Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBOBR:2017:2833

Rechtbank Oost-Brabant
23-05-2017
30-05-2017
C/01/319243 / KG ZA 17-182
Civiel recht
Kort geding

Kort geding. Vordering ex 843a Rv afgewezen. Eiseres is veroordeeld in de proceskosten van gedaagden tot een totaalbedrag van € 30.618,00.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

zaaknummer / rolnummer: C/01/319243 / KG ZA 17-182

Vonnis in kort geding van 23 mei 2017

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

UNGA B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

eiseres,

advocaten mr. Th.J. Bousie en mr. A.S. van Everdingen te Amsterdam,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BOOST LOYALTY B.V.,

gevestigd te Hulst,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BOOST COLLECTIBLES B.V.,

gevestigd te Hulst,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BOOST LOYALTY HOLDING B.V.,

gevestigd te Hulst,

4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BOOST GROUP B.V.,

gevestigd te Nieuwkuijk,

5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BOOST GROUP HOLDING B.V.,

gevestigd te Nieuwkuijk,

6. de rechtspersoon naar het recht van Zwitserland

BOOST COLLECTIBLES AG,

gevestigd te Steinhausen, Zwitserland,

7. de rechtspersoon naar het recht van Zwitserland

BOOST HOLDING AG,

gevestigd te Steinhausen, Zwitserland,

8. de rechtspersoon naar het recht van Zwitserland

BOOST GROUP INTERNATIONAL AG,

gevestigd te Steinhausen, Zwitserland,

gedaagden,

advocaten mr. R.B. Musters, mr. I.S. Oosterhoff en mr. W. Seinen te Amsterdam.

Partijen zullen hierna Unga en Boost c.s. genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding van 24 maart 2017 met 4 producties

  • -

    de brief van mr. Seinen van 4 mei 2017 met een conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 4

  • -

    de brief van mr. R.B. Musters van 5 mei 2017 met aanvullende producties 5 tot en met 23

  • -

    de brief van mrs. Bousie en Van Everdingen van 8 mei 2017 met aanvullende producties 5 en 6

  • -

    de brief van mrs. Bousie en Van Everdingen van 8 mei 2017 met aanvullende productie 7

  • -

    de brief van mrs. Bousie en Van Everdingen van 8 mei 2017 met een akte houdende wijziging van eis

  • -

    de brief van mr. Musters van 8 mei 2017 met aanvullende productie 24

  • -

    de brief van mr. Musters van 8 mei 2017 met aanvullende productie 25

  • -

    de mondelinge behandeling op 9 mei 2017

  • -

    de pleitnota van Unga

  • -

    de pleitnota van Boost c.s.

1.2.

Unga heeft ter zitting bezwaar gemaakt tegen de te late indiening door Boost c.s. van haar productie 25. De voorzieningenrechter heeft de productie toegestaan, nu de door Boost c.s. overgelegde akte dateert van 8 mei 2017 en dus ook niet (veel) eerder in het geding had kunnen worden gebracht en Unga niet kan worden geacht in haar procesbelang te zijn geschaad. Boost c.s. hadden zich ook zonder de overlegging van die akte op het standpunt kunnen stellen dat het beslag inmiddels is vervallen, in welk geval Unga zich daartegen ook had dienen te verweren.

1.3.

Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

Unga is specialist in het ontwikkelen en produceren van loyaliteitsprogramma’s voor met name retailers. Unga is wereldwijd actief. Indirect directeur en grootaandeelhouder van Unga is de heer [naam DGA Unga] .

2.2.

Boost c.s. exploiteren een internationaal marketingbureau dat creatieve marketingoplossingen levert aan onder andere retailers. Boost c.s. handelden voorheen (ook) onder de naam Nebus.

2.3.

In 2011 heeft Unga een loyaliteitsprogramma genaamd “Little Shop” voor Albert Heijn ontwikkeld. Het concept bij voornoemd loyaliteitsprogramma is dat de winkelier bij een bepaald aankoopbedrag gratis een miniatuurproduct aan de klant kado doet. De miniatuurproducten betreffen bestaande producten die door de winkelier worden verkocht. Er zijn ongeveer 50 miniatuurproducten beschikbaar die per stuk in identieke verpakkingen worden verpakt. Naast de miniatuurproducten is er ook een miniatuurkassa en -winkel tegen een geringe betaling beschikbaar.

