Overwegingen
1. Het wettelijk kader dat voor deze zaak van belang is, is opgenomen in de bijlage.
2. Eiser is in het bezit van een jachtakte geweest. Die is in 2015 ingetrokken. Op 7 december 2016 heeft eiser een aanvraag om een nieuwe jachtakte ingediend. De korpschef heeft die aanvraag bij het primaire besluit geweigerd, nadat eiser eerst zijn zienswijze op het voornemen daartoe had ingediend. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de weigering, maar de minister heeft dat bezwaar bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. De minister heeft zijn besluitvorming gebaseerd op artikel 3.28, derde lid, aanhef en onder a, van de Wet natuurbescherming (Wnb). Daarin staat dat een jachtakte moet worden geweigerd, als er grond is om aan te nemen dat de aanvrager misbruik zal maken van de bevoegdheid om een wapen voorhanden te hebben, of dat hij er zodanig gebruik van zal maken dat hij een gevaar voor zichzelf, de openbare orde of de veiligheid kan gaan vormen.
4. De minister is, op grond van een aantal redengevende omstandigheden, tot de conclusie gekomen dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3.28, derde lid, aanhef en onder a, van de Wnb. Die omstandigheden zijn in het bestreden besluit als volgt opgenomen (waarbij de nummering door de rechtbank is aangebracht):
1] Uit het mutatierapport van 1 februari 2017 (…) blijkt uit een MMA Melding uit 2016 dat er wiet (hennep) wordt geknipt op het woonwagenkamp aan [adres] . U wordt in deze melding genoemd als leverancier van hennep. U zou samen met familieleden en mogelijk anderen hennep knippen en afvoeren. Naar aanleiding van deze melding werd er op 1 september 2016 onderzoek gedaan. Bij uw opa (vader van uw moeder) werd in drie ruimtes hennep c.q. een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen, tevens werd in een van deze ruimtes daadwerkelijk hennep geknipt.
Uit het proces-verbaal van verhoor verdachte van 10 mei 2017 (…) blijkt dat u bent aangehouden voor mogelijke betrokkenheid bij een aangetroffen hennepkwekerij.
2] Uit het proces-verbaal van verhoor van een medeverdachte van 13 augustus 2014 (…) blijkt uit verklaringen van deze verdachte dat de huisbaas [naam] is, wonend op het woonwagenkamp [adres] . De verdachte geeft tevens aan dat hij in een zwarte Alfa Romeo rijdt die op naam staat van het bedrijf [naam bedrijf] , dit bedrijf is van [naam] en [naam] , oftewel u bent mede-eigenaar van dit bedrijf en deze auto.
3] Uit het mutatierapport van 19 september 2014 (…) staat vermeld dat hetzelfde bestelbusje op naam van bedrijf [naam bedrijf] , waar u mede eigenaar van bent, is gezien bij een ‘Growshop’. Er werden hennep gerateerde goederen in voornoemd voertuig geladen.
4] Uit het mutatierapport van 23 oktober 2014 (…) wordt er een melding over u gedaan. U zou in wapens handelen en u zou een hennepkwekerij bezitten. Voorts zegt de melding dat u geld zou hebben witgewassen door een boerderij op het adres [adres] te hebben gekocht.
5] Uit het proces-verbaal van verhoor verdachte van 30 augustus 2012 (…) blijkt dat er op het adres van uw woning aan de [adres] een hennepkwekerij is aangetroffen.
