Overwegingen
Feiten Op 10 april 2017 om 15:34 uur stond het voertuig van eiseres, een zwarte Ford met kenteken [nummer 2], op een parkeerplaats aan de Bernhardplaats te Eindhoven geparkeerd. Deze parkeerplaats is op grond van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelasting gemeente Eindhoven 2017 (Verordening), in samenhang met het Aanwijsbesluit en Uitwerkingsbesluit Parkeren januari 2017, aangewezen als plaats waar parkeerbelasting wordt geheven. Een parkeercontroleur heeft op voornoemde plaats, datum en tijdstip geconstateerd dat er geen parkeerkaartje in het voertuig lag. De parkeercontroleur heeft vervolgens de naheffingsaanslag opgelegd.
1. Eiseres betoogt dat verweerder haar ten onrechte niet (telefonisch) heeft gehoord op haar bezwaren. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
2. Ingevolge artikel 231 van de Gemeentewet is de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) op de heffing van gemeentelijke belastingen van toepassing. Uit artikel 25, eerste lid, van de Awr volgt dat, in afwijking van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht, de belanghebbende wordt gehoord op zijn verzoek. Vaststaat dat eiseres in de bezwaarfase, ondanks haar daartoe strekkend verzoek, niet is gehoord. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiseres meer dan voldoende in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord en neemt daarbij het volgende in aanmerking.
3. Op 30 oktober 2017 heeft verweerder eiseres zowel per e-mail als per reguliere post, verzonden aan het door eiseres opgegeven postadres, een uitnodiging voor een telefonische hoorzitting gestuurd:
“ (…) Deze telefonische hoorzitting kan plaatsvinden op
10 november (na 14.00 uur), 13 november, 16 november of 20 november 2017
. Kunt u mij laten weten welke dag en tijdstip u schikt (…).”
Op 20 november 2017 heeft verweerder eiseres, in verband met het uitblijven van een reactie op voormeld bericht, nogmaals per e-mail en per reguliere post een uitnodiging voor een telefonische hoorzitting gestuurd:
“ (…) Ik heb u tevens uitgenodigd voor een hoorzitting, te houden op 10 november, 13 november, 16 november of 20 november 2017. Ik heb van u geen reactie ontvangen. Ik nodig u opnieuw uit voor een telefonische hoorzitting. Deze kan plaatsvinden op 23 november, 28 november of 30 november 2017. Kunt u mij laten weten welke dag en tijdstip u schikt? Mocht u geen prijs meer stellen op een hoorzitting, dan kunt u het bezwaar motiveren uiterlijk vrijdag 1 december 2017. Mocht ik voor deze tijd geen reactie van u hebben ontvangen, dan zal ik het bezwaar afdoen.(…)”
4. Hoewel eiseres zowel per post als per e-mail door verweerder reeds herhaaldelijk was uitgenodigd, heeft verweerder eiseres op 21 december 2017 opnieuw uitgenodigd voor een (telefonische) hoorzitting, te houden op 28 december 2017, 2 januari, 4 januari, 8 januari, 10 januari of 11 januari 2018. Op 4 januari 2018 heeft eiseres aan verweerder weliswaar de aanvullende gronden van bezwaar per e-mail toegezonden, maar zij heeft daarin niet gesproken over de hoorzitting. Ook anderszins heeft eiseres niet op de uitnodiging(en) voor een hoorzitting gereageerd. Verweerder is er, gelet daarop, van uitgegaan dat eiseres heeft afgezien van haar recht om te worden gehoord.
5. De rechtbank stelt, gelet op het voorgaande, vast dat verweerder meerdere malen heeft getracht een hoorzitting te laten plaatsvinden. Daartoe heeft hij eiseres zowel per post als per e-mail uitgenodigd. Eiseres heeft de ontvangst van deze berichten niet betwist, maar gesteld dat verweerder haar niet juist heeft uitgenodigd, omdat verweerder haar per e-mail heeft benaderd, terwijl zij niet kenbaar had gemaakt dat zij ter zake van de onderhavige bezwaarprocedure per e-mail bereikbaar is. Volgens eiseres mocht verweerder dit ook niet veronderstellen. Hoewel eiseres door verweerder niet enkel per e-mail, maar ook per post is benaderd over de hoorzitting en gesteld noch gebleken is dat eiseres die post niet heeft ontvangen, zal de rechtbank hierna ingaan op wat eiseres ten aanzien van de verzending naar haar e-mailadres heeft gesteld.