2.4.

Op 28 mei 2012 hebben Boost c.s. een miniatuurcampagne genaamd “Mini Mania” gepresenteerd aan haar klant Migros-Genossenschafts-Bund in Zwitserland (hierna: Migros).

2.5.

Unga is in 2012 onder andere gesprekken aangegaan met supermarktketen Migros teneinde het Little Shop concept aan te bieden. De contactpersoon van Migros heeft daarbij aan Unga meegedeeld dat Boost c.s. het Little Shop format ook al aan Migros hadden gepresenteerd.

2.6.

Eind augustus 2012 heeft Migros gekozen voor het Mini Mania concept van Boost c.s. (prod. 14 en 15 van Boost c.s.) Na deze overeenstemming hebben Boost c.s. producten besteld bij hun leverancier Grand Champion (prod. 16 van Boost c.s.).

2.7.

Vanaf eind december 2012 tot en met januari 2013 hebben tussen Boost c.s. en Unga onderhandelingen plaatsgevonden over een mogelijke samenwerking. Unga heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de (auteurs)rechten van het Little Shop format en de Little Shop producten bij Unga lagen.

2.8.

Op 11 januari 2013 heeft de heer [naam toenmalig Global Purchasing Director Boost c.s.] van Boost c.s. een offerte opgevraagd bij Unga in verband met verschillende mogelijke “minipromoties”. Op 17 januari 2013 heeft Unga een emailbericht gezonden aan Boost c.s. met een indicatie van de doorlooptijden, planning en de gemiddelde (inkoop)prijzen van de producten, te weten USD 0,10 per miniatuur.

2.9.

Op 22 januari 2013 hebben Boost c.s. het advies van haar Nederlandse advocaten Arnold & Siedsma ontvangen dat Unga naar Nederlands recht geen auteursrechten heeft op het Little Shop format.

2.10.

Op die datum hebben Boost c.s. de onderhandelingen afgebroken en medegedeeld dat zij zelf de producten op de markt zouden zetten.

2.11.

Na het afbreken van de onderhandelingen hebben partijen nog gesproken over een door Boost c.s. te betalen licentievergoeding, waarover partijen uiteindelijk geen overeenstemming hebben bereikt.

2.12.

Op 29 januari 2013 ontving de heer [naam DGA Unga] een sms bericht van [voormalig marketing directeur AHOLD] , destijds marketing directeur van Ahold in Tsjechië met de volgende inhoud:

Dear [naam DGA Unga] , I had meeting today with Nebus and they presented me the miniatures concept you made for Albert Heijn. They told me they have permission from you. Do you know that they have copied that and travel around Europe and try to sell that?”

2.13.

Bij emailbericht van 24 september 2013 heeft de heer [naam head of strategic marketing van XS Supermarkten] , head of strategic marketing van X5-supermarkten in Rusland, op de vraag van de heer [naam DGA Unga] of Boost/Nebus monsters van Unga hebben gebruikt om aan te bieden aan X5 geantwoord:

“Hi [naam DGA Unga] .

I can confirm that Nebus is using your samples.

I don’t know the BOOST company

Best [naam head of strategic marketing van XS Supermarkten] ”

2.14.

Op 8 februari 2013 hebben Boost c.s. het woord-en/of beeldmerk “LITTLE SHOP” gedeponeerd bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE), waar het woord-en/of beeldmerk vanaf 10 mei 2013 is ingeschreven.

2.15.

Boost c.s. hebben hun Mini Mania concept in september 2013 uitgevoerd bij Migros en bij de Duitse supermarktketen Real en in maart 2016 bij de Russische supermarktketen Lenta.

2.16.

Bij beschikking van 29 april 2015 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant het verzoek van Unga van 26 januari 2015 tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toegewezen. Vervolgens zijn op 29 juli 2015 de heer [naam toenmalig CEO Boost c.s.] , de toenmalige CEO van Boost c.s., en op 1 juni 2016 de heer [naam toenmalig Global Purchasing Director Boost c.s.] , destijds Global Purchasing Director van Boost c.s.

