De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 januari 2017.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 17 mei 2017 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 november 2016 te Helmond, althans in het arrondissement
Oost-Brabant, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd
en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) verdachte en/of een of meer van
diens mededader(s) met dat opzet:
die [slachtoffer] een sjaal over zijn hoofd gedaan en/of (vervolgens) in de auto
gestopt en/of is/zijn verdachte e/o zijn mededader(s) (daarna) met die auto gaan
rijden en/of heeft/hebben verdachte e/o zijn mededader(s) (nadat die [slachtoffer] uit die
auto was gehaald) een vuurwapen, althans een voorwerp lijkend op een
vuurwapen, tegen het hoofd van die [slachtoffer] gezet/geduwd en/of meermalen,
althans eenmaal die [slachtoffer] in de (afgesloten) auto achtergelaten.
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 11 november 2016 te Helmond, althans in het arrondissement
Oost-Brabant, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen,
aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(geperforeerde long, dan wel klaplong en/of meerdere, althans een, gebroken rib(ben)
en/of een gescheurde milt en/of een gebroken neus), dan wel zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit tijdelijk ziekte of verhindering in de uitoefening van de
normale bezigheden is ontstaan, heeft toegebracht, hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s), opzettelijk meermalen, althans eenmaal:
- met de vuist(en) tegen het lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of
- die [slachtoffer] over een hek gegooid en/of
- een aansteker, althans gasbrander, met open vuur, tegen de rug en/of
schouder van die [slachtoffer] gehouden en/of
- ander excessief geweld tegen het lichaam van die [slachtoffer] gebruikt
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 november 2016 te Helmond, althans in het arrondissement
Oost-Brabant, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk meermalen, althans eenmaal:
- met de vuist(en) tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer] over een hek heeft gegooid en/of
- een aansteker, althans gasbrander, met open vuur, tegen de rug en/of
schouder van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of
- ander excessief geweld tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft gebruikt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 november 2016 te Helmond, althans in het arrondissement
Oost-Brabant, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen,
opzettelijk mishandelend een persoon genaamd [slachtoffer] , meermalen althans eenmaal:
- met de vuist(en) tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer] over een hek heeft gegooid en/of
- een aansteker, althans gasbrander, met open vuur, tegen de rug en/of schouder van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of
- ander excessief geweld tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft gebruikt
tengevolge waarvan deze [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (geperforeerde long, dan wel klaplong en/of meerdere, althans een, gebroken rib(ben) en/of een gescheurde milt en/of een gebroken neus), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 jo 45 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 jo lid 2 Wetboek van Strafrecht
Medische verklaring.
Op 12 november 2016 zagen wij [slachtoffer] op onze spoedeisende hulp afdeling.
Os nasale fractuur, viertal ribfracturen rechts, tweetal op twee plaatsen gebroken, pneumothorax (klaplong) rechts, tevens ribfractuur links.15
Nadere bewijsoverweging.
De rechtbank is van oordeel dat beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
[getuige 2] ziet kort voorafgaand aan de verdwijning van het slachtoffer verdachte in een Renault Clio met [kentekennummer] in de directe omgeving van de woning van het slachtoffer aan de [adresgegevens 2] . Nadat verdachte haar heeft toegevoegd dat zij hem niet heeft gezien, ziet zij dat de auto naast de woning van het slachtoffer stopt. Wanneer zij kort daarna terug in de richting van de woning van het slachtoffer loopt, hoort getuige duidelijk dat er in de woning geweld wordt gebruikt en belt zij de politie. Op het moment dat de politie na enkele minuten ter plaatse komt, zijn zowel de auto als het slachtoffer verdwenen. Het slachtoffer verklaart dat er drie mannen zijn woning zijn binnengedrongen, van wie de zoon van [verdachte] er een was. Het slachtoffer verklaart met een sjaal over zijn hoofd in een auto te zijn geduwd die vlakbij bij de voordeur stond en vervolgens urenlang te zijn mishandeld en te zijn vastgehouden. In de auto van verdachte wordt op de rugleuning van de bestuurdersstoel bloed aangetroffen dat volledig matcht met het DNA-profiel van het slachtoffer. Omstreeks 01.15 uur wordt het slachtoffer zwaar gehavend op de openbare weg in Helmond aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat het slachtoffer met zijn verwondingen in de auto van verdachte heeft gezeten.
