1 [eiser sub 1 hoofdzaak] ,
wonende te [woonplaats] ,
2. [eiser sub 2 hoofdzaak],
wonende te [woonplaats] ,
3. [eiser sub 3 hoofdzaak],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. M.A.J. Brouwers te Oisterwijk,
1. vennootschap onder firma
[gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] V.O.F.,
gevestigd te [woonplaats] ,
2. [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3. [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
4. [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 4],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. A. van Weverwijk te Geldermalsen,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/01/343746 / HA ZA 19-165 van
1. vennootschap onder firma
[gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] V.O.F.,
gevestigd te [woonplaats] ,
2. [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3. [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
4. [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 4],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. A. van Weverwijk te Geldermalsen,
1. de maatschap
[gedaagde vrijwaring sub 1]
,
gevestigd te [woonplaats] ,
2. [gedaagde vrijwaring sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3. [gedaagde vrijwaring sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. A.K. Sjouw te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eisers hoofdzaak] , [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] en [gedaagden vrijwaring] genoemd worden. Afzonderlijk zullen partijen [eiser sub 1 hoofdzaak] , [eiser sub 2 hoofdzaak] , [eiser sub 3 hoofdzaak] , [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] , [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 2] , [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 3] , [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 4] , [gedaagde vrijwaring sub 1] , [gedaagde vrijwaring sub 2] en [gedaagde vrijwaring sub 3] genoemd worden.
3 De feiten
3.1.
[gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] heeft een onderneming die zich bedrijfsmatig bezig houdt met paardenfokkerij, het voor derden uitvoeren van geboortebegeleiding van paarden, het dekken/insemineren van merries en het exploiteren van een hengstenhouderij.
3.2.
[eiser sub 2 hoofdzaak] is een Belgische internationale springruiter. [eiser sub 2 hoofdzaak] en [eiser sub 1 hoofdzaak] zijn eigenaar van diverse paarden waarmee gefokt wordt. De veulens worden door [eiser sub 2 hoofdzaak] getraind tot springpaarden.
3.3.
De paarden staan normaal in de stallen van [naam eenmanszaak] , een eenmanszaak van [eiser sub 3 hoofdzaak] . Eens per jaar worden de merries naar de stallen van [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] gebracht voor geboortebegeleiding. Die geboortebegeleiding houdt in dat de merries worden begeleid bij de bevalling en dat de veulens worden gespeend. Nadat de veulens zijn geboren draagt [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] ook zorg voor het opnieuw insemineren van de merries. Als de veulens bij de moeder weg kunnen worden gehaald, gaan merries en veulens terug naar [eisers hoofdzaak] [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] brengt stallingskosten, geboortebegeleidingskosten en dekprovisie in rekening.
3.4.
Op 14 mei 2018 zijn de drachtige merries Zena en Wianne naar [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] gebracht. Wianne kreeg daar op 10 juni 2018 een veulen en Zena kreeg daar op 14 juni 2018 een veulen.
3.5.
Zena kreeg gezondheidsklachten in de periode dat ze bij [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] verbleef, waarna [eisers hoofdzaak] haar in augustus 2018 heeft laten inslapen. Het veulen van Zena is daarna bij een adoptiemoeder geplaatst. Het veulen van Wianne kreeg eveneens gezondheidsklachten bij [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] en overleed daaraan op 30 juli 2018.
3.6.
In de periode dat Zena en Wianne en hun veulens bij [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] stonden werden de paarden bij [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] veterinair begeleid door [gedaagde vrijwaring sub 1] .
4 Het geschil
in de hoofdzaak in conventie
4.1.
[eisers hoofdzaak] vordert samengevat - na aanvulling van haar eis veroordeling van [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] tot betaling van € 14.014,27 (ten aanzien van Zena) en primair € 100.000,00, subsidiair € 15.000 (ten aanzien van het veulen van Wianne), vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
[gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de hoofdzaak in (voorwaardelijke) reconventie
4.4.
[gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] vordert samengevat – veroordeling van [eisers hoofdzaak] tot betaling van € 7.574,60, vermeerderd met rente en kosten, en tot opheffing van het door haar gelegde beslag, met veroordeling van [eisers hoofdzaak] in de kosten van deze procedure.
4.5.
[eisers hoofdzaak] voert verweer.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.7.
[gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] vordert - samengevat - dat [gedaagden vrijwaring] wordt veroordeeld om aan [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] te betalen al hetgeen waartoe [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, inclusief de proceskosten van de hoofdzaak, met veroordeling van [gedaagden vrijwaring] in de kosten van de vrijwaring.
4.8.
[gedaagden vrijwaring] voert verweer.
4.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
8 De beslissing
De rechtbank
in de hoofdzaak en in vrijwaring
8.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Uiterlijk op zaterdag 14 juli 2018 bleek [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] dat Zena aan de voorvoeten wat gevoelig of zelfs kreupel liep. [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] heeft de hoefsmid op 17 juli 2018 Zena laten onderzoeken en de hoefsmid heeft als meest waarschijnlijke diagnose een hoefzweer gesteld. [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] heeft Zena hiervoor behandeld door vanaf 20 juli 2018 haar voorvoeten regelmatig in een zogenoemde hoefzak met antibacterieel middel te plaatsen. Omdat Zena onvoldoende op deze behandeling reageerde heeft [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] op 1 augustus 2018 de dierenarts [gedaagde vrijwaring sub 2] naar Zena laten kijken.
a. Moet Zena in de periode voorafgaand aan 14 juli 2018 al voor [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] kenbare symptomen hebben gehad die samenhingen met de klachten die op 14 juli 2018 aanwezig waren?
b. Heeft [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] in de periode voorafgaand aan dan wel vanaf 14 juli 2018 tot 1 augustus 2018 gehandeld zoals van een zorgvuldig handelend stalhouder mag worden verwacht? U moet bij deze vraag uitgaan van de zorgplicht van een stalhouder voor een merrie zonder neurectomie.
2. Indien vraag 1 ontkennend wordt beantwoord:
a. Op welke andere wijze had [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] dienen te handelen?
b. Indien [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] anders zou hebben gehandeld, hoe waarschijnlijk is het dan dat Zena niet geëuthanaseerd zou zijn geworden?
3. Is het voor de beantwoording van vraag 2 relevant dat Zena in het verleden een neurectomie heeft gehad? Zo ja, in welke zin is dat relevant?
4. Had [eisers hoofdzaak] met het oog op de aan Zena te verlenen zorg [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] van de neurectomie op de hoogte moeten brengen en zo ja, waarom?
5. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
ten aanzien van het veulen van Wianne
6. Op 20 juli 2018 heeft [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] dierenarts [gedaagde vrijwaring sub 2] ingeschakeld omdat het veulen niet fit oogde. [gedaagde vrijwaring sub 2] heeft het veulen onderzocht en medicatie voorgeschreven voor een longontsteking met de verdenking van Rhodococcus. Het veulen knapte niet voldoende op en op 23 juli 2018 heeft de dierenarts het veulen opnieuw onderzocht en extra medicatie voorgeschreven. De dierenarts heeft het veulen de eerste dagen na 23 juli 2018 regelmatig bekeken. [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] heeft de door de dierenarts voorgeschreven medicatie tot 30 juli 2018 toegepast. Op 30 juli 2018 is het veulen overleden.
a. Moet het veulen in de periode voorafgaand aan 20 juli 2018 al voor [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] kenbare symptomen hebben gehad die samenhingen met de klachten die op 20 juli 2018 aanwezig waren? Heeft [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] , gegeven de klachten van het veulen die zich openbaarden, in de periode voorafgaand aan dan wel vanaf 20 juli 2018 tot 1 augustus 2018 gehandeld zoals van een zorgvuldig handelend stalhouder mag worden verwacht?
b. Heeft Dierenkliniek [gedaagden vrijwaring] in de periode van 20 juli 2018 tot en met 30 juli 2018 gehandeld zoals van een bekwaam en zorgvuldig handelend vakgenoot mag worden verwacht?
7. Indien de 2e vraag onder 6a ontkennend wordt beantwoord:
a. Op welke andere wijze had [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] dienen te handelen?
b. Indien [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] anders zou hebben gehandeld, hoe waarschijnlijk is het dan dat het veulen niet op 30 juli 2018 zou zijn overleden?
8. Indien vraag 6b ontkennend wordt beantwoord:
a. Op welke andere wijze had [gedaagden vrijwaring] dienen te handelen?
b. Indien [gedaagden vrijwaring] anders zou hebben gehandeld, hoe waarschijnlijk is het dan dat het veulen niet op 30 juli 2018 zou zijn overleden?
9. Indien zowel [gedaagde hoofdzaak/eiser vrijwaring sub 1] als [gedaagden vrijwaring] anders hadden dienen te handelen, kunt u dan aangeven in welke mate ieders nalaten heeft bijgedragen aan het overlijden van het veulen?
10. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
8.2.
bepaalt dat de deskundige bij afzonderlijke beschikking wordt benoemd,
8.3.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
- -
de deskundige dient binnen drie weken na de datum van deze beslissing een begroting van de kosten op te geven aan de griffie van de rechtbank, gespecificeerd naar het verwachte aantal te besteden uren, het uurtarief en de eventuele overige kosten
- -
de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen
- -
partijen kunnen desgewenst binnen twee weken na dagtekening van de brief van de griffie schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de begroting
- -
indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag
- -
indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,
8.4.
bepaalt dat [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] het voorschot dient over te maken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
8.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
8.6.
bepaalt dat [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] haar procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,
8.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
8.8.
wijst de deskundige er op dat:
- -
de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
- -
de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
- -
de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
8.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
8.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
8.11.
wijst de deskundige er op dat:
- -
uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- -
de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
8.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
8.13.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van 7 oktober 2020,
8.14.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
- -
indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
- -
na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [gedaagden hoofdzaak/eisers vrijwaring] op een termijn van vier weken,
8.15.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
8.16.
houdt iedere verdere beslissing aan,
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2020.