beschikking
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zaaknummer: 7329333 \ EJ VERZ 18-672
Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 7329333 \ EJ VERZ 18-672
Beschikking van 10 januari 2019
[werkneemster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. E.H.T. Kleeven,
toevoegingsnummer: [nummer] ,
1 [verweerder 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Politieke beweging DENK,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
3. de stichting Stichting Ondersteuning Fractie DENK gemeente Eindhoven,
gevestigd te Eindhoven,
verweerders,
gemachtigde: mr. U. Karatas.
Partijen worden hierna genoemd “ [werkneemster] ”, “ [verweerder 1] ”, “DENK Eindhoven”, “DENK landelijk” en “verweerders” voor alle verweerders gezamenlijk.
2 De feiten
2.1.
[werkneemster] heeft zich in januari 2018 onder de vlag van DENK verkiesbaar gesteld voor de gemeenteraad in Eindhoven.
2.2.
DENK Eindhoven heeft bij deze verkiezingen één zetel behaald. [verweerder 1] , de fractievoorzitter van DENK Eindhoven, is vervolgens benoemd tot raadslid.
2.3.
Na de verkiezingen moest Stichting DENK Eindhoven nog opgericht worden. Bij akte van 19 oktober 2018 is de Stichting DENK Eindhoven opgericht.
2.4.
Per 1 juni 2018 is [werkneemster] binnen DENK Eindhoven aan de slag gegaan in de betaalde functie van fractiemedewerker voor 16 uur per week. Daarnaast is zij ook werkzaam geweest in de vrijwillige functie van afdelingsvoorzitter.
2.5.
[werkneemster] heeft daadwerkelijk werkzaamheden verricht voor DENK Eindhoven als fractiemedewerker en als afdelingsvoorzitter. De werkzaamheden als fractiemedewerker heeft zij op basis van een arbeidsovereenkomst verricht.
2.6.
[werkneemster] heeft geen loon ontvangen voor de werkzaamheden die zij als fractiemedewerker heeft verricht.
2.7.
[verweerder 1] heeft voor de start van het zomerreces een door [werkneemster] opstelde declaratie ondertekend. Deze declaratie heeft [werkneemster] niet door de gemeente Eindhoven uitbetaald gekregen.
2.8.
Voor de uitbetaling van het salaris horende bij de functie van fractiemedewerker is DENK Eindhoven afhankelijk van het budget dat zij vanuit de gemeente Eindhoven ontvangt.
2.9.
De gemeente Eindhoven stelt dit budget beschikbaar als er sprake is van arbeidsovereenkomst en als DENK Eindhoven beschikt over een zakelijk rekeningnummer.
2.10.
Na het zomerreces heeft [werkneemster] geen werkzaamheden meer verricht.
2.11.
Op 6 september 2018 is er een einde gekomen aan de tussen [werkneemster] en DENK Eindhoven bestaande arbeidsovereenkomst.
3 Het verzoek
3.1.
[werkneemster] verzoekt, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad verweerders te veroordelen :
-
tot betaling van een billijke vergoeding conform art. 7:681 BW met een hoogte van € 48.384,00 bruto, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, uiterlijk binnen twee dagen na de gewezen beschikking;
-
tot betaling van de vergoeding wegens onregelmatige opzegging, zijnde een bedrag van € 2.239,49 bruto uiterlijk binnen twee dagen na de gewezen beschikking;
-
tot betaling van het salaris van € 1.152,00 bruto per maand, althans een in goede justitie te bepalen bedrag over de periode 1 juni tot en met 6 september 2018, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex. art. 7:625 BW en vermeerderd met de maximale wettelijke rente van 50% vanaf de respectievelijke betaaldata tot de dag van algehele voldoening;
-
tot betaling van al hetgeen waar [werkneemster] recht op heeft bij wege van eindafrekening, vermeerderd met de maximale wettelijke verhoging van 50% ex art. 7:625 BW en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2018 tot de dag van algehele betaling;
-
tot verstrekking van correcte bruto/netto specificaties, waarin de betalingen van sub a tot en met d zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 150,00 per dag, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom, na twee dagen na het wijzen van de beschikking, zij hieraan niet voldoen;
-
in de proceskosten en de nakosten vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[werkneemster] legt hieraan, kort samengevat, het volgende ten grondslag. Na een gesprek met twee medewerkers van DENK landelijk heeft [verweerder 1] mondeling aan [werkneemster] bevestigd dat zij aan de slag kon gaan als fractiemedewerker. Partijen hebben afgesproken dat zij aan de slag zou gaan voor 16 uur per week. Indien er vanuit de gemeente Eindhoven een hoger budget toegekend zou worden, zou de arbeidsomvang opnieuw besproken worden. [werkneemster] moest navraag doen bij de griffie naar het budget zodat er een uurloon vastgesteld kon worden. [werkneemster] heeft een concept arbeidsovereenkomst van [verweerder 1] ontvangen maar tot ondertekening is het nooit gekomen. Dit doet niets af aan het feit dat er tussen partijen een arbeidsovereenkomst tot stand gekomen is. Op grond van die arbeidsovereenkomst heeft [werkneemster] recht op loon over de periode 1 juni tot en met 6 september 2018. De hoogte hiervan komt overeen met de inhoud van de verklaring die [verweerder 1] heeft ondertekend voorafgaand aan het zomerreces. Tijdens het reces heeft [werkneemster] ook werkzaamheden verricht en daarnaast geldt dat er over deze periode gewoon loon doorbetaald moet worden. Er dient ook wettelijke verhoging en wettelijke rente betaald te worden over het achterstallige loon.
3.3.
Verder heeft te gelden dat [werkneemster] tijdens de bijeenkomst op 6 september 2018, waarbij ook medewerkers van DENK landelijk aanwezig waren, niet zelf ontslag genomen heeft. DENK landelijk dan wel DENK Eindhoven heeft tijdens deze bijeenkomst de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] opgezegd. [werkneemster] heeft niet ondubbelzinnig verklaard dat zij uit dienst wilde treden. Haar werd de keuze geboden of zelf opstappen of blijven werken met het risico op geen loon. Toen [werkneemster] vervolgens geen keuze maakt heeft DENK landelijk deze voor haar gemaakt. Ook het door [werkneemster] verstuurde WhatsApp-bericht betreft geen duidelijke en ondubbelzinnige verklaring die gericht is op het zelf willen beëindigen van de arbeidsovereenkomst. Het had ook op de weg van [verweerder 1] gelegen om te onderzoeken of de wil van [werkneemster] wel was gericht op het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. DENK landelijk dan wel DENK Eindhoven heeft de arbeidsovereenkomst in strijd met art. 7:671 BW opgezegd. DENK landelijk dan wel DENK Eindhoven is daarom een billijke vergoeding verschuldigd. Het gevorderde bedrag staat gelijk aan 3,5 bruto jaarsalarissen. Op 21 maart 2022 zullen nieuwe verkiezingen plaatsvinden in Eindhoven. Tot die tijd is DENK Eindhoven verzekerd van haar zetel in de gemeenteraad en zou [werkneemster] dus ook invulling aan haar functie hebben kunnen geven.
[verweerder 1] dan wel DENK landelijk is ook een vergoeding wegens onregelmatige opzegging verschuldigd aangezien zij de arbeidsovereenkomst in strijd met de wettelijke opzegtermijn hebben opgezegd.
3.4.
Wat betreft de aansprakelijkheid van [verweerder 1] geldt het volgende. De art. 2:93 en 2:203 BW zijn van overeenkomstige toepassing bij een stichting in oprichting. Dit brengt met zich mee dat de oprichter van de stichting ( [verweerder 1] ) hoofdelijk aansprakelijk is voor de door hem namens de stichting i.o. verrichte rechtshandelingen, zoals het aangaan van een arbeidsovereenkomst, tot het moment waarop de stichting is opgericht en zij de rechtshandeling heeft bekrachtigd. [verweerder 1] is daarom hoofdelijk aansprakelijk voor de loonbetaling aan [werkneemster] en is aansprakelijk voor de gevolgen van de opzegging van de arbeidsovereenkomst.
3.5.
Voor zover vast komt te staan dat DENK landelijk werkgever van [werkneemster] was of dat DENK landelijk de oprichter van DENK Eindhoven is, is DENK landelijk ook betrokken in deze procedure
4 Het verweer
4.1.
Verweerders hebben, kort samengevat, het volgende aangevoerd. De verzoeken tegen DENK landelijk dienen niet ontvankelijk verklaard te worden. Op geen enkele wijze is onderbouwd waarom zij in de procedure is betrokken. DENK landelijk heeft geen zeggenschap over de arbeidsrelatie tussen [werkneemster] en DENK Eindhoven. Het is inmiddels bekend dat de stichting is opgericht. Hiermee vervalt de grondslag voor de aansprakelijkheid van [verweerder 1] . Er is daarom geen grondslag voor hoofdelijke aansprakelijkheid van [verweerder 1] . Ook de verzoeken jegens hem dienen daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4.2.
Het is aan [werkneemster] te wijten dat er geen arbeidsovereenkomst ondertekend is. [verweerder 1] heeft haar meerdere malen gevraagd om overleg te hebben over de arbeidsovereenkomst maar [werkneemster] reageerde niet op deze verzoeken. De gestelde afspraak van een bruto uurloon van € 16,00 is onjuist. Het salaris zou passen binnen het budget van de gemeente. Een uurloon van € 16,00 doet dit niet. Er is altijd gesproken over twee werkdagen. De maandag en de dinsdag. De dubbelrol die [werkneemster] vervulde is zeer problematisch gebleken. Zo heeft zij [verweerder 1] buiten verschillende zaken gehouden. Dit geldt ook voor het oprichten van de stichting. Lange tijd was bij [verweerder 1] niets bekend over de oprichting van de stichting. [werkneemster] heeft zich deze taak toegeëigend. Verder geldt dat [werkneemster] nooit bij [verweerder 1] geklaagd heeft over het feit dat zij geen salaris uitbetaald kreeg en ook niet over het feit dat er nog geen zakelijk bankrekeningnummer geopend was. Zij heeft hierover wel met andere mensen contact gezocht. Zij heeft [verweerder 1] enkel voor het zomerreces de declaratie laten tekenen. Daarna heeft zij [verweerder 1] nooit laten weten dat er geen uitbetaling heeft plaatsgevonden. [verweerder 1] verkeerde dan ook in de veronderstelling dat de declaratie aan [werkneemster] uitbetaald was door de gemeente Eindhoven. Erkend wordt dat er een bedrag van € 1.337,60 (72 uur in juni en 8 uur in juli) door DENK Eindhoven aan [werkneemster] uitgekeerd moet worden. Tijdens het zomerreces bestaat er geen recht op uitbetaling. Uit de concept overeenkomst blijkt dat deze uren weggestreept worden tegen overuren en indien deze er niet zijn wordt er niets uitbetaald. Ook over de periode na het reces tot en met 6 september (30 augustus – 6 september 2018) hoeft geen loon betaald te worden omdat [werkneemster] zonder reden niet is komen werken. Op grond van art. 7:627 BW bestaat er daarom geen recht op loon. De wettelijke verhoging moet worden afgewezen omdat het niet in de risicosfeer van de werkgever ligt dat het loon te laat betaald is.
4.3.
Op 27 augustus 2018 heeft [werkneemster] met [S.] van DENK landelijk gesproken en aangegeven dat zij het niet meer zag zitten. Zij heeft toen in een WhatsApp bericht gevraagd of zij haar ontslag met DENK Eindhoven mocht delen. [S.] heeft gevraagd te wachten totdat zij in Eindhoven zou zijn voor een gesprek. Dit gesprek heeft op 6 september 2018 plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek heeft [werkneemster] weloverwogen zelf haar arbeidsovereenkomst opgezegd. Zij heeft ook vrijwillig haar sleutels en pas ingeleverd en is uit de WhatsApp groepen gestapt. Aangezien [werkneemster] haar ontslag al op 27 augustus 2018 aan [S.] heeft aangekondigd heeft zij ruim twee weken kunnen nadenken over haar ontslagname. Het was een weloverwogen keuze. Gedurende deze periode is [werkneemster] ook niet op het werk verschenen. Tijdens de bijeenkomst op 6 september 2018 heeft zij ook aangegeven niet meer met [verweerder 1] te kunnen samenwerken. Betwist wordt dat [werkneemster] voor een keuze gesteld is. De leden van DENK landelijk hebben juist geprobeerd om [werkneemster] te behouden voor DENK Eindhoven. Bij brief van 28 september 2018 heeft [werkneemster] zich pas beschikbaar gesteld voor werk.
4.4.
De billijke vergoeding dient te worden afgewezen. Van opzegging door DENK Eindhoven is geen sprake. Daarbij geldt dat het onjuist is dat [werkneemster] nog vier jaar had kunnen werken. Vanaf het begin heeft [werkneemster] geklaagd over de combinatie, werk, school en haar gezin. Ook heeft zij vaker aangegeven niet te kunnen samenwerken met [verweerder 1] . Tevens heeft zij op 24 augustus een open sollicitatie op haar Facebookpagina geplaatst waarin zij aangeeft fulltime beschikbaar te zijn. Ook zou de arbeidsrelatie eindigen in januari 2019 omdat [werkneemster] zich dan kandidaat wilde stellen voor de verkiezingen van de Provinciale Staten. Ook zullen in 2019 de gemeenteraadsverkiezingen zijn in Eindhoven. Ook voor de gefixeerde schadevergoeding geldt dat deze moet worden afgewezen omdat er geen sprake is van opzegging van de arbeidsovereenkomst door werkgever.
5 De beoordeling
5.1.
[werkneemster] heeft het verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
Verzoek tegen DENK landelijk
5.2.
[werkneemster] heeft haar verzoeken ook tegen DENK landelijk ingesteld. DENK landelijk is echter geen partij bij de arbeidsovereenkomst tussen [werkneemster] en DENK Eindhoven. Door [werkneemster] is verder niet onderbouwd waarom DENK landelijk partij is bij deze zaak en de verzoeken tegen haar toegewezen moeten worden. [werkneemster] wordt daarom in haar verzoek tegen DENK landelijk niet-ontvankelijk verklaard.
5.3.
Gelet op hetgeen partijen over en weer naar voren hebben gebracht, ook tijdens de mondelinge behandeling, kan geconcludeerd worden dat zij het er over eens zijn dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Er is geen sprake van een overeenkomst van opdracht. Dat [werkneemster] in juli uren gedeclareerd heeft bij de griffie van de gemeente Eindhoven was een noodsprong van haar zijde om te proberen om voor het zomerreces nog inkomsten te ontvangen. Tevens is duidelijk dat [verweerder 1] de declaratie min of meer ongezien heeft getekend om [werkneemster] te wille te zijn.
5.4.