Verdachte erkent op vrijdagavond 11 november 2016 omstreeks 19.00 uur in zijn Renault Clio met [kentekennummer] te zijn gestapt en [getuige 2] in de [naam laan 3] hebben gezien. De verklaring die verdachte hieromtrent geeft acht de rechtbank ongeloofwaardig. Verdachte verklaart in de [naam laan 4] te zijn geweest omdat zijn vader hier woonachtig is, terwijl uit het dossier blijkt dat de vader van verdachte heeft verklaard dat hij alleen nog op het [adresgegevens 3] komt om zijn post op te halen. Het is onwaarschijnlijk dat verdachte hiervan niet op de hoogte is. Verdachte verklaart voorts uiteenlopend over het tijdstip van thuiskomst, variërend van 21.00 uur tot 22.30 uur. Verdachte verklaart op dat moment zijn auto te hebben geparkeerd op de parkeerhaven achter zijn woning waarvan de toegangspoort met een afstandsbediening dient te worden geopend. Uit nader onderzoek van de politie is gebleken dat de omliggende brandgangen zijn afgesloten met een poort die eveneens enkel zijn te openen met deze afstandsbediening. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat een ander de reservesleutel van de auto elders in een loods heeft opgehaald en zonder zijn medeweten en toestemming de auto heeft meegenomen volstrekt onaannemelijk. Het slachtoffer zou in het scenario van verdachte met een andere auto vanaf zijn woning zijn meegenomen, waarna een onbekende de auto van verdachte na diens thuiskomst van het afgesloten parkeerterrein zou moeten hebben gehaald en vervolgens op enigerlei wijze het bloed van het slachtoffer op de achterbank van de auto van verdachte hebben overgebracht of alsnog het slachtoffer in deze auto hebben overgezet, om vervolgens de auto terug te zetten op het afgesloten parkeerterrein. Het door verdachte geschetste scenario past dus niet goed in het tijdsverloop en vindt ook overigens geen steun in de feiten en omstandigheden zoals vervat in het dossier. Ook heeft het slachtoffer op geen enkel moment verklaard over de aanwezigheid van een andere auto. Daarmee stelt de rechtbank vast dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte een van de drie daders is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting voldoende aanknopingspunten bieden om vast te stellen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. De verklaring van [slachtoffer] , in onderling verband en in samenhang bezien met de [getuige 2] , vormt aanleiding om te komen tot een bewezenverklaring van het onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde in de vorm van medeplegen.
Volgens vaste jurisprudentie wordt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht aangemerkt: elk lichamelijk nadeel dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid en waarvan volledig herstel valt te verwachten binnen zes maanden na de gebeurtenis waarbij medisch ingrijpen in het algemeen is geïndiceerd. In dit verband overweegt de rechtbank dat het slachtoffer als gevolg van het toegepaste geweld op zijn lichaam, zoals blijkt uit de letselfotografie en het medisch dossier van het slachtoffer, vijf dagen op de intensive care heeft gelegen. Het slachtoffer heeft tegen medisch advies in het ziekenhuis verlaten. De veelheid en de combinatie van de letsels in ogenschouw nemend, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de verdachte en zijn mededaders naar uiterlijke verschijningsvorm opzet hadden op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat aan het slachtoffer een geperforeerde long of en een gescheurde milt is toegebracht. Ook heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat het slachtoffer letsel (in de vorm van brandwonden) heeft bekomen doordat er een
base-aansteker met open vuur tegen zijn rug of schouder is gehouden, dan wel dat er ander excessief geweld tegen het lichaam van het slachtoffer is gebruikt, zodat de verdachte van deze onderdelen (partieel) zal worden vrijgesproken.