2.17.

Op 7 oktober 2016 heeft Unga de rechtbank Zeeland-West-Brabant verzocht een rogatoire commissie in te stellen teneinde de heer [naam 1] , de heer [naam 2] , de heer [naam head of strategic marketing van XS Supermarkten] en mevrouw [voormalig marketing directeur AHOLD] te doen horen als getuige. Bij beschikking van 18 januari 2017 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant het verzoek tot het horen van genoemde getuigen in het buitenland via een rogatoire commissie afgewezen en het verzoek aangehouden teneinde Unga in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de vraag of zij de genoemde getuigen alsnog hier te plaatse wenst te doen horen.

2.18.

Bij verzoekschrift van 14 februari 2017 heeft Unga de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof gevraagd voor het leggen van conservatoir bewijsbeslag op de in het verzoek onder paragraaf 142 nader omschreven bescheiden. Tevens is om afgifte ter gerechtelijke bewaring van genoemde bescheiden verzocht.

2.19.

Bij beschikking van 16 februari 2017 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het gevraagde verlof verleend. Voor het eerst op 27 februari 2017 heeft Unga bij Boost c.s. op roerende zaken en digitale gegevens zoals omschreven in het beslagrekest beslag gelegd en heeft de deurwaarder bepaalde bescheiden (waaronder gegevensdragers) aan gerechtelijk bewaarder [naam gerechtelijk bewaarder] , ICT deskundige van DigiJuris afgegeven. Na 27 februari 2017 zijn nog verschillende aanvullende beslagen gelegd ten laste van Boost c.s.

2.20.

Op 13 april 2017 hebben Boost c.s. een verzoek tot intrekking van het woord- en/of beeldmerk “LITTLE SHOP” (No. 0932826) ingediend bij het BBIE. Het merkdepot is vervolgens op 24 april 2017 ingetrokken.

2.21.

Op 8 mei 2017 hebben Boost c.s. een verklaring ex artikel 1019i Rv ingediend bij de griffie van de rechtbank Oost-Brabant, inhoudende de vaststelling dat de krachtens het verlof van 16 februari 2017 gelegde beslagen zijn komen te vervallen.

3 Het geschil

3.1.

Unga vordert - na wijziging van eis - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad

primair:

  1. Boost c.s. te veroordelen toe te staan dat Unga direct na het te wijzen vonnis inzage verkrijgt in en afschrift verkrijgt van de in paragraaf 49 van de dagvaarding genoemde bescheiden, althans van de door de voorzieningenrechter te bepalen bescheiden, door de gerechtelijk bewaarder ICT-dienstverlener DigiJuris B.V. te Amersfoort, die deze stukken reeds uit hoofde van het bewijsbeslag onder zich heeft, met medewerking van een deurwaarder van deurwaarderskantoor Groot & Evers en Boost c.s. te veroordelen alle benodigde medewerking te verlenen,

  2. Boost c.s. te bevelen binnen drie werkdagen na betekening van het te wijzen vonnis inzage te verlenen in en afschrift te verschaffen van de in paragraaf 49 genoemde bescheiden voor zover die niet onder het beslag vallen, althans inzage te verlenen in en afschrift te verschaffen van de door de voorzieningenrechter te bepalen bescheiden,

subsidiair:

3. voor zover het gevorderde onder 1 dan wel 2 zou worden afgewezen in verband met een beroep van Boost c.s. op de aanwezigheid van vertrouwelijke gegevens, Boost c.s. te bevelen over te gaan tot het onder 1 dan wel 2 gevorderde, met bepaling dat de volgende procedure wordt gevolgd:

a. Boost c.s. verstrekt binnen de bevolen termijn een kopie van de bescheiden onder het gevorderde sub 1 en 2 (houdende de vertrouwelijke bedrijfsgegevens in leesbare vorm) in gerechtelijke bewaarneming aan ICT-dienstverlener DigiJuris B.V. te Amersfoort, voor zover een kopie van deze bescheiden nog niet in het bezit is van de gerechtelijk bewaarder,

