[gedaagde] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Hij voert daartoe – verkort weergegeven – het volgende aan.
[gedaagde] is door een aantal zeer heftige persoonlijke gebeurtenissen in de sfeer van zijn gezin en familie uiteindelijk met een burn-out uitgevallen. Deze gebeurtenissen hebben nog steeds hun weerslag op hem. Door deze gebeurtenissen zat [gedaagde] voor zijn uitval al niet meer goed in zijn vel.
Corona en de gevolgen hiervan vielen [gedaagde] zwaar. Zijn kinderen (5 en 9 jaar) zaten in maart 2020 ineens thuis en de grootouders vielen als oppas weg. De partner van [gedaagde] kon niet thuis werken, omdat zij in een tandartspraktijk werkt en deze voor spoedgevallen moest openblijven.
[gedaagde] wilde het gesprek aangaan met [A] over thuiswerken, maar [A] gaf aan dat daar niet over te praten viel. [gedaagde] kon echter prima thuiswerken en thuiswerken werd ook door de regering wenselijk gevonden.
De discussie over thuiswerken kwam bovenop alle gebeurtenissen van de afgelopen jaren en daardoor knapte er iets bij [gedaagde] .
De burn-out zag in beginsel helemaal niet op het werkgerelateerde, maar door de opstelling van [A] is dat wat veranderd. [gedaagde] heeft altijd goed met [A] door een deur gekund.
Van een verstoorde arbeidsverhouding die een ontbinding rechtvaardigt is geen sprake. Benier legt ten onrechte de schuld bij [gedaagde] . Benier heeft zelf niet als goed werkgever gehandeld door [gedaagde] af te wimpelen ten aanzien van het thuis werken en daar niet redelijk op in te gaan.
Benier vergeet dat [gedaagde] arbeidsongeschikt is. De moeizame verhouding met [A] komt voort uit de burn-out en daarom was het voor [gedaagde] moeilijk om met Benier in gesprek te blijven gaan. Op een gegeven moment heeft [gedaagde] inderdaad aangegeven dat hij de verhouding met [A] niet meer goed zag komen, maar hierbij speelde zijn psychische gesteldheid een rol.
Als een arbeidsongeschikte werknemer naar het oordeel van zijn werkgever onvoldoende meewerkt aan zijn re-integratie schrijft de wet eerst andere interventies voor dan het indienen van een ontbindingsverzoek, zoals het aanvragen van een deskundigenoordeel of het toepassen van een loonstop (of dreigen daarmee). Benier stapt hierover heen en gooit het ten onrechte op een verstoorde arbeidsverhouding.
[gedaagde] heeft zich co-operatief opgesteld. Hij wilde enkel geen mediation omdat hij daar geen vertrouwen in had. Dit kwam door de gesprekken en de houding van [A] , maar ook zeker door het bericht van Benier over een exit en tevens doordat [gedaagde] , na zich te hebben ingelezen over de mediation, bang was dat hij uiteindelijk op straat kwam te staan terwijl hij arbeidsongeschikt was.
Benier heeft niet alles gedaan om de verhoudingen te verbeteren en de re-integratie te laten slagen. Voorts is de arbeidsovereenkomst geen lege huls geworden. Benier heeft [gedaagde] nadat partijen geen overstemming hadden bereikt over een beëindiging met wederzijds goedvinden zelf naar huis gestuurd. [gedaagde] kan nog steeds werken en het contact met [A] kan worden geminimaliseerd. De weigering om in te stemmen met mediation kan geen reden zijn voor ontbinding op de h-grond. Van een voldragen i-grond is gelet op het voorgaande evenmin sprake.
Er geldt een opzegverbod. De verzochte ontbinding heeft juist alles te maken met de arbeidsongeschiktheid van [gedaagde] . Ook de vermeende verstoorde arbeidsverhouding is hierdoor in beeld gekomen.