De overige door de verdediging gevoerde verweren ten aanzien van het ten laste gelegde merkt de rechtbank aan als bewijsverweren. Deze verweren worden weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de redengevende feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
omstreeks 11 november 2016 in het arrondissement
Oost-Brabant, tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd
en beroofd gehouden, immers hebben verdachte en
diens mededaders met dat opzet
die [slachtoffer] een sjaal over zijn hoofd gedaan en vervolgens in de auto
gestopt en zijn verdachte en zijn mededaders daarna met die auto gaan
rijden en hebben verdachte en zijn mededaders
een voorwerp lijkend op een vuurwapen
tegen het hoofd van die [slachtoffer] gezet en meermalen
die [slachtoffer] in de afgesloten auto achtergelaten.
2. ( primair)
omstreeks 11 november 2016 in het arrondissement
Oost-Brabant, tezamen en in vereniging met anderen,
aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(klaplong en meerdere gebroken ribben en een gebroken neus), heeft toegebracht,
hebbende verdachte en zijn mededaders, opzettelijk meermalen:
- met de vuisten tegen het lichaam van die [slachtoffer] geslagen en
- die [slachtoffer] over een hek gegooid.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Oplegging van straf en maatregelen.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Daarnaast vordert de officier van justitie de toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 weken zoals opgelegd onder parketnummer 01/845804-15. Tot slot vordert de officier van justitie verbeurdverklaring van de op de beslaglijst genoemde personenauto, onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen sealtjes en teruggave van de aan verdachte toebehorende kleding.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft, in geval van een veroordeling, verzocht om aansluiting te zoeken bij de LOVS oriëntatiepunten voor straftoemeting en een gevangenisstraf op te leggen die gelijkstaat aan de duur van de voorlopige hechtenis. De raadsvrouw van verdachte heeft in dat kader verzocht de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging heeft de raadsvouw van verdachte primair bepleit de vordering af te wijzen, subsidiair de proeftijd te verlengen en meer subsidiair de voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 weken om te zetten in een taakstraf. Ten aanzien van het beslag heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte de in beslag genomen auto graag terug wil hebben, de sealtjes aan het verkeer kunnen worden onttrokken en de aan verdachte toebehorende kleding aan verdachte kan worden teruggegeven.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich op vrijdagavond 11 november 2016 tot aan de nacht van 12 november 2016 samen met twee mededaders schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en zware mishandeling van [slachtoffer] . Verdachte en diens mededader zijn in de vroege avond van 11 november 2016 op brutale wijze de woning van het slachtoffer binnengedrongen, hebben hem geslagen, geblinddoekt, in de auto geduwd en meegenomen naar een onbekende plek. Verdachte en diens mededaders hebben hem in de tussentijd buitensporig mishandeld, een vuurwapen op zijn hoofd gezet, urenlang vastgehouden in een afgesloten auto en vervolgens omstreeks middernacht met een groot aantal verwondingen gedumpt op de openbare weg.
Het zeer gewelddadig karakter van de door verdachte gepleegde strafbare feiten laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om al dan niet samen met anderen zwaar geweld tegen andere mensen te gebruiken. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij en de slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor bedreiging en wederspannigheid met enig letsel is veroordeeld en de onderhavige feiten heeft gepleegd tijdens de proeftijd van deze veroordeling.
