Eerste aanleg - enkelvoudig,Kort geding,Op tegenspraak
Huurovereenkomst van tijdelijke aard? Bij de huur van een appartement in een hotel mag op basis van de aard van het gehuurde zelf in beginsel verwacht worden dat het een gebruik van woonruimte betreft dat naar zijn aard slechts van korte duur is.
Accor Hospitality Nederland N.V., m.h.o.d.n. Pullman Eindhoven Cocagne,
statutair gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. S.A.B. Boer, Wieringa Advocaten.
Partijen worden hierna genoemd “ [B.] c.s.” en “Pullman”.
1 Het verloop van het geding
Dit blijkt uit het volgende:
de dagvaarding met producties;
de conclusie van antwoord met producties;
de mondelinge behandeling die op 14 augustus 2017 heeft plaatsgevonden, de ter zitting door de gemachtigde van Pullman overgelegde pleitnotitie en de door de gemachtigde van [B.] c.s. overgelegde factuur voor de hotelovernachtingen in Vaals.
2 De feiten
2.1.
Voor zover voor de beoordeling van belang staat tussen partijen het volgende vast:
2.2.
Pullman exploiteert (onder andere) een hotelbedrijf te Eindhoven.
2.3.
Op 2 mei 2017 hebben partijen een reserveringsbevestiging getekend. Deze reserveringsbevestiging betrof de reservering van een appartement (appartement 641) voor de duur van drie maanden, met als overeengekomen vertrekdatum woensdag 2 augustus 2017. De schriftelijke reserveringsbevestiging is in kopie zowel bij de inleidende dagvaarding als productie 2 als bij de conclusie van antwoord als productie 1 overgelegd.
2.4.
Bij e-mail van 2 augustus 2017 is namens Pullman aan [B.] c.s. medegedeeld dat hij het hotelappartement die dag diende te verlaten. [B.] c.s. is hiermee niet akkoord gegaan.
3 Het geschil
in conventie:
3.1.
[B.] c.s. vordert, samengevat, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut:
-
nakoming van de gesloten huurovereenkomst en haar per direct de toegang tot appartement 641 te verschaffen in ieder geval totdat in een bodemprocedure een rechterlijke uitspraak is verstreken over het geschil dat partijen verdeeld houdt ten aanzien van de aard van de huurovereenkomst;
-
bij wijze van voorschot, vergoeding van alle schade die zij leidt doordat Pullman haar per 3 augustus 2017 de toegang tot het appartement heeft ontzegd, thans begroot op €1.390,-- aan kosten voor verblijf in Slenaken en €3.711,68 incl. btw voor kosten voor juridische bijstand;
-
vergoeding van de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten van €131,--, danwel vermeerderd met €68,-- na betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en, voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
[B.] c.s. legt daaraan, kort gezegd, het volgende ten grondslag.
Op 2 mei 2017 is een reguliere huurovereenkomst voor het appartement 641 tot stand gekomen. [Van K.] (Domica) heeft voor haar bemiddeld en er is met hem mondeling overeenstemming bereikt over de essentialia van de huurovereenkomst, waaronder de mogelijkheid om de huur te verlengen. Pullman heeft niet voldaan aan de op haar rustende verplichting om [B.] c.s. schriftelijk te informeren over haar vertrek per 2 augustus 2017, waardoor de huurovereenkomst van rechtswege is omgezet in een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Zij geniet dus huurbescherming en dient per direct de toegang tot haar appartement terug te krijgen.
3.2.
Pullman voert, kort gezegd, het volgende verweer.
De huurovereenkomst is niet van rechtswege verlengd. Zij voert daartoe, samengevat, het volgende aan:
- Er is sprake van een huurovereenkomst die ziet op gebruik dat naar zijn aard van korte duur is; artikel 7:271 BW mist daarom toepassing ingevolge artikel 7:232 lid 2 BW. Dit blijkt uit het volgende:
- Het betreft huur van een suite in een hotel.
- Pullman verzorgt 24-uur service, schoonmaak en linnen.
- [B.] c.s. heeft middels een elektronisch pasje geen exclusieve toegang.
- Het appartement wordt volledig gestoffeerd en gemeubileerd verhuurd.
- De bewoording van de huurovereenkomst (=reserveringsbevestiging) maakt duidelijk dat het een overeenkomst voor korte duur is.
- Het appartement heeft geen eigen postadres.
-
[B.] heeft het appartement niet gereserveerd voor een langere periode dan de overeengekomen drie maanden.
-
Uitlatingen van [Van K.] (Domica) kunnen niet zomaar aan Pullman worden toegerekend.
-
Er is meer dan voldoende alternatieve woonruimte beschikbaar.
Pullman concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
in reconventie:
3.3.
Pullman vordert, samengevat, bij kort geding vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
-
ontruiming en het ontruimd te houden van het hotelappartement nr. 641 binnen 24 uur na betekening van het vonnis, onder afgifte van de sleutelpasjes, op straffe van een dwangsom van €2.500,-- per dag van overtreding, een gedeelte van de dag daaronder begrepen;
-
vergoeding van de buitengerechtelijke kosten, begroot op €925,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis tot en met de dag van volledige betaling;
-
vergoeding van de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis tot en met de dag van volledige betaling.
Pullman legt daaraan, kort gezegd, het volgende ten grondslag.
Hoewel de huurovereenkomst is geëindigd, heeft [B.] c.s. geweigerd om het appartement te ontruimen.
3.4.
[B.] c.s. voert, kort gezegd, als verweer dat [B.] niet in de gelegenheid is gesteld om het appartement te ontruimen. [B.] c.s. concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
4 De beoordeling
in conventie:
4.1.
