5 De beoordeling
Wat hebben partijen afgesproken?
5.1.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat zij een overeenkomst met elkaar gesloten hebben, waarbij Prijsvrij tegen betaling gebruikmaakt van het affiliate programma van Tradetracker. Wel verschillen partijen van mening over de vraag of de Voorwaarden waar Hamos zich aan verbonden had onderdeel uitmaken van de overeenkomst tussen Tradetracker en Prijsvrij.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is, omdat Tradetracker dit uit de verklaringen en gedragingen van partijen redelijkerwijs heeft mogen afleiden. Hierbij is in de eerste plaats van belang dat [naam] zowel bestuurder is van Hamos als van Prijsvrij. Hij heeft de overeenkomst tussen Tradetracker en Hamos gesloten en was daarom op de hoogte van het feit dat de Voorwaarden daarvan onderdeel uitmaakten. Nadat de exploitatie van de Website was overgenomen door Prijsvrij, heeft Tradetracker haar werkzaamheden onverkort voortgezet, maar dan voor Prijsvrij. Dat partijen op dat moment afspraken hebben gemaakt die afwijken van de overeenkomst tussen Tradetracker en Hamos is niet vast komen te staan. Prijsvrij voert weliswaar aan dat zij met Tradetracker alleen heeft afgesproken dat zij dezelfde vergoeding zou betalen als Hamos, maar deze stelling wordt door Tradetracker betwist en is door Prijsvrij vervolgens niet onderbouwd. Zo heeft Prijsvrij niet toegelicht met wie en wanneer zij deze afspraak zou hebben gemaakt. Bovendien brengt dat nog niet mee dat Tradetracker moest begrijpen dat Prijsvrij zich niet wilde binden aan de Voorwaarden. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat Tradetracker tijdens de zitting onweersproken heeft gesteld dat partijen over de gevolgen van de herstructurering, als gevolg waarvan Prijsvrij de Website ging exploiteren, niet gesproken hebben. Bij gebreke van enige uiting van Prijsvrij dat zij niet bereid was de eerdere overeenkomst met Hamos onder dezelfde condities voort te zetten en gelet op de omstandigheid dat de dienstverlening feitelijk onverkort werd voortgezet, mocht Tradetracker, zoals Prijsvrij moest begrijpen, ervan uitgaan dat Prijsvrij haar nieuwe contractspartij was en dat er overigens geen wijzigingen aan de orde waren, dus dat voortaan een contract gold met Prijsvrij onder dezelfde condities als voorheen met Hamos waren overeengekomen.
5.3.
Verder staat vast dat Prijsvrij op 17 mei 2018 het Addendum heeft getekend. De titel daarvan verwijst naar de Voorwaarden en in de tekst van het Addendum staat letterlijk dat er een artikel op het gebied van privacybescherming wordt toegevoegd aan de Voorwaarden die onderdeel uitmaken van het contract tussen Tradetracker en Prijsvrij. De stelling van Prijsvrij dat met het ondertekenen van het Addendum alleen de bepaling over de privacybescherming onderdeel is gaan uitmaken van de overeenkomst wordt niet gevolgd. Naar het oordeel van de rechtbank getuigt het ondertekenen van het Addendum ervan dat beide partijen uitgingen van de toepasselijkheid van de Voorwaarden. Als dat anders zou zijn geweest, dan had het voor de hand gelegen dat Prijsvrij tegen de inhoud van het Addendum had geprotesteerd, zeker omdat [naam] als bestuurder van Hamos al op de hoogte was van de inhoud daarvan. Dat heeft zij echter niet gedaan. Ten slotte is van belang dat partijen kennelijk met elkaar hebben afgerekend conform de hiervoor onder 3.5. aangehaalde bepalingen, zoals hierna zal blijken.
5.4.
De Voorwaarden maken dus onderdeel uit van de overeenkomst tussen partijen en Prijsvrij is daaraan gebonden.
Hoe moeten de gemaakte afspraken worden uitgelegd?