5. Eiser heeft in beroep het volgende aangevoerd. De minister heeft ten onrechte op basis van de door hem genoemde omstandigheden aangenomen dat aan eiser geen wapen kan worden toevertrouwd. Eiser heeft niets te maken met de gebeurtenissen die zijn genoemd onder punt 1] (uit rechtsoverweging 4); zijn opa is daarvoor vervolgd en veroordeeld, maar het Openbaar Ministerie (OM) heeft de zaak ten aanzien van eiser geseponeerd. Over de gebeurtenissen die zijn genoemd onder punt 2] zegt eiser dat hij ook daar niets mee te maken heeft; als zijn zakenpartner [naam] verdacht is geweest van hennepteelt, wil dat nog niet zeggen dat eiser ook meteen verdacht moet zijn. Het OM heeft in die zaak vrijspraak gevraagd en gekregen, voor zover het ging om eiser. Over de gebeurtenissen die zijn genoemd onder punt 3] zegt eiser dat hij ook daar niets mee te maken heeft. Hij is niet gezien op de plaats van de – voormalige – growshop en er is geen vervolging ingesteld naar aanleiding van het beschreven incident. Over de gebeurtenissen die zijn genoemd onder 4] zegt eiser dat het een anonieme melding is die in strafzaken niet eens mag worden gebruikt als bewijs. Er is naar aanleiding van de melding een doorzoeking gedaan in eisers woning en daar is helemaal niets gevonden. De melding klopte dus niet en behelst niets meer dan anonieme laster. Over de gebeurtenissen die zijn genoemd onder 5] zegt eiser dat hij de woning waarin de hennepkwekerij is gevonden, had verhuurd. Dat eiser bij die kwekerij was betrokken, is op geen enkele manier aangetoond.
Eiser wijst op de Circulaire Wapens en Munitie 2016 (de CWM) die de minister in dit soort zaken ter invulling van het wettelijk criterium “misbruik” hanteert, en betoogt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met wat er in de CWM staat. Op wat eiser meer in het bijzonder daarover heeft aangevoerd, zal hierna in de beoordeling worden ingegaan.
6. De rechtbank moet ambtshalve beoordelen of zij bevoegd is om van het beroep kennis te nemen. In artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht) was bepaald dat tegen een besluit op grond van artikel 3.28 van de Wnb geen beroep kon worden ingesteld. Inmiddels is echter in de Verzamelwet Justitie en Veiligheid 2018 (Wet van 15 juni 2018, houdende verbeteringen in enkele wetten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, in werking getreden op 19 september 2018), bepaald dat bijlage 2 wordt gewijzigd in die zin, dat de zinsnede met betrekking tot de Wnb komt te vervallen. De rechtbank is dus bevoegd.
De inhoudelijke beoordeling
7. De rechtbank is van oordeel dat de korpschef in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot weigering van de jachtakte en dat de minister het administratief beroep van eiser terecht ongegrond heeft verklaard. De rechtbank legt in de volgende rechtsoverwegingen uit waarom dat het geval is.
7.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 23 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2965) is het weigeren, dan wel intrekken, van een verlof geen strafrechtelijke sanctie, maar een maatregel ter bescherming van de veiligheid van de samenleving. Tegen de achtergrond van dat grote maatschappelijke veiligheidsbelang is geringe twijfel aan het verantwoord zijn van het verlof al voldoende reden om een verlof in te trekken of niet te verlenen. Die twijfel moet dan wel objectief toetsbaar zijn.
7.2.
Het klopt dat het OM de strafzaak tegen eiser, die het gevolg is geweest van de gebeurtenissen die zijn genoemd onder 1), heeft geseponeerd. Het klopt ook dat de mutatie die is genoemd onder 3) enige relativering behoeft omdat wat erover in het bestreden besluit is vermeld, niet geheel overeenkomt met de mutatie zelf. Wat ook klopt, is dat tijdens de doorzoeking die in eisers huis heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de melding die is genoemd onder 4), geen wapens noch een hennepkwekerij is gevonden. Eiser heeft er evenzeer terecht op gewezen dat in de CWM is vermeld dat een sepot op de grond dat iemand ten onrechte als verdachte is aangemerkt, geen rol bij de beoordeling kan spelen, en dat ook een vrijspraak wegens onvoldoende bewijs minder snel aanknopingspunten biedt om een verlof te weigeren.
7.3.