De rechtbank weegt mee dat verdachte weliswaar is aangeduid als medepleger, maar dat hij bij de uitoefening van het geweld mogelijk een ondergeschikte rol heeft gehad.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Naar aanleiding van het verweer van de raadsvrouw dat gelet op de oriëntatiepunten de door verdachte in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd (ruim zes maanden) overeenkomt met de oriëntatiepunten wordt het volgende overwogen. Verdachte wordt veroordeeld voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en ontvoering. Voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel zonder wapen geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van drie tot zes maanden. Voor ontvoering kent de rechtspraak geen oriëntatiepunt. De rechtbank weegt en nadele van verdachte mee dat er sprake is van buitensporig geweld en dat verdachte bovendien is bedreigd met (een voorwerp gelijkend op) een vuurwapen.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van langere duur op zijn plaats. De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Gelet op de duur van de door de rechtbank op te leggen straf wijst de rechtbank het verzoek van de verdediging tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte af.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot op hoogte van € 12.851,07, bestaande uit € 851,07 materiële schade (posten: reiskosten, eigen risico, vervanging sloten, laptop, kabels en ziekenhuiskosten) en € 12.000,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij gematigd toe te wijzen nu de vordering niet deugdelijk is onderbouwd en niet eenvoudig van aard is. De raadsvrouw van verdachte acht € 141,07 (reiskosten en ziekenhuiskosten) aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade toewijsbaar en heeft gevorderd de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling. De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door de bewezen verklaarde feiten toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten € 231,07 materiële schadevergoeding (posten: reiskosten, vernielde accessoires, laptop, ziekenhuiskosten) en
€ 3.000,00 immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 11 november 2017, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de overige onderdelen van de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is van dit gedeelte van de vordering niet eenvoudig is vast te stellen in hoeverre deze kosten zijn gemaakt in directe relatie tot het bewezen verklaarde feiten en of de schade rechtstreeks door de bewezen verklaarde feiten is toegebracht, onder meer aangezien de bewijstukken thans ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering in zoverre zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict, 11 november 2016, tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Ten aanzien van feit 1:medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven enberoofd houden.Ten aanzien van feit 2 (primair):
medeplegen van zware mishandeling
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 (primair):
Gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar
feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan
het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d,
tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken
daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen
die worden gegeven door de reclassering, voor zolang en zo frequent als de
reclassering noodzakelijk acht, ook als dat inhoudt (voortzetting) van de
behandeling bij de F.P.P. van GGZ Oost-Brabant te Helmond en het verlenen van
medewerking aan een eventuele behandeling voor zijn alcoholgebruik door
Novadic-Kentron,
waarbij de Reclassering Nederland, Regio Zuid-Roermond, [adres reclassering] , opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de
voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 (primair):
Maatregel van schadevergoeding van EUR 3.231,07, subsidiair 42 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van EUR 3.231,07
(zegge: drieduizend tweehonderdeenendertig euro en zeven cent), bij gebreke van
betaling en verhaal te vervangen door 42 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat
uit een bedrag van EUR 3.000,00 immateriële schadevergoeding en
EUR 231,07 materiële schadevergoeding (posten reiskosten ziekenhuis-huis,
vernielde accessoires, laptop, ziekenhuisverblijf).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict, 11 november 2016, tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer]
van een bedrag van EUR 3.231,07 (zegge: drieduizend tweehonderdeenendertig euro
en zeven cent), te weten EUR 3.000,00 immateriële schadevergoeding en materiële
schadevergoeding (posten reiskosten ziekenhuis-huis, vernielde accessoires,
laptop, ziekenhuisverblijf).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict, 11 november 2016, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet
ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de
Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te
vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot
betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling
aan de Staat te vervallen.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 (primair):
Verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen goed, te weten:
- personenauto, goednr. 1089037 (Renault Clio [kentekennummer] ).
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 (primair):
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten:
- seals cocaïne, goednr. 1096523.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 (primair):
Teruggave inbeslaggenomen goederen.
De rechtbank gelast de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- pet Armani, goednr. 1096860;
- vest, goednr. 1096867;
- shirt, goednr. 1096871;
- vest Armani, goednr. 109686;
- jas (opdruk Motors MX Service), goednr. 1096869,
aan verdachte.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij
vonnis van de politierechter van de rechtbank Oost-Brabant d.d. 18 april 2016, gewezen onder parketnummer 01-865152-16, te weten:
Gevangenisstraf voor de duur van 3 weken.
Wijst af het verzoek tot opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot
voorlopige hechtenis.Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.W.A. Kap-Knippels, voorzitter,
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. H.M. Hettinga, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.J.S. Doornbosch, griffier,
en is uitgesproken op 31 mei 2017.