b. Boost c.s. wordt een aanvullende termijn van 1 dag geboden, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn, om de bescheiden onder het gevorderde sub 1 en 2 eerst te ontdoen van vertrouwelijke bedrijfsgegevens door deze informatie zwart te maken, alvorens inzage te verlenen en afschrift te verstrekken aan Unga, en

c. de deurwaarder die het bewijsbeslag heeft gelegd, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen deskundige, wordt als deskundige benoemd die op schriftelijk verzoek van Unga onderzoekt of Boost c.s. meer gegevens zwart hebben gemaakt dan die welke als vertrouwelijk kunnen worden aangemerkt en hierover verslag uitbrengt aan partijen. Stukken die door Boost c.s. ten onrechte zwart zijn gemaakt volgens het verslag van de deurwaarder, moeten alsnog aan Unga ter beschikking worden gesteld,

meer subsidiair:

4. indien het gevorderde onder 1, 2 en 3 zou worden afgewezen: Boost c.s. te veroordelen toe te staan dat de deurwaarder en/of gerechtelijk bewaarder afschrift van de in paragraaf 49 van de dagvaarding genoemde bescheiden die onder het bewijsbeslag vallen aan Unga verschaf(t)(fen) na een door de voorzieningenrechter vast te stellen procedure en

in alle gevallen:

5. Boost c.s. hoofdelijk, althans Boost te veroordelen elk gebruik van het teken Little Shop gestaakt te (doen) houden,

6. Boost c.s. hoofdelijk, althans Boost te veroordelen tot betaling van een onmiddellijke opeisbare dwangsom van € 250.000,00, althans een door de voorzieningernechter te bepalen bedrag, per dag of gedeelte van een dag dat Boost c.s. in strijd handelt met het onder 1, 2, althans 3, althans 4 en 5 gevorderde,

7. te bevelen dat in alle gevallen een volledig kopie van de beslagen documenten, welke door de gerechtelijk bewaarder in bewaring worden gehouden, in bewaring blijft bij de gerechtelijk bewaarder, tot een door een bodemrechter bij in kracht van gewijsde gegane beslissing anders is beslist,

8. Boost c.s. hoofdelijk, althans Boost te veroordelen in de kosten van het geding, waaronder in ieder geval de werkelijke kosten van dit geding ex artikel 1019 h Rv, voor zover die kosten betrekking hebben op de vorderingen van Unga ten aanzien van inbreuk op haar intellectuele eigendomsrechten, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente over die kosten,

9. Boost c.s. hoofdelijk, althans Boost te veroordelen tot betaling van de kosten voor het leggen van conservatoir bewijsbeslag, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, ter zake van het leggen van conservatoir bewijsbeslag, te vermeerderen met de wettelijke rente,

10. de termijn zoals bedoeld in artikel 1019i Rv en artikel 50, lid 6 TRIPs te bepalen op uiterlijk 6 (zes) maanden na het op grond van dit verzoek te wijzen vonnis.

3.2.

Boost c.s. voeren verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Boost Collectibles AG, Boost Holding AG en Boost Group International AG

zijn gevestigd te Steinhausen, Zwitserland. Het geschil heeft derhalve internationale aspecten, zodat allereerst (ambtshalve) moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is er kennis van te nemen.

4.2.

Zwitserland is partij bij het Verdrag van Lugano betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PbEU L 339/3 van 21 december 2007; hierna: EVEX II). Het geschil tussen partijen betreft een burgerlijke zaak als bedoeld in artikel 1 van het verdrag, zodat dit verdrag van toepassing is.

4.3.

Op grond van artikel 6 lid 1 EVEX II en in afwijking van de hoofdregel van artikel 2 lid 1 EVEX II, kunnen Boost Collectibles AG, Boost Holding AG en Boost Group International AG worden opgeroepen voor de - in dit geval - Nederlandse rechter omdat de overige gedaagden allen in Nederland gevestigd zijn en tussen de vorderingen ten aanzien van alle gedaagden een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om een gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaak onverenigbare beslissingen worden gegeven.