De spoedeisendheid van de vordering tot nakoming van de huurovereenkomst is door Pullman niet bestreden. [B.] c.s. is daarom ontvankelijk in haar vordering.
4.2.
In de onderhavige procedure, strekkende tot het treffen van een voorlopige voorziening, dient de vordering slechts te worden toegewezen indien aannemelijk is dat de kantonrechter een overeenkomstige vordering in de bodemprocedure zal toewijzen. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.3.
Kern van het geschil betreft de vraag of de tussen partijen gesloten huurovereenkomst een gebruik van woonruimte betreft dat naar zijn aard slechts van korte duur is als bedoeld in artikel 7:232 lid 2 BW. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
4.4.
Voorop staat dat het hier gaat om een uitzonderingsbepaling met een beperkte betekenis welke met terughoudendheid moet worden toegepast. Blijkens de wetsgeschiedenis dient het te gaan om gevallen waarin het voor iedereen duidelijk is dat er geen sprake kan en mag zijn van een beroep op huurbescherming. Bij de beoordeling daarvan dient gewicht te worden toegekend aan de bedoelingen van partijen.
4.5.
De kantonrechter begrijpt dat [B.] c.s. door de website van de bemiddelaar in verwarring is gebracht en dat hij dacht tijdelijke woonruimte te huren waarop de wettelijke beschermingsbepalingen van toepassing zouden zijn. Wat hier verder ook van zij, [B.] c.s. heeft vervolgens een overeenkomst gesloten met Pullman, die als volgt begint:
‘’Onderwerp: Reserveringsbevestiging
Geachte heer [B.],
Hartelijk dank voor uw reservering in Pullman Eindhoven Cocagne. Hieronder vindt u de bevestiging.’’
In de bevestiging daarna is behalve aankomstdatum en vertrekdatum onder andere vermeld dat ontbijt niet inbegrepen is en dat de Nederlandse horeca, waaronder Pullman, rookvrij is. Uit dit alles had [B.] c.s. de gevolgtrekking kunnen en moeten trekken dat hij een appartement in een hotel had gehuurd / gereserveerd.
4.6.
Bij de huur van een appartement in een hotel mag op basis van de aard van het gehuurde zelf in beginsel verwacht worden dat het een gebruik van woonruimte betreft dat naar zijn aard slechts van korte duur is.
HetDe door [B.] c.s. gehuurde appartement heeft, zoals door Pullman is gesteld, diverse (fysieke) kenmerken die van invloed zijn op de aard van het gebruik en de daarbij passende duur, nu het gaat om de verhuur van een appartement in een hotel, waarbij door [B.] c.s. gebruik kon worden gemaakt van alle faciliteiten die Pullman aan haar hotelgasten biedt. [B.] c.s. heeft dit niet betwist, zodat de aard van het gebruik van het gehuurde zelf daarmee aanwijzing vormt voor een ‘’tijdelijke aard’’ in de zin van art. 7:232 lid 2 BW. [B.] c.s. heeft het gehuurde appartement voorts van meet af aan beschouwd als woning voor een tijdelijk duur, nu zij zelf ook stelt dat zij de woning weer zou gaan verlaten zodra zij een andere woning had gevonden. Die tijdelijke aard is bovendien uitdrukkelijk vastgelegd: de huurovereenkomst is blijkens de reserveringsbevestiging gesloten voor de duur van drie maanden. [B.] c.s. heeft voorts niet betwist dat er door haar geen aanvraag is gedaan voor verlenging van de reservering.
4.7.
[B.] c.s. heeft weliswaar gesteld dat met [Van K.] mondeling een afspraak zou zijn gemaakt welke de mogelijkheid tot verlenging van de huurovereenkomst bevestigt, maar zij miskent daarmee dat zij zich tot Pullman had moeten wenden voor verlenging van de reservering. Pullman is immers de partij waarmee zij (rechtstreeks) de reservering heeft geeffectueerd en met wie de overeenkomst per 2 mei 2017 tot stand is gekomen. Gezien het voorgaande kan [B.] c.s. niet worden gevolgd in haar stelling dat de huurovereenkomst niet van tijdelijke aard is (geweest). Vast staat daarom dat de huurovereenkomst met ingang van 2 augustus 2017 is geëindigd; artikel 7:271 BW is niet van toepassing en [B.] c.s. geniet geen huurbescherming.
4.8.
Het hiervoor overwogene leidt tot de conclusie dat het onderhavige geval zich onder de uitzonderingsbepaling van art. 7:232 lid 2 BW laat brengen, zodat aannemelijk is dat de vorderingen van [B.] c.s. in een bodemprocedure worden afgewezen.
4.9.
Gezien het voorgaande is de vordering tot nakoming van de huurovereenkomst niet toewijsbaar. Nu de vordering tot nakoming niet toewijsbaar is, zijn de daarmee verband houdende vorderingen evenmin toewijsbaar.
4.10.
[B.] c.s. wordt in conventie als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.
in reconventie:
4.11.
De kantonrechter heeft ter zitting als zijn voorlopig oordeel gegeven dat de conventie niet toewijsbaar is. [B.] c.s. heeft vervolgens ter zitting toegezegd dat hij het appartement uiterlijk dinsdag 15 augustus 2017 te 17:00u zal hebben ontruimd. Pullman heeft daarop de reconventionele vorderingen ingetrokken, zodat daarop niet meer behoeft te worden beslist.
5 De beslissing
De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
in conventie:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [B.] c.s. in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Pullman gevallen en tot heden begroot op €400,-- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
verklaart dit vonnis voor zover uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. Callemeijn, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2017.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: