Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich telkens samen met een ander of anderen schuldig gemaakt aan een aantal voltooide woninginbraken, een aantal pogingen daartoe en een poging tot inbraak in een bedrijfspand. In totaal betreft het hier 12 inbraken.
Op 21 februari 2018 is verdachte, samen met drie mededaders opgepakt, nadat zij na een achtervolging door de politie met hun voertuig zijn gecrasht en uiteindelijk in de sloot zijn beland. Kort daarvoor hadden verdachte en zijn mededaders in een kort tijdsbestek drie woninginbraken gepleegd. Ontegenzeggelijk waren verdachte en zijn mededaders die avond op pad gegaan met de bedoeling om woninginbraken te plegen. Dat het, zoals verdachte heeft verklaard, niet de bedoeling was om in woningen in te breken en dat zij onder invloed van drank en drugs tot een soort van spontane uitvoering zijn gekomen, gelooft de rechtbank niet.
Daarnaast heeft verdachte zich al eerder aan soortgelijk feiten schuldig gemaakt. Zo heeft hij in 2013 bij een groot aantal woningen, waaronder ook een bedrijfspand, ingebroken, of pogingen daartoe gedaan. Dat verdachte de jaren tussen de woninginbraken in 2013 en 2018 geen feiten heeft gepleegd, is volgens zijn raadsman te wijten aan de omstandigheid dat hij die jaren zijn drugsverslaving onder controle had.
De rechtbank rekent deze feiten de verdachte echter zwaar aan.
De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Een inbraak in de woning veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. Daarnaast brengt een woninginbraak voor de benadeelden materiële schade en overlast met zich. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Hij heeft zich enkel laten leiden door financiële motieven.
Uit verdachtes handelen spreekt een zekere minachting voor andermans eigendom.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het bestraffen van een ‘Inbraak woning (art. 311 Sr)’ neemt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden als uitgangspunt.
Factoren die (in strafverzwarende zin) meewerken zijn onder andere de waarde van de goederen en het samenwerkingsverband.
Genoemde straffen gelden zoals gezegd als oriëntatiepunt en vormen als zodanig het uitgangspunt voor de strafoplegging door de rechtbank.
In strafverminderende zin heeft de rechtbank meegenomen dat verdachte ten aanzien van de feiten 5, 7, 8 en 10 ter zake van een poging wordt veroordeeld, waarbij het wel opmerking verdient dat ook bij een poging tot een woninginbraak veelal schade aan de woning wordt toegebracht en gevoelens van angst, onrust en onveiligheid ontstaan in de buurt. In het geval de inbraak niet is voltooid omdat de dader(s) zijn overlopen, komt daar nog bij het van algemene bekendheid zijnde feit dat de bewoners daardoor nog lange tijd last kunnen hebben van negatieve psychische gevolgen wegens het feit dat zij zijn geconfronteerd met een beangstigende situatie.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de ouderdom van de feiten 4 t/m 10, die stammen uit 2013. Hier heeft de rechtbank in sterke mate in het voordeel van verdachte rekening mee gehouden bij het bepalen van de strafmaat.
Alles overziend is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
24 maanden, recht doet aan de ernst van de feiten en noodzakelijk is om de verdachte het verkeerde van zijn handelen te laten inzien en hem duidelijk te maken dat dergelijke strafbare feiten niet kunnen worden getolereerd.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om daarboven aan verdachte nog een voorwaardelijk strafgedeelte op te leggen.
Vorderingen benadeelde partijen
In het strafproces hebben zich gevoegd als benadeelde partijen:
- [slachtoffer 1] (feit 1);
- [slachtoffer 3] (feit 3);
- [slachtoffer 4] (feit 4);
- [slachtoffer 5] (feit 5);
- [slachtoffer 6] (feit 6);
- [slachtoffer 7] (feit 6);
- [persoon] (feit 8) als bewindvoerder van [slachtoffer 9] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] dient te worden toegewezen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat geen bedrag aan schade wordt gevorderd.