4.4.

Nu de Nederlandse rechter in casu rechtsmacht toekomt dient de vordering ex artikel 843a Rv naar Nederlands recht (lex fori) te worden beoordeeld, omdat de exhibitieplicht deel uitmaakt van het Nederlands procesrecht. Ter beoordeling ligt derhalve voor de vraag of Unga, op grond van artikel 843a Rv, recht heeft op inzage in de door haar in de dagvaarding nader omschreven bescheiden. Daartoe wordt als volgt overwogen.

4.5.

Boost c.s. hebben zich, onder verwijzing naar prod. 25, allereerst op het standpunt gesteld dat het door Unga ten laste van haar gelegde bewijsbeslag inmiddels is vervallen, omdat Unga niet tijdig een eis in de hoofdzaak heeft ingesteld. Deze stelling faalt. Voor zover niet reeds het onderhavige kort geding heeft te gelden als een eis in de hoofdzaak heeft Unga bij dagvaarding van 24 maart 2017 een vordering ex artikel 843a Rv, alsmede een vordering tot het gestaakt houden van de merkinbreuk ingesteld.

4.6.

Uit de stellingen van Unga volgt dat zij haar inzagevordering baseert op enerzijds het vermoeden dat sprake is van bedrog en/of onrechtmatig handelen in verband met het onder valse voorwendselen verkrijgen van vertrouwelijke gegevens en het gebruik daarvan en anderzijds de inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten door het exact kopiëren door Boost c.s. van het Little Shop format.

4.7.

Bij de beoordeling van een vordering op grond van artikel 843a Rv staat voorop dat de vordering van Unga alleen kan worden toegewezen indien aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan: (a) er moet in voldoende mate aannemelijk worden dat Unga een rechtmatig belang heeft bij de gevraagde inzage/afschriften en voorts dat het gaat om (b) bepaalde bescheiden aangaande (c) een rechtsbetrekking waarin Unga partij is, tenzij (d) er aan de zijde van Boost c.s. gewichtige redenen zijn om niet aan deze vordering te voldoen of (e) indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder de verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.

4.8.

Unga heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een rechtsbetrekking tussen Unga en Boost c.s. in verband met het door haar gestelde onrechtmatig handelen door Boost c.s. jegens haar. Concrete aanknopingspunten dat Boost c.s. zich onder valse voorwendselen toegang hebben verschaft tot de bedrijfsgeheimen van Unga en daarvan vervolgens misbruik hebben gemaakt zijn door Unga niet gesteld. Dat Boost c.s. op 11 januari 2013 een offerte hebben opgevraagd bij Unga in verband met verschillende mogelijke “minipromoties”, waarna Unga op 17 januari 2013 een indicatie van doorlooptijden, planning en de gemiddelde (inkoop)prijzen van de producten heeft verstrekt, is daarvoor, evenals het gegeven dat Boost c.s. kort daarna de onderhandelingen hebben beëindigd, onvoldoende. Boost c.s. hebben in dat kader gemotiveerd gesteld dat zij eind 2012 in gesprek zijn geraakt met Unga, omdat Unga stelde dat Boost c.s. met de mini mania campagne inbreuk maakten op de intellectuele eigendomsrechten rechten van Unga. Boost c.s. zagen zich hangende hun interne onderzoek naar de vraag of Unga inderdaad intellectuele eigendomsrechtenrechten geldend kon maken op haar little shop concept, genoodzaakt met Unga te onderhandelen over afname van producten van Unga, voor het geval dat het inkopen van de miniaturen bij haar eigen leverancier Grand Champion niet zou lukken als gevolg van de intellectuele eigendom claims van Unga. Boost c.s. hebben deze onderhandelingen afgebroken nadat zij de adviezen hadden ontvangen van hun advocaten dat Unga geen auteursrechten toekomt op het format Little Shop. Dit verweer, dat de voorzieningenrechter niet op voorhand ongeloofwaardig voorkomt en door Unga onvoldoende is weerlegd, levert de gerechtvaardigde vraag op of er überhaupt sprake is van een rechtsverhouding uit hoofde van onrechtmatige daad tussen Unga en Boost c.s.

