Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBOBR:2024:3574

Rechtbank Oost-Brabant
05-08-2024
05-08-2024
01-126160-24
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

De rechtbank acht bewezen dat verdachte in een café een wapen en munitie voorhanden heeft gehad.

De belastende verklaring van de beveiliger is betrouwbaar en wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.

De rechtbank legt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van 9 maanden met aftrek van het voorarrest.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch

Strafrecht

Parketnummer: 01-126160-24
Parketnummer vordering: 01-101451-23

Datum uitspraak: 05 augustus 2024

Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [2005] ,

wonende te [adres] ,

thans preventief gedetineerd te: P.I. Grave.

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 juli 2024.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 juni 2024.

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

T.a.v. feit 1:

hij op of omstreeks 13 april 2024 te Eindhoven

een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te

weten een semi-automatisch, double-action centraalvuur pistool, van het merk Russirus, model 217, oorspronkelijk kaliber 9mm P.A.K. (Pistole Automatik Knall), omgebouwd naar scherp schietend kaliber 9x19mm, ongenummerd,

zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool

voorhanden heeft gehad;

T.a.v. feit 2:

hij op of omstreeks 13 april 2024 te Eindhoven

munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten

12 centraalvuur kogelpatronen, van het kaliber 9mm Luger (9x19mm)

voorhanden heeft gehad;

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01.101451.23 is aangebracht bij vordering van 13 mei 2024. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 17 juli 2023.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.

Verdachte wordt ervan verdacht op 13 april 2024 in een café in Eindhoven een vuurwapen en 12 kogelpatronen voorhanden te hebben gehad.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie acht het ten laste gelegde onder 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen.

Het standpunt van de verdediging.

Op de in de pleitaantekeningen genoemde gronden heeft de raadsman vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde bepleit.

De raadsman heeft (onder meer) aangevoerd dat uit geen enkel ander bewijsmiddel dan de verklaring van [getuige 1] blijkt dat verdachte het wapen voorhanden heeft gehad. Noch uit de camerabeelden, noch uit de getuigenverklaringen volgt dat verdachte een wapen voorhanden heeft gehad. Verdachte is gefouilleerd en tijdens de fouillering is geen vuurwapen aangetroffen. Ook is het wapen niet onderzocht op forensisch bewijsmateriaal. Voorts bevat het dossier (zachte) informatie dat een derde in het café een vuurwapen voorhanden heeft gehad. Een en ander doet afbreuk aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 1] .

Het oordeel van de rechtbank. 1

De bewijsmiddelen.


Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] , voor zover inhoudende zakelijk weergegeven (pag. 7-9)
Op 13 april 2024 was ik aan het werk als beveiliger bij [cafénaam] , Stratumseind Eindhoven. Rond 04.00 uur maakte ik een rondje. Toen ik terug liep naar de voordeur zag ik dat er een jongen redelijk vooraan in het café stond. Ik zag dat hij zijn vest/shirt omhoog deed. Ik dat dat de jongen in zijn broeksband, in het midden een vuurwapen gelijkend voorwerp had zitten. Ik zag namelijk een zwart handvat van een vuurwapen uit zijn broeksband steken. Ik herkende dit meteen.
Ik pakte de jongen van achter vast en ik voelde met mijn hand bij zijn broeksband. Ik voelde dat het voorwerp voelde als een vuurwapen. Ik voelde ook dat het zwaar was.

Ik hield de jongen vast. Ik zag dat een andere jongen mij met een vuistslag op mijn rechterslaap van mijn hoofd sloeg. Ik beleef geconcentreerd op de jongen met het vuurwapen. Ik trok de jongen naar buiten. Ik kan de jongen als volgt omschrijven.
getint, kort donker haar, licht blauwe spijkerbroek, groenig jas
ong 1.65 mter, ong 20-25 jaar oud, slank postuur
Bovenstaande betreft de jongen met het vuurwapen. Hij was de eerste verdachte die werd aangehouden in dit incident.
Ik hoorde van mijn collega's dat er een vuurwapen was aangetroffen in het café. Collega's hadden het vuurwapen naar boven gebracht. Ik zag het vuurwapen liggen, ik herkende het handvat als zijnde het handvat wat ik bij de jongen in zijn broeksband had zien zitten.
Vermoedelijk is het vuurwapen toen ik de jongen naar buiten trok gevallen.

Een proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris op 4 juli 2024 van getuige [getuige 1] 2 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
[getuige 1] is mijn doopnaam. U houdt mij voor dat ik in mijn aangifte spreek over een jongen die zijn bovenkleding omhoog deed, dat hij in zijn broeksband een “vuurwapen gelijkend voorwerp” had zitten en dat ik daarover zeg “ik zag namelijk een zwart handvat van een vuurwapen uit zijn broeksband steken. Ik herkende dit meteen”. U vraagt mij of ik aldus wel eens eerder vuurwapens - al dan niet van dichtbij - heb gezien.