Hoewel er tussen partijen geen schriftelijke arbeidsovereenkomst tot stand gekomen is, heeft de concept overeenkomst die [werkneemster] op 1 juni 2018 per e-mail heeft ontvangen (productie 1 verzoekschrift) qua inhoud geen discussie heeft opgeleverd. [werkneemster] is immers, zonder opgaaf van reden, niet ingegaan op de uitnodigingen om de arbeidsovereenkomst met [verweerder 1] te bespreken. Er moet daarom vanuit gegaan worden dat er naar gelang de in de concept overeenkomst opgenomen bepalingen uitbetaald moet worden aan [werkneemster] . Partijen zijn het er verder over eens dat [werkneemster] 16 uur per week werkzaam zou zijn in de functie van fractiemedewerker. Tevens was voldoende duidelijk dat de bron waaruit het salaris van [werkneemster] betaald zou worden de gemeente Eindhoven was. De maatstaf van betaling waren niet de eigen financiële mogelijkheden maar die van de gemeente en daarmee waren ook de grenzen aan de betaling aangegeven. Dit brengt met zich mee dat voor wat betreft de hoogte van het salaris uitgegaan dient te worden van het budget, € 12.284,64 per jaar (productie 2 verweerschrift), dat door de gemeente Eindhoven beschikbaar is gesteld voor DENK Eindhoven. [werkneemster] heeft de hoogte van dit bedrag niet betwist. Zij kan niet gevolgd worden in haar standpunt dat dit bedrag door tien maanden gedeeld moet worden in plaats van twaalf maanden. Er kan daarom niet uitgegaan worden van een uurloon van € 16,00 maar er moet uitgegaan worden van een salaris van € 1.023,72 per maand of te wel € 14,22 bruto per uur. Gelet op het feit dat het bedrag van €12.284,64 het maximale budget is dat door de gemeente ter beschikking wordt gesteld voor de betaling van de fractiemedewerker moet aangenomen worden dat hierin ook de vakantietoeslag reeds opgenomen is omdat men anders boven dit bedrag uit zou komen. Gelet op het voorgaande heeft [werkneemster] met ingang van 1 juni 2018 recht op betaling van € 1.023,72 per maand.
5.5.
De kantonrechter volgt [werkneemster] in haar stelling dat zij ook over de recesperiode recht heeft op betaling van haar salaris. Uit de concept arbeidsovereenkomst, art. 6 lid 4, volgt enkel “dat overuren zullen worden weggestreept t.o.v. het overschot aan het niet werken in de recesperiodes”. Er is niet opgenomen dat bij het ontbreken van overuren geen loon uitbetaald zal worden zoals DENK Eindhoven stelt. Ook over de recesperiode zal daarom het loon volledig doorbetaald moeten worden.
5.6.
Onbetwist is door verweerders gesteld dat door [werkneemster] na afloop van de recesperiode op 20 augustus 2018 zonder opgaaf van reden niet meer gewerkt is voor DENK Eindhoven. Dit brengt met zich mee dat DENK Eindhoven over de periode van 20 augustus tot en met 6 september 2018 geen salaris verschuldigd is op grond van art. 7:627 BW. De salarisbetaling zal daarom worden toegewezen van 1 juni tot 20 augustus 2018.
5.7.
[werkneemster] heeft verder wettelijke verhoging en wettelijke rente gevorderd over het achterstallige salaris. Vastgesteld wordt dat DENK Eindhoven het salaris te laat betaald heeft en daarom wettelijke verhoging verschuldigd is. Daarbij geldt dat [werkneemster] niet meegewerkt heeft aan het ondertekenen van de arbeidsovereenkomst terwijl zij wist dat het hebben van een arbeidsovereenkomst noodzakelijk was voor de gemeente Eindhoven om tot uitbetaling over te gaan. Daarnaast geldt dat niet gebleken is dat [werkneemster] [verweerder 1] daadwerkelijk meerdere keren heeft aangesproken dat zij nog geen betalingen heeft ontvangen zoals door [werkneemster] gesteld wordt. Uit de door haar overgelegde WhatsApp correspondentie blijkt echter dat zij alleen bij andere mensen binnen DENK geklaagd heeft over het feit dat zij geen salaris krijgt en niet bij [verweerder 1] . De kantonrechter acht het daarom redelijk om de wettelijke verhoging te matigen tot 10%. Tegen de gevorderde wettelijke rente is verder geen verweer gevoerd zodat deze zal worden toegewezen.
5.8.
[werkneemster] heeft verzocht tot uitbetaling van al hetgeen waar zij recht op heeft bij wege van eindafrekening. Deze vordering zal worden afgewezen omdat deze onvoldoende bepaalbaar is. Daarbij geldt ook dat niet gebleken is dat DENK Eindhoven niet zal voldoen aan haar verplichtingen met betrekking tot het opmaken van een eindafrekening.
Verstrekken bruto/netto specificaties
5.9.
