De kantonrechter laat in het midden of het ontslag op staande voet destijds terecht is gegeven. REG heeft dit ontslag op staande voet niet gehandhaafd.
Wel oordeelt de kantonrechter dat er voor REG, gegeven het gedrag van [verweerster] op de bewuste dag, dat in feite gekwalificeerd kan worden als werkweigering, aanleiding bestond om haar een waarschuwing te geven. Dat REG [verweerster] een formele waarschuwing heeft gegeven, in plaats van het aanvankelijk gegeven ontslag op staande voet, is aldus alleszins redelijk. REG heeft daaraan een evaluatietraject willen koppelen waarin elk kwartaal de houding en het gedrag van [verweerster] zouden worden geëvalueerd.
Bij brief van 20 januari 2016 heeft [verweerster] haar zienswijze ten aanzien van de waarschuwing en het evaluatietraject kenbaar gemaakt en aangegeven dat er geen reden is om haar een waarschuwing te geven en in een evaluatietraject te plaatsen. Omdat [verweerster] zich niet kon vinden in de formele waarschuwing heeft zij het aanbod van REG dan ook niet geaccepteerd. Door dit aanbod niet te accepteren en in feite ook niet te willen praten over het aanbod, heeft [verweerster] de door het incident verstoorde arbeidsrelatie juist in stand gehouden. [verweerster] heeft in haar brief weliswaar gesteld dat zij bereid is om met haar werkgever in gesprek gegaan, maar REG heeft onweersproken gesteld dat [verweerster] , nadat REG verzocht had om met elkaar om de tafel te gaan zitten, niet heeft willen praten en heeft vastgehouden aan haar standpunt dat een waarschuwing niet op zijn plaats is. Ook de gemachtigde van REG wijst er in de brief van 28 januari 2016 op dat [verweerster] na afwijzing van het aanbod meermaals verzocht is om een toelichting op haar standpunt te geven, hetgeen door haar geweigerd is. Het is echter niet aan een medewerker om een waarschuwing wel of niet te accepteren. Deze wordt immers door de werkgever eenzijdig opgelegd.
REG heeft volgens zijn stellingen gemeend dat niet alleen vanwege het incident, maar ook vanwege de houding en tegendraadse opstelling van [verweerster] , waar al vaker opmerkingen over waren, een evaluatietraject noodzakelijk was. Zo heeft [naam directeur] ter zitting aangevoerd dat er bij [verweerster] veel ontevredenheid bestond met betrekking tot het salaris, het pensioen en de zwaarte van haar werkzaamheden, dat dit merkbaar was op de werkvloer en dat hij last had van deze houding van [verweerster] . Volgens [naam directeur] was deze houding niet terecht, gezien de indexeringen die zijn toegepast op het salaris en het aanbieden van een pensioen in tijden van crisis. [verweerster] heeft ter zitting verklaard dat het haar dwars zit dat zij, gezien de taken die zij verricht, de beloning en waardering mist, zodat er vanuit gegaan kan worden dat er van de zijde van [verweerster] wel degelijk enige ontevredenheid bestond en dat deze ontevredenheid op enige momenten merkbaar was op de werkvloer. Tegen die achtergrond kan het evaluatietraject dat REG had willen volgen, niet worden bestempeld als een onredelijke maatregel van de werkgever.
[verweerster] valt gezien het voorgaande dan ook te verwijten dat zij zich ten opzichte van het aanbod van REG negatief heeft opgesteld en niet openstond voor een redelijke oplossing.