Het deel van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4] dat ziet op de post ‘kosten installatie alarmsysteem’ dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat deze post geen rechtstreeks verband houdt met het tenlastegelegde feit. De vordering kan voor het overige worden toegewezen.
Met betrekking tot de (delen van de) vorderingen die zien op de immateriële schade dient de rechtbank een inschatting te maken.
Het standpunt van de verdediging
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert aan bedrag van € 80,- voor de post ‘Paspoort’. Niet is gebleken dat deze post rechtstreeks verband houdt met het tenlastegelegde feit, zodat dit deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het deel van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4] dat ziet op de post ‘kosten installatie alarmsysteem’ dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat deze post geen rechtstreeks verband houdt met het tenlastegelegde feit.
De schade van benadeelde partij [slachtoffer 5] is reeds vergoed en het ‘zilveren doosje met de rozenkrans’, zoals is gevorderd door de benadeelde partij [slachtoffer 3] , is reeds aan haar geretourneerd
Voor het overige refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de benadeelde partij heeft volstaan met het opgeven van (materiële) schadeposten en het noemen van een bedrag, maar de vordering voor het overige niet heeft onderbouwd.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet ontvankelijk verklaren in haar vordering, aangezien geen bedrag aan schade wordt gevorderd en het gestolene reeds aan haar is geretourneerd; derhalve is niet gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het feit.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] .
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten materiële schadevergoeding de posten ‘vervangen cilinders sloten’ ter hoogte van € 190,- en ‘reis-parkeerkosten’ ter hoogte van € 60,90 en immateriële schadevergoeding ter hoogte van
€ 275,-., vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank heeft bij de hoogte van het toe te wijzen bedrag aan immateriële schadevergoeding gekeken naar de redelijkheid en billijkheid.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering, aangezien de post ‘kosten installatie alarmsysteem’ geen rechtstreeks verband houdt met het tenlastegelegde feit en het bedrag aan immateriële schadevergoeding reeds is vastgesteld op € 275,-..
De benadeelde partij kan deze delen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens (iedere) benadeelde partij hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2013 tot de dag der algehele voldoening.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] .
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering, aangezien de gevorderde schade reeds aan hem is vergoed.
Het staat de benadeelde partij vrij om, bijvoorbeeld in het geval een betalingsverplichting jegens de verzekeraar ontstaat, zijn vordering bij de burgerlijke rechter aan te brengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] .
De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] ter hoogte van € 450,- in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2013 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens (iedere) benadeelde partij hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2013 tot de dag der algehele voldoening.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] .
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 275,-., vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
2 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank heeft bij de hoogte van het toe te wijzen bedrag aan immateriële schadevergoeding gekeken naar de redelijkheid en billijkheid.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens (iedere) benadeelde partij hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2013 tot de dag der algehele voldoening.
De vordering van de benadeelde partij [persoon] als bewindvoerder van [slachtoffer 9] .
De rechtbank zal de benadeelde partij [persoon] niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering, aangezien geen bedrag aan schade wordt gevorderd.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f, 45, 47 en 311 Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert de misdrijven:
t.a.v. feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming
t.a.v. feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming
t.a.v. feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming
t.a.v. feit 4:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
t.a.v. feit 5:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming
t.a.v. feit 6:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
t.a.v. feit 7:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
t.a.v. feit 8:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
t.a.v. feit 9:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of inklimming, meermalen gepleegd
t.a.v. feit 10:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf.
t.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6, feit 7, feit 8, feit 9, feit 10:
Gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
t.a.v. feit 1:
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
t.a.v. feit 3:
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 3] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
t.a.v. feit 4
Maatregel van schadevergoeding van € 525,90 subsidiair 10 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] van een bedrag van € 525,90, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. Het bedrag betreft immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 275,- en materiële schadevergoeding ter hoogte van
€ 250,90. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.