De raadsvrouwe voert het woord overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnota die als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
Zij heeft, onder meer, het volgende aangevoerd:
Cliënt ontkent alle aantijgingen. Hij heeft aangeefster niet gedwongen tot seks, heeft haar ook niet gedwongen GHB te nemen of iets anders toegediend en heeft ook niet tegen haar wil kleding van haar uitgetrokken.
Aangeefster erkende vrijwillig GHB en diazepam genomen te hebben.
In het kort kwam zijn verklaring erop neer dat aangeefster onder invloed van GHB was en ze aan elkaar gefriemeld hadden. Dit friemelen was uitgemond in geslachtsgemeenschap.
Tijdens de gemeenschap ging [slachtoffer] out en is [verdachte 2] direct gestopt.
De verklaring van [verdachte 2] wordt bovendien ondersteund door het uitgewerkte gesprek dat hij zou hebben gehad met [getuige] . Daarin verklaart cliënt: “ik ben er toen mee
opgehouden, ik ben naar de slaapkamer gegaan... Toen voelde ik me er heel kut over. Ik
heb niets afgemaakt ik heb...” Cliënt bevestigt hierin dus dat hij stopte toen ze out was.
Weliswaar bevat het dossier naast de verklaring van aangeefster meerdere belastende
getuigenverklaringen over de gebeurtenissen in de nacht van 19 op 20 augustus, deze zijn allen volledig terug te voeren tot één bron: aangeefster en dus niet als extra bewijsmiddel te gebruiken. Het dossier bevat voor het overige geen belastende bewijsmiddelen uit andere bron.
De verklaring van aangeefster vormt dus het enige directe belastende bewijs in deze zaak. Haar enkele belastende verklaring is echter onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
De verdediging concludeert dan ook dat het enige directe bewijs in het dossier, de verklaring van aangeefster, onvoldoende en bovendien aantoonbaar onbetrouwbaar is. Hier tegenover staan de consistente verklaringen van cliënt die bovendien ondersteunt worden door andere middelen van bewijs zoals de uitwerking van het uitlezen van zijn telefoon en het opgenomen gesprek met [getuige] .
De enige juiste conclusie is dan ook dat [verdachte 2] bij gebrek aan wettig bewijs moet worden vrijgesproken.