Met inachtneming van bovenstaande overwegingen wordt als volgt geoordeeld ten aanzien van de vorderingen van [eisers] ..
De vorderingen onder I en II worden toegewezen.
[gedaagde] wordt veroordeeld om alle Stukken van [eisers] . die hij onder zich houdt te verwijderen.
Voor wat betreft de vordering onder II a die betrekking heeft op de e-mailberichten kan [gedaagde] gebruik maken van de aan dit vonnis gehechte lijst met zoektermen. De voorzieningenrechter wijst de beslagleggend deurwaarder aan als onafhankelijk persoon die zal worden verzocht te controleren of [gedaagde] daadwerkelijk alle Stukken heeft verwijderd.
De aanvulling van de vordering die ertoe strekt [gedaagde] te veroordelen om alle locaties te benoemen waar hij een kopie van de Stukken aanhoudt wordt afgewezen omdat vooralsnog niet aannemelijk is dat [gedaagde] Stukken elders bewaart dan op zijn privé-computer en op de twee externe harde schijven. Dat bleek dat er aanvullende kopieën van de Stukken in de ‘Cloud’ zijn opgeslagen is onvoldoende aanleiding voor de aanname dat [gedaagde] (bewust) kopieën van Stukken op andere locaties aanhoudt.
Ten aanzien van de door [eisers] . in de vordering onder III genoemde ‘ [naam] -zaken’ hebben partijen in deze kort gedingprocedure geen debat gevoerd, zodat de voorzieningenrechter aanneemt dat tussen partijen niet in geschil is op welke (roerende) zaken deze vordering betrekking heeft. De vordering onder III wordt dan ook toegewezen voor zover [gedaagde] nog ‘ [naam] -zaken’onder zich heeft die niet reeds aan de deurwaarder zijn afgestaan (zie proces-verbaal van 25 maart 2021) en met uitzondering van de [naam] -laptop aangezien [gedaagde] daarvan heeft betwist dat hij deze onder zich heeft en zulks dus niet vast staat.
De vordering onder IV wordt afgewezen omdat hieraan met de veroordeling van [gedaagde] om de Stukken te verwijderen reeds is voldaan.
Ten aanzien van de vordering onder V inhoudende te bepalen dat [gedaagde] als (voormalig) opdrachtnemer geen mededelingen mag doen aan derden over de ondernemingen, de bedrijfsvoering van [eisers] . en hun bestuurders en werknemers heeft [gedaagde] gesteld dat hij niet voornemens is enige vertrouwelijkheid te schenden. [eisers] . wordt niettemin geacht voldoende belang te hebben bij toewijzing van deze vordering.
Het verweer dat [gedaagde] heeft gevoerd tegen de gevorderde dwangsommen wordt verworpen. De enkele verwijzing door [gedaagde] naar de brief van 18 maart 2021 waarin hij zijn medewerking toezegt biedt voorshands onvoldoende zekerheid dat hij ook daadwerkelijk zal voldoen aan de hierna uit te spreken veroordelingen. De hoogte van de gevorderde dwangsommen zal gematigd worden als hierna bepaald.