Het verzoek tot het verstrekken van correcte bruto/netto specificaties zal worden toegewezen met dien verstande dat DENK Eindhoven deze binnen 4 weken na datum van deze beschikking zal moeten vertrekken. De dwangsom zal worden gematigd zoals hierna te melden.
Billijke vergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging
5.10.
[werkneemster] heeft om een billijke vergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging verzocht omdat haar arbeidsovereenkomst tijdens het gesprek op 6 september 2018 in strijd met art. 7:671 BW is opgezegd. Verweerders hebben aangevoerd dat [werkneemster] zelf ontslag genomen heeft tijdens het gesprek op 6 september 2018. De kantonrechter is van oordeel dat [werkneemster] niet gevolgd kan worden in haar stelling dat de arbeidsovereenkomst op 6 september 2018 door DENK landelijk dan wel DENK Eindhoven is beëindigd door te zeggen “Dus je kapt ermee”. Enkel de verklaring van [G.] is onvoldoende om dit aan te nemen. Uit de door DENK Eindhoven overgelegde verklaringen (productie 15, 16, 7, 19 en 20) blijkt duidelijk dat het [werkneemster] was die tijdens het gesprek op 6 september 2018 duidelijk en ondubbelzinnig aangegeven heeft te willen stoppen en niet meer voor DENK Eindhoven te willen werken. Dit kan niet als een emotionele opwelling van [werkneemster] gezien worden nu zij al langer met het idee speelde om weg te gaan bij DENK Eindhoven. Uit het WhatsApp bericht van 27 augustus 2018 van [werkneemster] aan [A.] met de inhoud “Mag ik mijn ontslag doorgeven” blijkt immers dat zij op 27 augustus 2018 al in feite de beslissing genomen had. Nu [werkneemster] geen andere verklaring voor dit bericht gegeven heeft, kan hieruit niet anders worden afgeleid worden dan dat zij op dat moment al naar buiten kenbaar wilde maken weg te gaan bij DENK Eindhoven. Uit de voornoemde verklaringen volgt verder dat door [B.] aan haar gevraagd is of ze echt weg wil en of ze door wil gaan als coördinator van DENK Eindhoven en met DURF (zie productie 15, 17 en 20 verweerschrift). Er moet daarom vanuit gegaan worden dat er tijdens het bewuste gesprek op 6 september 2018 door verweerders onderzocht is of [werkneemster] wel degelijk weg wilde bij DENK Eindhoven.
5.11.
[werkneemster] heeft aangevoerd dat de door verweerders overgelegde verklaringen buiten beschouwing gelaten moeten worden omdat deze leden gevraagd zijn om achter [verweerder 1] te gaan staan. Zij verwijst hierbij naar WhatsAppcorrespondentie. Uit deze correspondentie blijkt echter alleen dat [verweerder 1] gevraagd heeft om geen contact met haar te hebben hetgeen niet ongebruikelijk is als er sprake is van een arbeidsconflict tussen een werkgever en een werknemer. Naast de uitlatingen tijdens het gesprek op 6 september 2018 maken ook de gedragingen na het bewuste gesprek, namelijk; het inleveren van haar sleutel en pasje, het afscheid nemen uit en het verlaten van diverse WhatsApp-groepen, het vragen om een foto van haar te verwijderen van de DENK facebookpagina en het feit dat zij zich pas op 28 september 2018 per brief van haar gemachtigde beschikbaar heeft gesteld voor werk, dat aangenomen moet worden dat [werkneemster] weloverwogen haar arbeidsovereenkomst beëindigd heeft. Nu [werkneemster] zelf haar arbeidsovereenkomst met DENK Eindhoven heeft beëindigd heeft zij ook geen recht op een billijke vergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Deze verzoeken worden daarom ook afgewezen.
Aansprakelijkheid [verweerder 1]
5.12.
