van verbalisant [verbalisant 8] , zijnde één van de verbalisanten die de auto achtervolgde. Verbalisant [verbalisant 8] heeft de foto op de ID-staat van verdachte bekeken. Hij heeft gerelateerd dat het gezien de gelijkenissen die hij ziet tussen de persoon op de foto en de bestuurder, zeer goed mogelijk is dat verdachte de bestuurder van de auto was.
Gelet op de hierboven weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte op 29 april 2015 de bestuurder van de Volvo was, dat verdachte met die auto tegen de bestelbus van [slachtoffer 4] is aangereden en dat hij daarna is doorgereden zonder zijn identiteit kenbaar te maken. Gezien de wijze waarop deze aanrijding blijkens het relaas van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] heeft plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat hij schade aan de bestelbus had toegebracht. De rechtbank acht voorts gezien bovengenoemde bewijsmiddelen - en dan met name gezien de verklaring van [getuige 1] - bewezen dat verdachte de Volvo voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die Volvo wist dat deze van diefstal afkomstig was.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte dan wel opgesomde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
in de zaak met parketnummer 01/845977-15:
1.
op 25 november 2015 te De Mortel, gemeente Gemert-Bakel, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers is verdachte toen daar opzettelijk dreigend met een auto, terwijl hij, verdachte, zijn snelheid verhoogde, op die [slachtoffer 1] afgereden;
2.
op 25 november 2015 te De Mortel, gemeente Gemert-Bakel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto, met (zeer) hoge snelheid op de weg rijdend en terwijl achter hem een motorrijtuig, waarin voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gezeten waren reed, plotseling en onverhoeds krachtig heeft geremd, waardoor die [slachtoffer 2] krachtig heeft moeten remmen en een stuurbeweging naar links heeft moeten maken teneinde een aanrijding te voorkomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
op 25 november 2015 te Odiliapeel, gemeente Uden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen een handtas en telefoons en een laptop en een portemonnee, toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel, te weten een sleutel, weggenomen uit/vanaf de schuur, behorende bij voornoemde woning;
4.
op 25 november 2015 te De Mortel, gemeente Gemert-Bakel, een personenauto (merk Nissan, type X-trail, voorzien van [kentekennummer 1] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij
ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde personenauto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
in de zaak met parketnummer 01/005243-16:
1.
als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Vught op de [adres 3] , op 29 april 2015, de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, aan
een ander (te weten [slachtoffer 4] ) schade was toegebracht;
2.
in de periode van 1 april 2015 tot en met 29 april 2015 te Vught, een goed, te weten een auto (merk Volvo en voorzien van [kentekennummer 2] ), voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01/845977-15 onder 1 primair, onder 2 primair, onder 3 en onder 4 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 01/005243-16 onder 1 en onder 2 ten laste gelegde een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01/845997-15 onder 1 primair ten laste gelegde een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden en ten aanzien van het in die zaak onder 2 primair ten laste gelegde ook een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
Verder heeft zij verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf toe te wijzen.
Tot slot heeft zij verzocht de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 270 dagen toe te wijzen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat de eis van de officier van justitie disproportioneel is. De verdediging heeft verzocht rekening te houden met het schietincident.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft twee auto’s voorhanden gehad, terwijl hij wist dat die van diefstal afkomstig waren.
Op 29 april 2015 reed verdachte in een van die gestolen auto’s. Toen de politie hem wilde controleren is verdachte er vandoor gegaan. Verdachte reed met zeer hoge snelheid door de bebouwde kom, reed bij een scherpe bocht rechtdoor, reed gedeeltelijk door een heg en botste daarna tegen de bestelbus van [slachtoffer 4] aan. Vervolgens is verdachte doorgereden terwijl hij wist dat hij een ander schade had toegebracht. Door een dergelijk feit kan degene die schade is toegebracht de veroorzaker niet aansprakelijk stellen. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Op 25 november 2015 reed verdachte weer in een auto waarvan hij wist dat die gestolen was. Met deze auto is hij naar de woning van [slachtoffer 3] gereden en heeft in die woning ingebroken. De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Een inbraak in de woning veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. Daarnaast brengt een woninginbraak voor de benadeelden materiële schade en overlast met zich mee. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken.