5.5.
Vervolgens moet beoordeeld worden of Prijsvrij op grond van de overeenkomst, daaronder begrepen de Voorwaarden, verplicht is om de gevorderde factuurbedragen aan Tradetracker te betalen. Tradetracker stelt dat de betalingsverplichting ontstaat op het moment dat er een boeking wordt gedaan, ongeacht of de reissom vervolgens (volledig) betaald wordt. Zij stelt zich op het standpunt dat in dit geval een betalingsverplichting is ontstaan op grond van artikel 5.5. van de Voorwaarden. Prijsvrij betwist niet dat Tradetracker haar verplichtingen uit de overeenkomst correct is nagekomen en dat de boekingen waarop de facturen van Tradetracker betrekking hebben in beginsel boekingen zijn met recht op commissie. Volgens Prijsvrij zijn die boekingen echter geen gerealiseerde transacties in de zin van artikel 9.2. van de Voorwaarden en is Prijsvrij daarom niet gehouden tot betaling.
5.6.
Prijsvrij stelt dat de overeenkomst op dit punt zo moet worden uitgelegd, dat zij pas commissie aan Tradetracker moet betalen als er sprake is van een succesvolle boeking. Daarvan kan volgens Prijsvrij pas gesproken worden als de boeking ook door de klant is betaald. Prijsvrij stelt dat dit niet het geval is, omdat reizigers hun boekingen vanwege de coronacrisis hebben geannuleerd of aanspraak hebben gemaakt op een voucher.
5.7.
Partijen verschillen dus van mening over de uitleg van de overeenkomst, in het bijzonder over de Voorwaarden die daarvan deel uitmaken. De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het namelijk aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij deze uitlegging komt betekenis toe aan alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Ook omstandigheden die hebben plaatsgevonden nadat een overeenkomst is gesloten kunnen in het algemeen van belang zijn voor de uitleg daarvan.
5.8.
De letterlijke tekst van artikel 9.2. van de Voorwaarden geeft geen definitie van wat onder een gerealiseerde transactie moet worden verstaan. Partijen zijn het erover eens dat de boekingen die in dit geschil aan de orde zijn in beginsel boekingen zijn met recht op commissie. In de Voorwaarden is nergens tot uitdrukking gebracht dat ingeval van annulering van de boeking - die veel later kan plaatsvinden dan de boeking, omdat boekingen regelmatig lang voor de beoogde reisdatum worden gedaan - (achteraf) geen recht bestaat van Tradetracker op commissie. Over annuleringen wordt in het geheel niets gezegd. Zo is het volgens de verklaringen van partijen ook niet gegaan. Indien de commissie al was gefactureerd en betaald, werd deze door Prijsvrij niet teruggevorderd ingeval van een annulering. In dit verband is verder van belang dat partijen in artikel 9.2. van de Voorwaarden zijn overeengekomen dat maandelijks gefactureerd wordt. Dat betekent dat gefactureerd mocht worden - en ook betaald moest worden - voordat duidelijk was of de reis wel door zou gaan. Daaruit moet in beginsel worden afgeleid dat het risico van annuleringen na facturering bij Prijsvrij berustte. Als de uitleg van Prijsvrij wordt gevolgd, dan zou Tradetracker gedurende lange tijd in onzekerheid verkeren over de vraag of zij ontvangen commissie mag behouden. In dat geval zou het ook voor de hand hebben gelegen dat Tradetracker op enigerlei wijze inzicht zou hebben in de annuleringen, maar Tradetracker heeft tijdens de zitting verklaard dat zij niet beschikt over die informatie. Dat heeft Prijsvrij niet betwist.
5.9.
