Partijen hebben een gezamenlijke expertise laten uitvoeren door [naam deskundige] (verder: [naam deskundige] ). In haar definitieve deskundigenrapport van 20 juli 2015 concludeert [naam deskundige] onder meer:
“(p. 12) Betrokkene is op 13-01-2012 gezien door [naam orthopedisch chirurg] . Deze sprak over postpartum bekkeninstabiliteit die spontaan zou herstellen. Betrokkene kreeg het advies om in beweging te blijven. In mijn optiek is primair conservatieve behandeling bij postpartum bekkeninstabiliteit algemeen aanvaard.
Op 25-04-2012 is betrokkene gezien door [naam orthopedisch chirurg 2] . Inmiddels liet een botscan een afwijking zien ter hoogte van de symfyse. Herhaald röntgenonderzoek toonde progressie van de afwijking. Betrokkene kreeg het advies om het bekken “aan elkaar te lopen”. In mijn optiek zou gezien de progressieve radiologische afwijking en ook de progressieve en zeer invaliderende klachten op dat moment een ander behandelbeleid overwogen hebben moeten worden. Alhoewel discrepanties bestaan over de weergave van klachten en de radiologische afwijking pas in retrospectie is gezien, zou in ieder geval vanwege het lange bestaan van ernstige invaliderende klachten een second opinion overwogen moeten worden.
Bovendien zou het raadzaam zijn geweest dat betrokkene het advies had gekregen om onbelast te mobiliseren met krukken danwel met een rolstoel gezien het verslechterde röntgenologische beeld.
[…]
(p. 12) In mijn optiek hadden de orthopedisch chirurgen reeds in maart/april 2012 bedacht moeten zijn op een afwijkend beloop van postpartum bekkeninstabiliteit. Bij het ontstaan van radiologische afwijkingen met osteolyse van de symfyse en het linker SI-gewricht zoals op de röntgenfoto d.d. 25-04-2012 had in mijn optiek de diagnose gewijzigd moeten worden in progressieve instabiliteit met botverlies.
[…]
(p. 13) In januari 2012 is in mijn optiek behandeld met de zorgvuldigheid die in 2012 van een redelijk bekwame en redelijk handelend orthopedisch chirurg mag worden verwacht, alhoewel het niet verrichten van een lichamelijk onderzoek in mijn optiek niet als zorgvuldig kan worden beschouwd.
Bij het constateren van progressieve afwijkingen zoals zichtbaar op het röntgenonderzoek en de botscan in maart/april 2012 is in mijn optiek niet zorgvuldig gehandeld. Het therapeutisch advies is niet zorgvuldig geweest. Het was raadzaam geweest om betrokkene te adviseren onbelast te mobiliseren met krukken danwel met een rolstoel. Verder was vanwege progressie van klachten en afwijkingen een second opinion of operatieve behandeling te overwegen geweest. Er bestaat geen protocol of evidence-based medicine over dit onderwerp. De meegezonden literatuur geeft echter aan dat chirurgische stabilisatie van postpartuminstabiliteit van de symfyse, met name in geval van SI-instabiliteit, gangbaar is. Dat was reeds vóór 2012 bekend in de literatuur.
[…]
(p. 13) Het is niet mogelijk om aan te geven hoe de behandeling, het beloop en het uiteindelijke resultaat zou zijn geweest indien betrokkene eerder operatief behandeld zou zijn geweest. In mijn optiek zou betrokkene echter bij een eerdere chirurgische ingreep, dat wil zeggen voordat ernstige osteolyse van de symfyse was opgetreden, grotere kans hebben gehad op een geslaagde osteosynthese van de symfyse en het SI-gewricht en zou een spinopelvine reconstructie waarschijnlijk achterwege hebben kunnen blijven. In welke mate betrokkene restklachten zou hebben gehad na een symfysiodese en SI-dese links is niet aan te geven. In ieder geval verwacht ik dat betrokkene in dat geval niet rolstoelgebonden zou zijn en in staat zou zijn om belast te mobiliseren.
[…]
(p. 13) Indien betrokkene operatief behandeld was voordat ernstige osteolyse van de symfyse of het SI-gewricht links was opgetreden, zou de kans op een gunstig behandelresultaat in mijn optiek groot zijn geweest.
Onder de gegeven omstandigheden met ernstige osteolyse van de symfyse en osteolyse in het linker SI-gewricht zou de kans op een gunstig behandelresultaat in ieder geval aanzienlijk zijn geweest. Daarbij wordt met een gunstig behandelresultaat bedoeld dat uiteindelijk consolidatie van de symfyse en het linker SI-gewricht zou zijn opgetreden waarbij betrokkene in staat zou zijn geweest om belast te mobiliseren en niet rolstoelgebonden zou zijn.
[…]
(p. 14) De thans gevonden afwijkingen zijn gedeeltelijk te zien als gevolg van de niet-correcte behandeling. Het is zeer goed mogelijk dat betrokkene ook bij een correcte behandeling restafwijkingen zou hebben gehad. In welke mate betrokkene restafwijkingen zou hebben gehad indien zij in een vroeg stadium operatief zou zijn behandeld is niet met zekerheid aan te geven. Ik verwacht echter dat zij bij een correctie behandeling thans niet rolstoelgebonden zou zijn en in staat zou zijn om belast te mobiliseren.”