De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 8 mei 2017.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 december 2015 te Someren en/of Heeze in elk geval in Nederland [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend een enveloppe toegezonden met daarin een papiertje met daarop de tekst 3x1 1x3 en/of een kogel en/of een krantenknipsel met daarop een foto van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] met op de hoofden een rode stip en/of een rode stip op het hart van die [slachtoffer 1] en/of bij de tekst in het krantenartikel 'houdbaarheidsdatum' de tekst toegevoegd 'max. 2 maanden', althans woorden en/of afbeeldingen van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 30 december 2015 te Someren en/of Heeze in elk geval in Nederland [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend schriftelijk (in een enveloppe) de woorden toegevoegd :"Als jij met die vieze rat zaken blijft doen, dan krijg jij ook de hoofdprijs" en/of bij die tekst een kogel en/of een krantenartikel heeft toegevoegd, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Ten gevolge van kennelijke schrijffouten in de tenlastelegging begaan staat in het onder 1 ten laste gelegde telkens vermeld [slachtoffer 2] in plaats van [correcte naam slachtoffer 2] . De rechtbank herstelt deze schrijffouten en leest telkens het laatste in plaats van het eerste. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 1 december 2015 te Someren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend een enveloppe toegezonden met daarin een papiertje met daarop de tekst 3x1 1x3 en een kogel en een krantenknipsel met daarop een foto van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met op de hoofden een rode stip en een rode stip op het hart van die [slachtoffer 1] en bij de tekst in het krantenartikel 'houdbaarheidsdatum' de tekst toegevoegd 'max. 2 maanden';
2.
op 30 december 2015 te Someren [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend schriftelijk (in een enveloppe) de woorden toegevoegd :"Als jij met die vieze rat zaken blijft doen, dan krijg jij ook de hoofdprijs" en bij die tekst een kogel en een krantenartikel heeft
gevoegd.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen.
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , in de wettelijke vorm opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant] op 4 december 2015, opgenomen op p. 8-11 van het dossier met dossiernummer PL2100-2016089379, met bijbehorende bijlagen op p. 13-17;
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , in de wettelijke vorm opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant] op 30 december 2015, opgenomen op p. 20-21 van het dossier met bovengenoemd dossiernummer;
- een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , in de wettelijke vorm opgemaakt en ondertekend door deze verbalisant op 30 december 2015, opgenomen op p. 22 van het dossier met bovengenoemd dossiernummer, met bijbehorende bijlage op p. 23;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van de rechtbank op 7 juni 2017.
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft vier personen uit de kring van zijn voormalig werkgever door middel van kogelbrieven schriftelijk met de dood bedreigd en hen daarmee grote angst aangejaagd.. Verdachte heeft hiermee een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en de bedreigingen hebben, zoals blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring, een grote indruk op de slachtoffers en hun families gemaakt.
In een omtrent verdachte op 12 april 2017 door klinisch psycholoog C. Clarijs uitgebracht rapport staat vermeld, dat verdachte tijdens het plegen van deze feiten leed aan een depressieve stoornis die mede is ontstaan als gevolg van de ernstig verstoorde arbeidsrelatie tussen verdachte en zijn toenmalige werkgever. Verdachte voelde zich op grove wijze vernederd en onder invloed van de depressie heeft hij zijn opgekropte woede hierover geuit door middel van het versturen van de bewuste brieven. De deskundige concludeert dat de strafbare feiten gelet op de invloed van de stoornis slechts in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.. De rechtbank neemt deze conclusie en de gronden waarop deze conclusie is gebaseerd over en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal hiermee bij het opleggen van een straf rekening houden.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat verdachte ter terechtzitting zijn spijt heeft betuigd aan de slachtoffers en dat hij er blijk van heeft gegeven de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed in te zien. Hij komt daarin oprecht op de rechtbank over. Voorts concludeert de rechtbank dat het risico dat verdachte opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten zal plegen, verwaarloosbaar klein is. Uit het door de reclassering over de persoon van de verdachte uitgebrachte rapport blijkt dat zijn persoonlijke omstandigheden zich zodanig in positieve zin hebben gewijzigd, dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het gedrag van verdachte zich ten goede zal keren. Zo is verdachte vanwege depressie/suïcidaliteit opgenomen geweest op de PAAZ-afdeling van het [ziekenhuis] en wordt hij na zijn ontslag van de PAAZ-afdeling poliklinisch behandeld door de [instelling] . Daarnaast is er een gezinsbegeleider aangesteld om ook de familieleden van verdachte te betrekken in de problematische situatie rondom verdachte.
Gelet op de omstandigheden waaronder verdachte de delicten heeft gepleegd en het feit dat deze omstandigheden inmiddels in gunstige zin zijn gewijzigd, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval kan worden volstaan met het opleggen van een taakstraf voor de duur van 80 uren met aftrek van 2 uren voor de dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Nu voornoemde klinisch psycholoog heeft geconcludeerd dat de recidivekans verwaarloosbaar is, heeft het daarnaast opleggen van een voorwaardelijke vrijheidsstraf naar het oordeel van de rechtbank geen toegevoegde waarde, zodat zij daarvan zal afzien.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert de misdrijven:
t.a.v. feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
t.a.v. feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf:
(t.a.v. feit 1, feit 2:)
Een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis met aftrek van 2 uren subsidiair 1 dag hechtenis vanwege de dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. A.W.A. Kap-Knippels, leden,
in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier,
en is uitgesproken op 21 juni 2017,
zijnde mr. Valckx buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.