De rechtbank neemt verder in aanmerking de wijze waarop partijen uitvoering hebben gegeven aan de overeenkomst. Hoewel Prijsvrij in haar conclusie van antwoord nog stelde dat artikel 5.5. van de Voorwaarden geen toepassing vindt in de verhouding tussen partijen, heeft zij tijdens de zitting niet (voldoende gemotiveerd) betwist dat transacties op de website van Prijsvrij geregistreerd worden en dat Prijsvrij doorgaans binnen een termijn van 14 dagen verifieert of de transactie via een affiliate is gerealiseerd. Vast staat dat hierbij gekeken wordt naar de data, het orderbedrag en het ordernummer en dat verificatie niet alleen softwarematig plaatsvindt op basis van vooraf ingegeven criteria van Prijsvrij, maar (deels) ook handmatig door één van haar personeelsleden. Als de verschuldigdheid van de commissie aan Tradetracker afhankelijk zou zijn van het al dan niet betaald zijn van de reissom, dan had het voor de hand gelegen dat hier bij de handmatige of softwarematige controle van de transacties rekening mee zou worden gehouden. Uit de verklaringen van partijen tijdens de zitting blijkt echter dat Prijsvrij nog voordat de klanten van Prijsvrij de reissom (volledig) hadden betaald een overzicht met boekingen aanleverde bij Tradetracker en dat na die verificatie een factuur van Tradetracker volgde op de eerste van de volgende maand. Verder staat vast, zoals hiervoor al aangegeven, dat er vóór de uitbraak van het coronavirus nooit commissie is terugbetaald of verrekend wanneer een klant van Prijsvrij de reis op een later moment annuleerde. Weliswaar ging het daarbij volgens Prijsvrij om niet meer dan een procent van alle boekingen en had dit te maken met het feit dat de kosten van controle hoger waren dan de baten, maar waarom zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat bij een hoger percentage annuleringen wel commissie terugbetaald of verrekend zou (moeten) worden, heeft Prijsvrij niet toegelicht.
5.10.
Prijsvrij heeft nog aangevoerd dat de uitleg die zij voorstaat aansluit bij het businessmodel van Tradetracker en dat dit volgt uit uitlatingen van Tradetracker op haar website en andere internetsites. Volgens Prijsvrij zijn die uitlatingen onderdeel geworden van de overeenkomst tussen partijen. Zij wijst er in dit verband op dat affiliate marketing op de website van Tradetracker wordt aangeprezen als een aantrekkelijke en risicoloze manier van adverteren, waarbij de advertentiekosten niet vooraf begroot hoeven te worden, maar er gerekend kan worden vanuit de marge op een product. Ook wijst Prijsvrij erop dat op diezelfde website vermeld staat dat er niet vooraf aan Tradetracker betaald hoeft te worden, maar pas als een transactie is geverifieerd en betaald.
5.11.
Ook andere uitingen van Tradetracker op internet wijzen er volgens Prijsvrij op dat zij de overeenkomst juist uitlegt. Hierbij wijst zij op een reclame-uiting van Tradetracker op internet waarin zij haar affiliate programma aanprijst als een wijze van adverteren op basis van no cure no pay. Volgens Prijsvrij is daarvan geen sprake als commissie aan Tradetracker moet worden betaald, terwijl Prijsvrij zelf niet betaald krijgt van haar klanten. Dan is Prijsvrij namelijk niet in staat om Tradetracker vanuit de marge op de verkochte reizen te betalen, zoals wel wordt omschreven in de informatie op de website van Tradetracker.
5.12.
De rechtbank oordeelt dat deze algemene uitingen niet kunnen afdoen aan de wijze waarop partijen hun relatie vorm hebben gegeven. Er moet sprake zijn van een succesvolle boeking en nadat Prijsvrij de boeking heeft verifieerd en geaccordeerd mocht Tradetracker factureren en werd er normaal gesproken ook betaald. Of sprake is van een resultaat (‘cure’) hangt af van het antwoord op de uitlegvraag die hier aan de orde is, namelijk wanneer gesproken kan worden van een gerealiseerde transactie. Zoals hiervoor al is overwogen, leidt de rechtbank uit de verklaringen en gedragingen van partijen af dat daarvan sprake is als er een boeking heeft plaatsgevonden die door Prijsvrij niet binnen de in artikel 5.5. van de Voorwaarden genoemde termijn is afgekeurd.