4.9.

Uit de stellingen van Unga volgt dat zij ervan uitgaat dat uit de door haar opgevraagde stukken zal blijken dat haar stelling dat Boost c.s. bedrijfsgeheimen op onrechtmatige wijze hebben verkregen en hebben gebruikt, namelijk door te veinzen alsof zij wilde samenwerken, terwijl dat waarschijnlijk niet haar opzet was, juist is. Zij heeft daarvoor echter onvoldoende aanknopingspunten gegeven. Veeleer lijkt Unga na te willen gaan of hier mogelijk sprake is van onrechtmatig handelen door Boost c.s. Daarvoor is artikel 843a Rv niet bedoeld. De strekking van artikel 843a Rv is het voorkomen van onredelijk nadeel, dat een partij kan lijden omdat een bepaald bewijsstuk of bepaalde bewijsstukken niet in de procedure worden gebracht. Het artikel kan niet worden gebruikt om, zoals hier, een bijna oneindige reeks stukken waarvan Unga vermoedt dat zij wel eens steun zouden kunnen geven aan haar stellingen, door Boost c.s. te doen overleggen. De vordering tot inzage voor zover gebaseerd op het gestelde onrechtmatig handelen door Boost c.s. zal op die grond worden afgewezen.

4.10.

Voorts heeft Unga ten aanzien van de door haar gestelde inbreuk op haar intellectuele eigendomsrechten dan wel de slaafse nabootsing van haar concept onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij een rechtmatig belang heeft bij de door haar gevorderde inzage. Unga dient uit te leggen dat de bescheiden waarvan zij afgifte of inzage vordert van belang zijn voor het nader onderbouwen van het door haar beweerde onrechtmatig handelen “door het exact kopiëren van het Little Shop format”. Daarin is Unga niet geslaagd. Ook als zou moeten worden aangenomen dat Unga auteursrechten geldend kan maken op het door haar ontwikkelde “Little Shop concept” strandt haar inzagevordering op het vereiste dat zij moet aantonen dat zij een rechtmatig belang heeft bij inzage. De vraag of sprake is van inbreuk dan wel slaafse nabootsing gaat in essentie om het uiterlijk van de producten, alsmede om de overige kenmerken van het concept, zoals de frequentie, het aantal miniaturen etc. Niet is weersproken dat Boost c.s. hun concept (“Mini Mania”) reeds op de openbare markt hebben gebracht, zodat deze informatie over de beide concepten (“Mini Mania” en “Little Shop”) reeds bekend is bij Unga. Unga heeft niet concreet aangegeven wat de gevraagde bescheiden nog meer kunnen zeggen over het beweerdelijke onrechtmatig handelen. Voor zover Unga heeft gesteld dat zij een rechtmatig belang heeft bij de door haar gevorderde inzage, om aan te kunnen tonen dat Boost c.s. promotiemateriaal van Unga hebben gebruikt bij hun klanten, geldt dat Boost c.s. zich op het standpunt hebben gesteld dat zij mogelijk miniaturen uit de Albert Heijn actie van Unga hebben gebruikt, die reeds met toestemming van Unga in het verkeer zijn gebracht. Daarmee is onvoldoende aannemelijk geworden dat Boost c.s. onrechtmatig zouden hebben gehandeld. Nu Unga bovendien niet concreet heeft aangegeven welke bescheiden concreet antwoord op deze vraag zouden kunnen geven, heeft zij ook daarbij onvoldoende rechtmatig belang.

4.11.