[werkneemster] heeft aangevoerd dat [verweerder 1] persoonlijk aansprakelijk is voor de betalingsverplichtingen die hij namens de op te richten en inmiddels opgerichte stichting DENK Eindhoven is aangegaan. Ten tijde van het aangaan van de verplichtingen wist of kon hij redelijkerwijs weten dat DENK Eindhoven de verplichtingen niet na kon komen omdat zij afhankelijk is van het budget dat zij krijgt van de gemeente Eindhoven. Een andere grondslag voor de aansprakelijkheid is dat de rechtshandelingen van [verweerder 1] bekrachtigd zijn in het verweerschrift. Op grond van art. 2:93 jo. 2:203 lid 3 jo. 6:162 BW kan dit als onrechtmatige daad aan [verweerder 1] toegerekend worden. [verweerder 1] heeft gemotiveerd betwist dat hij persoonlijk aansprakelijk is.
5.13.
Wat betreft de eerste grondslag geldt dat [verweerder 1] door het aangaan van de arbeidsovereenkomst en het ondertekenen van de declaratie van [werkneemster] in juli 2018 niet persoonlijk aansprakelijk gehouden kan worden voor de vorderingen van [werkneemster] . Bij het verrichten van voornoemde rechtshandelingen wist [verweerder 1] niet en kon hij ook redelijkerwijs niet weten dat DENK Eindhoven haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen. Het staat tussen partijen immers vast dat de loonbetaling gerelateerd zou zijn aan het budget dat door de gemeente Eindhoven beschikbaar gesteld is. Bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst en het tekenen van de declaratie is [verweerder 1] er dan ook terecht vanuit gegaan dat dit binnen het beschikbaar gestelde budget past. [verweerder 1] wist dat [werkneemster] navraag had gedaan over de hoogte van het budget en dat zij ook wist dat het aantal uren dat zij per week zou gaan werken gerelateerd was aan dit budget. Dat de loonbetalingsverplichting vervolgens niet is nagekomen is, is niet een financiële kwestie maar komt omdat er niet aan de randvoorwaarden is voldaan die de gemeente Eindhoven stelt om tot uitbetaling van budget over te gaan. Zoals eerder overwogen is het feit dat er geen schriftelijke arbeidsovereenkomst tot stand gekomen is, wat wel een voorwaarde is van de gemeente Eindhoven, niet alleen aan [verweerder 1] te wijten. [werkneemster] is immers nooit, ondanks diverse verzoeken daartoe, met [verweerder 1] in overleg getreden om de arbeidsovereenkomst definitief op te stellen en te ondertekenen. Ook wist [verweerder 1] niet dat [werkneemster] niet uitbetaald kreeg omdat zij hem hierover niet informeerde.
5.14.
Met betrekking tot de bekrachtiging van DENK Eindhoven geldt dat er in het verweerschrift met betrekking tot de loonvorderingen enkel bekrachtigd is wat er binnen het budget van de gemeente Eindhoven valt. De overige vorderingen zijn allemaal betwist. Er is dus door DENK Eindhoven niets erkend wat niet uit het budget van de gemeente Eindhoven betaald zou kunnen worden. Dit brengt met zich mee dat [verweerder 1] ook op deze grond niet aansprakelijk gehouden kan worden voor de betaling aan [werkneemster] .
5.15.
Het voorgaande brengt met zich mee dat het verzoek tegen [verweerder 1] wordt afgewezen.
5.16.
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.
6 De beslissing
6.1.
verklaart het verzoek tegen DENK landelijk niet-ontvankelijk;
6.2.
wijst het verzoek tegen [verweerder 1] af;
6.3.
veroordeelt DENK Eindhoven tot betaling aan [werkneemster] van haar salaris van € 1.023,72 bruto per maand over de periode van 1 juni tot 20 augustus 2018 te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 10% en de wettelijke rente vanaf de respectievelijke betaaldata tot de dag van betaling;
6.4.
veroordeelt DENK Eindhoven tot verstrekking van correcte bruto/netto specificaties, waarin de betaling onder 6.3 is verwerkt, op straffe van een dwangsom van € 150,00 per dag dat DENK Eindhoven na 4 weken na datum van deze beschikking hier niet aan voldoet met een maximum van € 1.000,00;
6.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst af hetgeen meer of anders gevorderd is.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter en op 10 januari 2019 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.