5.13.
Het voorgaande betekent dat Prijsvrij gehouden is om de gevorderde factuurbedragen aan Tradetracker te betalen, tenzij het beroep van Prijsvrij op onvoorziene omstandigheden slaagt.
Onvoorziene omstandigheden?
5.14.
Prijsvrij stelt – samengevat – dat de coronacrisis en de in dat kader getroffen maatregelen een uitzonderlijke en onvoorziene omstandigheid is. Volgens Prijsvrij heeft deze omstandigheid ertoe geleid dat 95% van alle reizen met een vertrekdatum vanaf 15 maart 2020 geannuleerd is. Prijsvrij voert aan dat de commissieafspraken met Tradetracker hierdoor uitermate bezwaarlijk zijn geworden voor haar. In al die gevallen moet zij namelijk commissie aan Tradetracker betalen, terwijl Prijsvrij voor de geannuleerde reizen zelf geen commissie ontvangt van de reisorganisaties. Volgens Prijsvrij leidt dit voor haar tot grote verliezen. Daarom vindt Prijsvrij dat de commissieafspraken met Tradetracker gewijzigd moeten worden, in die zin dat zij geen commissie aan TradeTracker verschuldigd is voor de reisovereenkomsten die door de coronamaatregelen geannuleerd zijn.
5.15.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het uitgangspunt in het contractenrecht is dat overeenkomsten moeten worden nagekomen. Als er sprake is van onvoorziene omstandigheden, dan kan de rechter op vordering van een van de partijen de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk ontbinden. Dan moeten de onvoorziene omstandigheden van dien aard zijn dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst kan worden verwacht. Hoewel de coronacrisis een uitzonderlijke omstandigheid is die geen van partijen heeft kunnen voorzien en waar de overeenkomst geen regeling voor biedt, is de rechtbank van oordeel dat deze omstandigheid voor rekening en risico van Prijsvrij moet blijven, omdat niet vast is komen te staan of aannemelijk is geworden dat de omstandigheden aan de zijde van Prijsvrij van dien aard zijn dat door Tradetracker geen ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst kan worden verwacht.
5.16.
In dit geval is op zichzelf wel aannemelijk dat Prijsvrij aanzienlijk financieel nadeel heeft ondervonden van alle Corona annuleringen, maar dat op zichzelf is niet voldoende om aan te kunnen nemen dat door Tradetracker geen ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst mocht worden verwacht. Prijsvrij heeft geen financiële stukken in het geding gebracht, zodat onduidelijk is gebleven wat voor gevolgen de annuleringen precies hebben gehad en of die al dan niet gedragen konden worden. Tijdens de zitting heeft Prijsvrij desgevraagd opgemerkt dat het vanzelfsprekend is dat reisorganisaties in Nederland in zwaar weer zitten en dat zij dat ziet als een feit van algemene bekendheid. Hiermee had Prijsvrij niet mogen volstaan. Zij had het financiële plaatje in detail en goed moeten onderbouwen, te meer nu zij tijdens de zitting heeft verklaard dat de facturen van al haar andere schuldeisers (uiteindelijk) wel betaald zijn en zij, althans haar zustervennootschap waarin het personeel zit, gebruik heeft gemaakt van de NOW-regeling. Verder heeft Prijsvrij zelf aangevoerd dat zij in verband met de coronacrisis met een aantal reisorganisaties afspraken heeft gemaakt over het ontvangen van commissie, maar die afspraken en de financiële gevolgen daarvan heeft Prijsvrij onvoldoende concreet gemaakt. Ten slotte is van belang dat de gevolgen van de Corona annuleringen bij het uitblijven van enige betaling aan Tradetracker worden afgewenteld op Tradetracker, die wel kosten heeft gemaakt, maar geen inkomsten zou genieten.