Nadat hij deze inbraak heeft gepleegd, is hij met de gestolen auto verder gereden. Verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zagen de auto rijden en zagen op de ANPR-camera dat de auto als gestolen gesignaleerd stond. Zij gaven verdachte vervolgens een stopteken, waarop verdachte er wederom vandoor ging. Op enig moment tijdens deze achtervolging heeft verdachte gepoogd de verbalisanten zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Dit was op het moment dat verbalisanten met hoge snelheid op korte afstand achter verdachte aan reden, op een smalle weg waarvan aan weerszijden bomen in de berm stonden. Verdachte heeft toen hard geremd. Verbalisant [slachtoffer 2] , de bestuurder van de politieauto, moest daarop hard remmen en zijn auto naar links sturen, om een aanrijding te kunnen voorkomen. Toen beide voertuigen kort daarna tot stilstand waren gekomen en verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] uit de auto waren gestapt om verdachte aan te gaan houden, heeft verdachte verbalisant [slachtoffer 1] bedreigd door met de auto op hem af te rijden.
Verbalisanten waren bezig met hun taakuitoefening en verdachte heeft hen in gevaar gebracht en heeft een van de verbalisanten ook nog op ernstige wijze bedreigd. De rechtbank acht deze feiten zeer ernstig.
De rechtbank houdt er ook ten nadele van verdachte rekening mee dat hij meermalen voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte de feiten tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling heeft gepleegd.
De rechtbank houdt rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van na te melden duur.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank anders dan de officier van justitie van oordeel is dat het onder 1 in de zaak met parketnummer 01/845977-15 ten laste gelegde een bedreiging en geen poging tot zware mishandeling oplevert, en de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 03/866140-14.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
De raadsman heeft betoogd dat de strafbare feiten zijn gepleegd voordat het vonnis in de zaak met parketnummer 03/866140-14 onherroepelijk is geworden, dat de proeftijd derhalve nog niet was ingegaan, dat de strafbare feiten dus niet in de proeftijd zijn gepleegd en dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen.
De rechtbank oordeelt als volgt. Uit artikel 14c, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht en huidige jurisprudentie volgt dat vereist is dat een feit voor het einde van de proeftijd dient te zijn gepleegd. Daaraan doet niet af dat het vonnis waarbij de proeftijd is bepaald pas na het feit onherroepelijk is geworden. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Motivering van de beslissing tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling 99/000034-28.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Het openbaar minister heeft eerder de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling met parketnummer 99/000034-28 voor een periode van 710 dagen gedaan. Deze vordering is op de zitting van deze rechtbank van 2 september 2015 aan de orde gekomen. Bij vonnis van deze rechtbank van 16 september 2015 heeft de rechtbank over deze vordering onder meer het navolgende overwogen:
“(…) De rechtbank is van oordeel dat uit hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen en uit hetgeen met betrekking tot de persoon van veroordeelde is geconstateerd, de conclusie moet worden getrokken dat de voorwaardelijke invrijheidsstelling dient te worden herroepen. Echter, nu uit voornoemd advies van Novadic & Kentron volgt dat veroordeelde gedurende ongeveer 9 maanden in een forensische kliniek heeft verbleven en zich naar behoren heeft ingespannen voor een succesvolle behandeling, dient een periode van 9 maanden op de maximaal te herroepen voorwaardelijke invrijheidsstelling in mindering te worden gebracht. (…)
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling (gedeeltelijk) toe. Gelast dat de vrijheidsstraf die als gevolg van de toepassing van de regeling voorwaardelijke invrijheidsstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog gedeeltelijk moet worden ondergaan, te weten voor de duur van 440 dagen.”
De rechtbank heeft in dat vonnis derhalve geoordeeld dat 9 maanden op de te herroepen voorwaardelijke invrijheidstelling in mindering dienen te worden gebracht. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er geen ruimte meer is om nu alsnog (een deel van) die 9 maanden te herroepen. De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie dan ook afwijzen.
T.a.v. 01/845977-15 feit 1 subsidiair, feit 2 primair:Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. 01/845977-15 feit 2 primair:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Limburg, locatie Roermond d.d. 8 april 2015, gewezen onder parketnummer 03/866140-14, te weten:
Een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling met v.i-zaaknummer 99/000034-28.
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling af.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.G.T. van Emstede, voorzitter,
mr. J.G. Vos en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F. van Hulst, griffier,
en is uitgesproken op 18 mei 2016.
De voorzitter en mr. W.T.A.M. Verheggen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.