6. In artikel 2:14, eerste lid, van de Awb is opgenomen dat een bestuursorgaan een bericht elektronisch kan verzenden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is.
7. Naar het oordeel van de rechtbank is in het onderhavige geval voldaan aan de uit deze bepaling voortvloeiende voorwaarde voor toezending van berichten aan het e-mailadres [email]. De gemachtigde van eiseres heeft het pro forma bezwaarschrift vanaf dat e-mailadres verzonden aan het e-mailadres van het team Belastingen van de gemeente Eindhoven. De rechtbank merkt dit aan als een feit dat duidt op voldoende bereikbaarheid via dit e-mailadres. Dit beeld wordt versterkt doordat in het vervolg van de procedure door de gemachtigde van eiseres meermalen via dit e-mailadres met verweerder is gecommuniceerd. Dit alles leidt tot het oordeel dat de gemachtigde van eiseres impliciet kenbaar heeft gemaakt dat hij voldoende bereikbaar is op voornoemd e-mailadres. Steun voor dit oordeel vindt de rechtbank in de uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 13 april 2018 (ECLI:NL:GHSHE:2018:1591). Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder bevoegd was om eiseres (ook) via de elektronische weg, door middel van e-mailberichten verzonden aan het adres [email], uit te nodigen voor een telefonische hoorzitting.
8. Dit alles overziend is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende heeft gedaan om tegemoet te komen aan het verzoek van eiseres om te worden gehoord. Dat desondanks geen (telefonische) hoorzitting heeft plaatsgevonden, is het gevolg van het uitblijven van een (tijdige) reactie van de gemachtigde van eiseres op de herhaaldelijke uitnodiging voor een (telefonische) hoorzitting. Van schending van de hoorplicht door verweerder is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake. Het betoog van eiseres faalt.
9. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank toe aan de beoordeling of de naheffingsaanslag terecht aan eiseres is opgelegd. Het is aan verweerder om aannemelijk te maken dat eiseres niet heeft voldaan aan haar verplichting om de parkeerbelasting op aangifte te voldoen.
10. Op grond van artikel 234, tweede lid, aanhef en onder a, van de Gemeentewet moet de parkeerbelasting bij aanvang van het parkeren worden voldaan. Volgens vaste jurisprudentie moet een parkeerder daarbij een, gelet op de omstandigheden, redelijke tijd hebben voor het verrichten van uitvoeringshandelingen tot voldoening van de belasting. Wel dient de parkeerder onverwijld en onafgebroken uitvoeringshandelingen te verrichten om de verschuldigde belasting te betalen.
11. Niet in geschil is dat ten tijde van de controle geen geldig parkeerkaartje dan wel geldige bezoekerskaart in het voertuig aanwezig was. Eiseres voert aan dat zij om 15:30 uur het voertuig heeft geparkeerd op de Bernhardplaats en dat zij vervolgens naar het bezoekadres, gelegen aan het Lodewijk Napoleonplein, is gelopen om een bezoekerskaart op te halen. Dit duurde volgens eiseres ongeveer vijf tot zes minuten. Ter onderbouwing verwijst eiseres naar een door haar overgelegd kaartje van Google-maps. Verder heeft eiseres een bezoekers-kraskaart met de datum 10 april, waarop het tijdstip 15:00 uur - 15:30 uur is open gekrast, overgelegd.
