3.1.
CSU vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Kimpton De Witt veroordeelt tot het binnen 3 dagen na het in deze te wijzen vonnis geven van antwoord op de vraag of zij de schoonmaakwerkzaamheden in haar hotel vanaf 1 mei 2020 zelf ter hand neemt, dan wel aan wie zij die schoonmaakwerkzaamheden extern uitbesteedt;
2. Pulitzer veroordeelt tot het binnen 3 dagen na het in deze te wijzen vonnis geven van antwoord op de vraag of zij de schoonmaakwerkzaamheden in haar hotel vanaf 1 mei 2020 zelf ter hand neemt, dan wel aan wie zij die schoonmaakwerkzaamheden extern uitbesteedt;
3. Kimpton De Witt en/of Pulitzer bij heraanbesteding van de schoonmaakwerkzaamheden veroordeelt om CSU binnen 3 dagen na het in deze te wijzen vonnis, althans 3 dagen na heraanbesteding , in de gelegenheid te stellen om met een opvolgend externe schoonmaakpartij(en) in overleg te treden ter voldoening aan het in artikel 15 sub b van de OSB-voorwaarden 2007 en artikel 38 Cao bepaalde;
4. Kimpton De Witt veroordeelt om binnen 3 dagen na het in deze te wijzen vonnis in het geval van inbesteding van de schoonmaakwerkzaamheden aan het schoonmaakpersoneel van CSU dat bij Kimpton De Witt op locatie werkzaam was een aanbod te doen conform het daarover bepaalde omtrent overgang van onderneming, uit welk aanbod in elk geval moet volgen dat het schoonmaakpersoneel de huidige rechten behoudt;
5. Pulitzer veroordeelt om binnen 3 dagen na het in deze te wijzen vonnis in het geval van inbesteding van de schoonmaakwerkzaamheden aan het schoonmaakpersoneel van CSU dat bij Pulitzer op locatie werkzaam was een aanbod te doen conform het daarover bepaalde omtrent overgang van onderneming, uit welk aanbod in elk geval moet volgen dat het schoonmaakpersoneel de huidige rechten behoudt;
Subsidiair
6. bepaalt dat Kimpton De Witt moet gehengen en gedogen dat het schoonmaakpersoneel van CSU dat bij Kimpton De Witt op locatie werkzaam was en dat aangeeft aldaar werkzaam te willen blijven, hun werkzaamheden aldaar zullen continueren, zulks tot het moment waarop in een bodemprocedure onherroepelijk is bepaald wat rechtens is;
7. bepaalt dat Pulitzer moet gehengen en gedogen dat het schoonmaakpersoneel van CSU dat bij Pulitzer op locatie werkzaam was en dat aangeeft aldaar werkzaam te willen blijven, hun werkzaamheden aldaar zullen continueren, zulks tot het moment waarop in een bodemprocedure onherroepelijk is bepaald wat rechtens is;
8. Kimpton De Witt en/of Pulitzer CSU dienen te compenseren voor een gelijk bedrag aan personeelskosten die CSU moet maken in verband met het onder sub 6) en 7) gevorderde;
Zowel primair als subsidiair
9. Kimpton De Witt te veroordelen tot betaling van een dwangsom voor een bedrag van € 1.000,00 per dag voor iedere dag dat zij niet voldoet aan het onder sub 1) en/of 3) en/of 4) en/of 6) gevorderde;
10. Pulitzer te veroordelen tot betaling van een dwangsom voor een bedrag van € 1.000,00 per dag voor iedere dag dat zij niet voldoet aan het onder sub 2) en/of 3) en/of 5) en/of 7) gevorderde;
11. Kimpton De Witt en Pulitzer hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
CSU legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag.
In het kader van de uitoefening van haar ondernemingsactiviteiten is CSU met Kimpton De Witt en Pulitzer overeenkomsten aangegaan op grond waarvan CSU schoonmaakdiensten voor hen heeft verricht. Aangezien de CAO voor het Schoonmaak en Glazenwassersbedrijf (hierna: de CAO) in de regel niet van toepassing is op de bedrijven waar wordt schoongemaakt, zijn partijen in de respectieve overeenkomsten met elkaar de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden voor schoonmaakwerkzaamheden, zoals die zijn vastgesteld door de brancheorganisatie Ondernemersorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten (OSB), overeengekomen. Deze voorwaarden zijn volledig in lijn met de CAO en partijen hebben daarmee de in de wet vastgelegde bescherming van het schoonmaakpersoneel omtrent overgang van onderneming uitgebreid en geïncorporeerd in hun onderlinge verhouding.
Zo volgt uit artikel 15 sub b van de zogenaamde OSB-voorwaarden 2007 hoe CSU moet handelen indien zij haar schoonmaakwerkzaamheden bij Kimpton De Witt en/of Pulitzer beëindigt en een opvolgend externe schoonmaakpartij de schoonmaakwerkzaamheden verwerft. Artikel 15 sub c van de OSB-voorwaarden bepaalt vervolgens dat, in geval van inbesteding door de opdrachtgever, partijen zullen handelen alsof sprake is van een overgang van onderneming als bedoeld in artikel 7:662 BW e.v., althans partijen hebben met deze bepaling afgesproken dat de rechtsgevolgen van de wettelijke regeling van toepassing zijn, indien de hotels besluiten om de werkzaamheden zelf te verrichten. Dit brengt met zich mee dat de inbesteder de werknemers dient over te nemen onder de voorwaarden zoals dat ook gebeurt bij overgang van onderneming en op die grond dus ook gehouden is om het schoonmaakpersoneel dat op het schoonmaakobject werkzaam is een arbeidsovereenkomst aan te bieden met behoud van alle rechten. CSU kan deze verplichtingen echter niet naleven zonder medewerking van Kimpton De Witt en Pulitzer, indien zij niet mededelen wie de opvolgend (externe) schoonmaakpartij is. Omdat de overeenkomsten met Kimpton De Witt en Pulitzer inmiddels zijn beëindigd en laatstgenoemden weigeren openheid van zaken te geven ten aanzien van de wijze waarop en door wie de schoonmaakwerkzaamheden in hun hotels zullen gaan plaatsvinden, vordert CSU nakoming van de op Hotel Maatschappij Oud-Amsterdam c.s. rustende plichten die voortvloeien uit de onderscheidende overeenkomsten.