Tot slot is niet inzichtelijk waarom spoedeisend belang zou bestaan bij de op artikel 843a Rv gebaseerde vorderingen. In de dagvaarding heeft Unga aangegeven dat het spoedeisend belang is gelegen in het feit dat Boost c.s. nog steeds bezig zijn het door auteursrecht beschermde concept van Unga te verkopen. Vast staat echter dat tussen partijen al sinds eind 2012 discussie bestaat ten aanzien van de vraag of Boost c.s. inbreuk maken op het “Little Shop concept” van Unga. In een kwestie die Unga in de periode van eind 2012 tot en met 2016 geen aanleiding heeft gegeven om serieuze vorderingen in te stellen, is er weinig aanleiding om in kort geding met spoed voorzieningen te treffen met mogelijk grote gevolgen. Gebleken is dat Unga tegelijkertijd met de onderhavige kort geding dagvaarding, een zelfde vordering met betrekking tot afgifte van dezelfde bescheiden in de bodemprocedure heeft ingesteld. Dat Unga de uitkomst van die bodemprocedure niet zou kunnen afwachten, is door haar niet aannemelijk gemaakt. Unga heeft ten aanzien van de door haar gestelde auteursrecht inbreuk ook (nog) geen (enkele) bodemprocedure aanhangig gemaakt, zodat ook hierin geen spoedeisend belang is gelegen.

4.12.

Hetgeen in r.o. 4.8 tot en met 4.11 is overwogen brengt - zeker wanneer dat in onderlinge samenhang wordt bezien - mee, dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 843a Rv. Deze vorderingen zullen worden afgewezen. Een belangenafweging leidt niet tot een ander resultaat.

4.13.

De vordering van Unga om Boost c.s. te veroordelen elk gebruik van het teken Little Shop gestaakt te (doen) houden, zal eveneens worden afgewezen. Niet in geschil is dat het merkdepot “LITTLE SHOP” op 24 april 2017 is ingetrokken. Nu elke aanwijzing dat Boost c.s. het teken LILLTE SHOP in de toekomst zullen gaan gebruiken ontbreekt, zal de vordering bij gebrek aan voldoende grondslag worden afgewezen.

4.14.

De vordering om te bevelen dat een volledige kopie van de beslagen documenten in bewaring blijft bij de gerechtelijk bewaarder zal, bij gebrek aan belang, eveneens worden afgewezen. De documenten bevinden zich thans bij de gerechtelijk bewaarder en aanwijzingen dat daarin verandering komt, zolang het beslag daarop rust, zijn gesteld noch gebleken.

4.15.

Ook de onder 9 gevorderde betaling van de kosten van het bewijsbeslag zal worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat is voldaan aan de vereisten voor toewijzing van een geldvordering in kort geding. Kosten van conservatoire beslagen zijn naar hun aard kosten die uiteindelijk bij de beoordeling van de hoofdzaak bij de proceskosten in aanmerking genomen moeten worden.

4.16.

Unga zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Nu zij haar vordering op grond van artikel 843a Rv expliciet (mede) heeft gebaseerd op de door haar beweerde inbreuk op haar intellectuele eigendomsrechten, hebben Boost c.s. zich genoodzaakt gezien zich daartegen te verweren. Boost c.s. begroten hun werkelijke kosten, na wijziging van hun specificatie, op € 136.765,91. Zij vorderen in deze procedure veroordeling van Unga tot vergoeding van 80 % van de door Boost c.s. gemaakte werkelijke proceskosten op de voet van artikel 1019h Rv. Unga heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de proceskosten, stellende dat deze kosten de IE-indicatietarieven voor een kort geding overschrijden.

De voorzieningenrechter ziet aanleiding om bij de vraag of en in hoeverre het hierbij gaat om redelijke en evenredige kosten aansluiting te zoeken bij de indicatietarieven in IE-zaken, waarin voor complexe korte gedingen (als de onderhavige) een maximumbedrag is genoemd van € 25.000,00. Boost c.s. hebben niet gemotiveerd waarom de overschrijding van het in de indicatietarieven genoemde maximumbedrag voor complexe kort gedingen in dit geval redelijk en evenredig is.

4.17.

Het deel van de proceskosten dat betrekking heeft op de onrechtmatige daad grondslag van de inzagevordering, alsmede de overige vorderingen begroot de voorzieningenrechter op € 5.000,00.

De kosten aan de zijde van Boost c.s. worden in totaal begroot op:

- griffierecht € 618,00

- salaris advocaat 30.000,00

Totaal € 30.618,00

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

wijst de vorderingen af,

5.2.

veroordeelt Unga in de proceskosten, aan de zijde van Boost c.s. tot op heden begroot op € 30.618,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,

5.3.

verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2017.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.