3.1.
[werknemer] vordert, dat de kantonrechter een voorlopige voorziening zal treffen in die zin dat ASAS International wordt veroordeeld:
I.
[werknemer] toe te laten tot zijn werkzaamheden en tot volledige facilitering van [werknemer] om zijn gebruikelijke werkzaamheden uit te oefenen, zoals het vertegenwoordigen van ASAS Otomotiv bij de klanten in Europa, onder uitbetaling van het overeengekomen loon en de overeengekomen autokostenvergoeding en overige onkostenvergoedingen tot einde dienstverband, op straffe van een dwangsom van € 2.000,00 per dag dat [werknemer] niet wordt toegelaten tot zijn werkzaamheden;
a. € 15.922,24 bruto ter zake achterstallig loon over de periode van 20 april 2016 tot 1 juli 2016;
b. € 7.000,00 netto ter zake achterstallige vergoeding autokosten;
c. € 12.655,00 bruto ter zake wettelijke verhoging over te late loonbetalingen in 2015 en de periode van 1 januari 2016 tot 20 april 2016;
d. de buitengerechtelijke kosten ad € 1.125,00;
e. de wettelijke verhoging ad € 7.961,23 bruto over de onder a genoemde hoofdsom (het loon na 20 april 2016);
f. de wettelijke rente over het sub a tot en met e gevorderde vanaf datum verzuim;
g. de proceskosten, waaronder begrepen een salaris voor de gemachtigde;
h. de kosten voor het leggen van conservatoir derdenbeslag, waaronder begrepen een salaris voor de gemachtigde;
i. betaling van de nakosten, als nader in de dagvaarding omschreven.
3.2.
Aan deze vorderingen legt [werknemer] het onverminderd voortduren van zijn arbeidsovereenkomst ten grondslag. Sinds 20 april 2016 ontvangt hij echter geen loon meer. Hij heeft daarom nog aanspraak op het restant loon over april 2016 (8/22 x € 6.736,33 =
€ 2.449,58 bruto) en het loon over mei en juni (2 x € 6.736,33), derhalve in totaal
€ 15.922,24 bruto. Verder heeft hij nog aanspraak op uitbetaling van de autokostenvergoeding over de maanden maart t/m juni (4 x € 750,00 = € 3.000,00 netto), alsmede op uitbetaling van wettelijke verhoging en wettelijke rente. Ondanks aanmaningen weigert ASAS International het (achterstallig) loon te betalen en [werknemer] toe te laten tot het werk.
3.3.
ASAS International voert, kort samengevat, het volgende verweer.
Bij brief van 8 maart 2016 en e-mailbericht van 15 maart 2016 is [werknemer] aangezegd dat de arbeidsovereenkomst, die per 20 april 2016 zou eindigen, niet meer wordt verlengd.
Omdat [werknemer] bestuurder is, kan de vordering tot tewerkstelling niet worden toegewezen (art. 2:244 lid 3 BW).
De andere vorderingen van [werknemer] moeten worden afgewezen, omdat de arbeidsovereenkomst per 20 april 2016 is opgezegd en [werknemer] daartegen niet binnen twee maanden bij verzoekschrift is opgekomen zoals artikel 7:686a BW voorschrijft. Van opvolgend werkgeverschap, zoals [werknemer] stelt, is geen sprake. Uit de feitelijke gang van zaken blijkt dat partijen, na de eerdere arbeidsovereenkomst met ASAS Otomotiv, een nieuwe arbeidsovereenkomst hebben willen sluiten, waarbij andere arbeidsvoorwaarden golden en [werknemer] een andere functie dan voorheen bekleedde.