5.17.
Het beroep van Prijsvrij op onvoorziene omstandigheden slaagt dan ook niet en de slotsom is dat Prijsvrij de facturen van Tradetracker met een totaalbedrag van € 104.101,52 moet betalen. Gelet hierop komt de rechtbank niet meer toe aan de beoordeling van de vraag of Prijsvrij een betalingstoezegging heeft gedaan en of er sprake is van ongerechtvaardigde verrijking.
De wettelijke handelsrente
5.18.
Prijsvrij heeft zowel tegen de verschuldigdheid als de ingangsdatum van de gevorderde wettelijke handelsrente over de openstaande factuurbedragen geen afzonderlijk verweer gevoerd. De rechtbank zal daarom de wettelijke handelsrente over de openstaande factuurbedragen vanaf 2 november 2020 toewijzen. Ook zal de rechtbank een bedrag van € 4.493,42 aan vervallen wettelijke handelsrente toewijzen. Ten aanzien van de gevorderde wettelijke handelsrente over de al vervallen rente overweegt de rechtbank dat alleen over achterstallige rente die over een vol jaar verschuldigd is, opnieuw rente in rekening kan worden gebracht. Gesteld noch gebleken is dat daarvan sprake is, zodat de vordering op dat punt zal worden afgewezen.
De buitengerechtelijke incassokosten
5.19.
Tradetracker maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van € 16.289,24. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, omdat het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. In dit geval handelen beide partijen echter in de uitoefening van een bedrijf en beroept Tradetracker zich primair op artikel 9.8. van de Voorwaarden. Daarin zijn partijen een vergoeding van buitengerechtelijke kosten overeengekomen die van de wettelijke regeling afwijkt. De vordering zal daarom worden getoetst aan het rapport Voor-werk II, met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. De door Tradetracker gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten komt op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst in beginsel voor toewijzing in aanmerking, maar in dit geval zal de rechtbank de vergoeding op grond van artikel 242 Rv matigen. Gesteld noch gebleken is namelijk dat de werkelijke kosten van Tradetracker hoger zijn dan het toepasselijke tarief van Rapport Voor-werk II of het Besluit. De rechtbank zal daarom een bedrag als vergoeding van buitengerechtelijke kosten toewijzen tot het wettelijke tarief, wat in dit geval neerkomt op een bedrag van € 2.197,38.
5.20.
Tradetracker vordert de wettelijke handelsrente van artikel 6:119a BW over de vergoeding van buitengerechtelijke kosten vanaf 2 november 2020. Voor toewijzing van de wettelijke handelsrente over de buitengerechtelijke kosten is echter geen plaats, omdat buitengerechtelijke kosten moeten worden aangemerkt als vermogensschade. De wettelijke rente van artikel 6:119 BW is wel toewijsbaar. Gelet op het feit dat Tradetracker niet gesteld heeft wanneer zij de buitengerechtelijke kosten heeft betaald, zal de rechtbank de wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten toewijzen vanaf de dag van dagvaarden, in dit geval 6 november 2020.
5.21.
Prijsvrij zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Tradetracker worden begroot op € 5.262,38, bestaande uit € 83,38 aan explootkosten, € 1.639,00 aan griffierecht en € 3.540,00 aan salaris advocaat (2,0 punten x tarief € 1.770,00).
5.22.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in deze procedure toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.
5.23.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals gevorderd, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten verschuldigd is met ingang van 14 dagen na de betekening van het vonnis.
6. De beslissing
De rechtbank:
6.1.
veroordeelt Prijsvrij om aan Tradetracker te betalen een bedrag van € 110.792,32, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 104.101,52 met ingang van 2 november 2020 en vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 2.197,38 met ingang van 6 november 2020, steeds tot de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt Prijsvrij in de proceskosten, aan de zijde van Tradetracker tot op heden begroot op € 5.262,38, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt Prijsvrij in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Prijsvrij niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Bik en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2021.