Overwegingen
1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Op grond van artikel 8:24, eerste lid, van de Awb kunnen partijen zich laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de rechtbank van de gemachtigde een schriftelijke machtiging kan verlangen.
3. G. Gieben (hierna: Gieben), werkzaam bij Previcus Vastgoed, heeft op 20 juni 2016 namens eiseres een beroepschrift ingediend. Bij dit beroepschrift is een schriftelijke machtiging gevoegd, gedateerd op 16 februari 2016, waarin door [persoon] (hierna: [persoon] ) namens eiseres een volmacht is verleend aan Gieben om beroep in te stellen. Bij brief van 20 juni 2015 heeft de rechtbank eiseres in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken stukken toe te sturen waaruit blijkt dat [persoon] namens eiseres bevoegd is deze machtiging af te geven. In deze brief is nadrukkelijk vermeld dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren indien de geconstateerde verzuimen niet tijdig worden hersteld.
4. In antwoord daarop heeft de rechtbank op 23 juni 2016, ontvangen op 24 juni 2016, een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 23 juni 2016 (hierna: het uittreksel) en nogmaals de al eerder verstrekte schriftelijke machtiging van 16 februari 2016 ontvangen. Uit het uittreksel blijkt dat [persoon] op grond van een ‘Volmacht B’ bevoegd en gevolmachtigd is namens eiseres op te treden. Bij brief van 1 juli 2016 is eiseres verzocht nadere stukken in geding te brengen waaruit blijkt wat met ‘Volmacht B’ wordt bedoeld. Ook in deze brief is vermeld dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren indien het geconstateerde verzuim niet tijdig wordt hersteld. Bij brief van 8 juli 2016, ontvangen op 11 juli 2016, heeft de rechtbank onder meer ‘een Extern Reglement Vertegenwoordigingsbevoegdheid ING Bank N.V.’ met als datumstempel 10 januari 2014 (hierna: het Reglement) ontvangen.
5. Gelet op paragraaf 1 sub A van het Reglement regelt dit de bevoegdheid om eiseres in het maatschappelijk verkeer te vertegenwoordigen. Gelet op paragraaf 2 (omvang van de vertegenwoordigingsbevoegdheid) sub A (Twee handtekeningen) is een gevolmachtigde B bevoegd om namens eiseres alle rechtshandelingen te verrichten, mits gezamenlijk handelend met (kort gezegd) een andere in het Reglement specifiek aangeduide gevolmachtigde of een statutair bestuurder van eiseres. In paragraaf 2 sub B (Eén handtekening) van het Reglement is omschreven welke rechtshandelingen – in afwijking van paragraaf 2 sub A – de gevolmachtigde B zelfstandig kan verrichten.
6. De volmacht die [persoon] als gevolmachtigde B heeft verleend aan Gieben heeft betrekking op de aanslag lokale belastingen en de daarop vermelde WOZ-beschikkingen. Uit de hierboven onder 5 omschreven paragrafen uit het Reglement volgt dat [persoon] tot het afgeven van een dergelijke machtiging niet zelfstandig bevoegd was. Het afgeven van een machtiging voor het instellen van beroep ter zake van een WOZ-waarde en daarop gebaseerde aanslag OZB valt niet onder de onder paragraaf 2 sub B genoemde rechtshandelingen, welk een gevolmachtigde B zelfstandig mag verrichten.
7. Op grond van artikel 6:6 van de Awb kan het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn. Het niet overleggen van een (bevoegd afgegeven) machtiging is een verzuim in hiervoor bedoelde zin. Eiseres had, gelet op haar Reglement, moeten begrijpen dat een machtiging nodig was die was ondertekend door twee volgens het Reglement bevoegde vertegenwoordigers. Omdat het verzuim niet binnen de gestelde termijn is hersteld, is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb (HR 10 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:2 en HR 21 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL4320).
8. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijke behandeling van het beroep. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.