Ryde heeft aangevoerd dat, als zij gehouden zou zijn om de beëindigingsvergoeding uit te betalen, de berekening van de vergoeding door [eiser] onjuist is, aangezien ten onrechte is rekening gehouden met de winstuitkering. Volgens Ryde dient (alleen) rekening te worden gehouden met het maandsalaris vermeerderd met de vakantietoeslag.
In artikel 4.1 van het Sociaal Plan is bepaald dat de hoogte van de vergoeding wordt berekend volgens de formule AxBxC, waarbij A het aantal gewogen dienstjaren is, B “het Maandsalaris” en C de correctiefactor 0,25. Voorts is daarin bepaald dat “de ontslagvergoeding gebeurt op basis van de Kantonrechtersformule inclusief de officiële afrondingsmethodiek volgens de commissie Arbeidsrecht van Kring van Kantonrechters.”
In artikel 1.1 van het Sociaal Plan is het Maandsalaris gedefinieerd als “Het vaste bruto bedrag per maand dat aan Werknemer wordt toegekend.”
[eiser] heeft bij repliek aangevoerd dat uit de loonstroken blijkt dat er structureel 7,8% aan winstdeling werd gereserveerd en dat de winstdeling aldus onlosmakelijk is verbonden met het salaris van erflater. Ryde heeft dat bij dupliek niet weersproken.
Uit de loonspecificaties blijkt dat er maandelijks 7,8% van het salaris als winstuitkering werd gereserveerd, welke reservering kennelijk jaarlijks tot een uitbetaling leidde. De winstuitkering moet dan worden beschouwd als een vast bestanddeel van het salaris. Ook in de destijds toegepaste Kantonrechtersformule werd een structurele winstuitkering gerekend tot het salaris ter berekening van de vergoeding. Dat het bedrag van de winstdeling niet maandelijks werd uitbetaald maakt niet dat het geen onderdeel uitmaakt van “het vaste bruto bedrag per maand dat aan werknemer wordt toegekend”.
Het verweer van Ryde op dit punt faalt.