12. Hoewel het de rechtbank bevreemdt dat eiseres op de door haar overgelegde bezoekers-kraskaart als aankomsttijd het vakje 15:00 uur - 15:30 uur heeft open gekrast, als zij, zoals zij stelt, om 15:30 uur het voertuig heeft geparkeerd, vormt dat gegeven op zichzelf geen probleem, omdat op de betreffende kraskaart staat vermeld dat deze geldig is tot drie uur na aankomsttijd. De rechtbank is er echter niet van overtuigd dat eiseres voor het ophalen van de bezoekerskaart daadwerkelijk vijf tot zes minuten nodig heeft gehad. Daartoe acht de rechtbank het volgende van belang. Verweerder heeft ter zitting erop gewezen dat op de door de parkeercontroleur ter plaatse gemaakte foto’s, die zich in het dossier bevinden, te zien is dat het voertuig van eiseres ter hoogte van twee witte deuren met daarop de tekst ‘Nooduitgang Vrijlaten’ stond geparkeerd. Vervolgens heeft verweerder op een kaartje van Google-maps laten zien dat deze plek zich ongeveer halverwege de Bernhardplaats bevindt en aangegeven dat de tijd die nodig is om vanaf die plek naar het Lodewijk Napoleonplein te lopen ongeveer een halve minuut is. Eiseres heeft weliswaar niet concreet aangegeven waar op het Lodewijk Napoleonplein zich het bezoekadres bevindt, maar zelfs als ervan wordt uitgegaan dat dit adres zich, vanuit de Bernhardplaats komend, op het verst gelegen punt op het Lodewijk Napoleonplein bevindt, is de tijd die volgens verweerder nodig is om daar vanaf de plek waar eiseres geparkeerd stond, naartoe te lopen ongeveer een minuut en als zou moeten worden uitgegaan van iemand die heel langzaam loopt, maximaal twee minuten. Verweerder baseert dit standpunt zowel op informatie van Google-maps als op de eigen waarnemingen van de gemachtigde van verweerder, die ter zitting heeft verklaard dat hij zich ter plaatse van de situatie op de hoogte heeft gesteld, inclusief van de tijd die benodigd is om voormelde afstand af te leggen. De rechtbank ziet geen aanleiding aan de juistheid van verweerders mededelingen te twijfelen. Daarvan uitgaande en met inachtneming van het feit dat gesteld noch gebleken is dat eiseres heel langzaam loopt, moet het ervoor worden gehouden dat eiseres ongeveer twee minuten nodig had om de bezoekerskaart op te halen en zichtbaar achter de voorruit van haar voertuig te plaatsen.
13. De rechtbank is van oordeel dat eiseres tegenover de door verweerder aangedragen bewijsmiddelen onvoldoende overtuigend bewijs van het tegendeel heeft ingebracht. Met het achteraf overleggen van een bezoekers-kraskaart met de datum 10 april, waarop het tijdstip 15:00 uur - 15:30 uur is open gekrast, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij daadwerkelijk op het moment van de parkeercontrole heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van parkeerbelasting. Er is meer nodig dan het enkel achteraf overleggen van een parkeerkaartje of bezoekers-kraskaart om de rechtbank ervan te overtuigen dat eiseres ten tijde van de parkeercontrole aan haar betalingsverplichting had voldaan (zie ook ECLI:NL:GHSHE:2017:4673). Nog daargelaten het feit dat een dergelijke bezoekers-kraskaart ook op een ander moment kan worden open gekrast, is de rechtbank er met name niet van overtuigd geraakt dat eiseres onverwijld is overgegaan tot het verrichten van uitvoeringshandelingen ten behoeve van het voldoen van de parkeerbelasting door onmiddellijk na het door haar gestelde tijdstip van parkeren over te gaan tot het ophalen van een bezoekers-kraskaart. Zo heeft eiseres weliswaar gesteld dat zij daarvoor vijf tot zes minuten nodig had en ter onderbouwing naar het door haar overgelegde kaartje van Google-maps verwezen, maar de rechtbank stelt, gelet op dat kaartje, vast dat eiseres bij de door haar gestelde looptijd kennelijk van de afstand tussen de Lodewijk Napoleonlaan 1 en het Lodewijk Napoleonplein 3 is uitgegaan. De Lodewijk Napoleonlaan 1 ligt verder verwijderd van het Lodewijk Napoleonplein dan de Bernhardplaats. Bovendien bestaat op grond van de stukken geen enkele aanleiding om van de Lodewijk Napoleonlaan 1 als beginpunt uit te gaan. De rechtbank acht, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, aannemelijk dat eiseres halverwege de Bernhardplaats heeft geparkeerd. Reeds daarom bestaat geen aanleiding om van de door eiseres gestelde looptijd uit te gaan.
14. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de naheffingsaanslag terecht aan eiseres is opgelegd. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.