In de CWM is echter ook vermeld:
“Verkeren in criminele kringen
In geval van aanwijzingen – bijvoorbeeld verkregen uit informatie van de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) – dat de aanvrager (vergunninghouder) verkeert in kringen waarbinnen geweld met gebruikmaking van (vuur)wapens niet wordt geschuwd, dan wel indicaties die wijzen in de richting van betrokkenheid van aanvrager (vergunninghouder) bij enige vorm van drugshandel of zware (georganiseerde) criminaliteit dan wel het verkeren door hem in (zware) criminele kringen, is het eveneens onverantwoord om de betrokkene in het bezit te stellen c.q. te laten van een vuurwapen. Er zijn hierdoor immers (op zijn minst geringe) twijfels gerezen over de aanvaardbaarheid van de uitzonderingspositie waarin de aanvrager (vergunninghouder) komt te verkeren (verkeert) ten opzichte van zijn medeburgers. Daarbij moet wel worden bedacht dat betrokkene zoveel mogelijk de gelegenheid moet krijgen zich te verweren tegen de tegen hem bestaande bedenkingen.”
7.4
Vast staat dat eisers opa, die twee woningen naast eisers woning op hetzelfde woonwagenkamp woont, is veroordeeld wegens het aanwezig hebben van een hennepkwekerij. Vast staat ook dat eisers zakenpartner [naam] aan een bij hennepteelt betrokken persoon de beschikking heeft gegeven over een auto en dat die auto op de naam stond van het bedrijf waarvan eiser mede-eigenaar was. Verder heeft eiser in 2012 een woning verhuurd waarin een hennepkwekerij is gevonden. Eiser zegt wel dat de minister geen omgang heeft aangetoond tussen hem en zijn opa, maar eiser betwist helemaal niet gemotiveerd dat die omgang er is. Dat terwijl het niet erg voor de hand ligt dat die omgang er niet is, omdat eiser twee woonwagens verderop woont op hetzelfde kamp en het om zijn opa gaat; niet bepaald verre familie. Eiser stelt verder dat zijn zakenpartner niet is veroordeeld, maar eiser zegt ook zelf dat er wel vraagtekens bij die zakenpartner kunnen worden geplaatst.
7.5
Al met al is de rechtbank van oordeel dat de minister in redelijkheid heeft kunnen vinden dat er – zoals de CWM het verwoordt – indicaties zijn die wijzen in de richting van het verkeren door eiser in criminele kringen. De rechtbank vindt ook dat de minister ervoor heeft gezorgd dat de twijfel die hij hierdoor heeft gekregen, objectief toetsbaar is; er zijn immers mutatierapporten en processen-verbaal voorhanden waaruit de feiten, waaraan de twijfel is ontleend, blijken. Eiser heeft betoogd dat er geen gegevens op het niveau van CIE (Criminele inlichten Eenheid)- informatie voorhanden zijn, maar dat is ook niet vereist. De CWM noemt CIE-informatie als voorbeeld van aanwijzingen dat de aanvrager verkeert in kringen waarbinnen geweld met gebruikmaking van (vuur)wapens niet wordt geschuwd. Het gaat dus om niet meer dan een voorbeeld, maar bovendien wordt dat voorbeeld in de CWM, gezien de tekst, niet genoemd waar het gaat om de indicaties die wijzen in de richting van het verkeren van de aanvrager in criminele kringen. Het voorbeeld ziet enkel op de aanwijzingen met betrekking tot het verkeren in kringen waarbinnen vuurwapengeweld niet wordt geschuwd. Het betreft dus een ander toetsingscriterium.
8. Tegen de achtergrond van de in rechtsoverweging 7.1 genoemde vaste rechtspraak, op grond waarvan geringe twijfel aan het verantwoord zijn van het verlof al voldoende is om een verlof te weigeren, vindt de rechtbank gelet op dit alles dat de minister de jachtakte terecht op grond van artikel 3.28, derde lid, aanhef en onder a, van de Wnb heeft geweigerd.
9. De aangevoerde beroepsgronden kunnen niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden. Het beroep is daarom ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.