Ja, ik was beroepsmilitair. Op uitzending had ik met vuurwapens te maken.
U houdt mij voor dat ik in mijn aangifte heb verklaard dat ik de jongen van achteren
vastpakte, voelde met mijn hand bij de broeksband en dat ik voelde dat het voorwerp voelde
als een vuurwapen en dat het zwaar was.
Ja. U vraagt mij of ik het voorwerp dus heb aangeraakt.
Ik liep door de zaak heen en ik zag terwijl er een hele boel jongens om hem heen stonden dat hij zijn T-shirt omhoog deed en toen zag ik dat er sprake was van een wapen, ik zag dat
hoekje, ik weet niet hoe dat heet, en ik zag de vorm van een vuurwapen. Ik zag ook het
ringetje. Toen ben ik dichterbij gegaan. Toen heb ik mijn handen voor hem gehouden en toen voelde ik de hele vorm van het vuurwapen. Toen heb ik vast gepakt en ik heb via de porto ‘vuurwapen’ geroepen.
U vraagt mij of ik het voorwerp ook zo heb aangeraakt of vastgehad dat ik het gewicht kon
voelen.
Ja. Toen ik met mijn hand tussen zijn kruis ging, heb ik het vastgehouden. Ik voelde echt het
dat het geen plastic of iets dergelijks was.
Op uw vraag of de plek waar die jongen zijn kleding omhoog deed dus ongeveer dezelfde
plek is als waar ik hem aan zijn broeksband voelde zeg ik ja.

Een proces-verbaal van bevindingen (pag. 13) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Camerabeelden [cafénaam] te Eindhoven.

Op 13 april 2024 was ik, verbalisant, belast met het uitkijken van de beelden.

Om 3.55.49 uur zag ik dat de beveiliger een persoon aansprak in het café. Ik zag dat de beveiliger met zijn beide handen rondom de broeksriem van persoon 1 voelde.

Om 3.5.56 uur zag ik dat er een persoon in de richting van persoon en de beveiliger kwam. Ik zag dat persoon 2 de beveiliger opzij duwde en hem vastpakte. Ik zag dat er een opstootje ontstond.
Camera met zicht op terras:
Om 3.57.21 zag ik dat de politieagenten geknield op de grond zaten en een verdachte aanhielden.
Ik herkende persoon 1 als [verdachte] . Ik herkende persoon 2 als [persoon] .

Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] (pag. 16), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik stond bij de uitgang. ik zag dat collega [getuige 1] binnen in het café rond liep. ik zag dat er een worsteling ontstond tussen [getuige 1] en het groepje jongens. Ik schoot [getuige 1] te hulp en ik hoorde dat [getuige 1] zei dat de jongen die hij vast had een vuurwapen bij had.
Later is er door een collega van mij ook een vuurwapen aangetroffen.

Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] op 13 april 2024 (pag. 19) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Ik stond bij de deur van [cafénaam] en werd ik gewezen door een meisje, zij wees naar de grond en toen zag ik het pistool liggen.


Een proces-verbaal van bevindingen (pag. 23-24), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
13 april 2024 omstreeks 03.55 uur was ik bezig met een geweldsincident te hoogte van [cafénaam] . Ik hoorde dat de portier [getuige 1] roepen dat [verdachte] een vuurwapen bij zich zou hebben. Nadat de rust was wedergekeerd, liep ik naar [cafénaam] om meer duidelijkheid te krijgen over het vuurwapen. Portier [getuige 2] zei dat ik echt mee moest komen omdat ze het hadden gevonden. Ik zag dat [getuige 1] een zwarte doos vast had. Ik zag een zwart op vuurwapen gelijkend voorwerp liggen. Ik hoorde [getuige 1] verklaren dat hij had gezien dat [verdachte] het wapen had getoond. Ik hoorde dat het wapen later werd aangetroffen door een medewerker van [cafénaam] en dat zij het wapen naar binnen had gehaald zodat niemand er iets geks mee kon doen.

Ik haalde de patroonhouder uit het wapen en zag dat er in de houder meerdere naar mijn mening scherpe 9 mm patronen zaten. ik concludeerde dat het wapen half geladen was.
vuurwapen: goednummer PL2100-2024078951-2193135
munitie: goednummer PL2100-2024078951-2193143

Een aanvullend proces-verbaal van bevindingen van politie Eenheid Oost-Brabant, met proces-verbaal nummer PL2100-2024078951-22 3 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Pistool (BVH goednummer 2193135):
Ik zag dat dit voorwerp een semi-automatisch, double-action, centraalvuur pistool was van
het merk Russirus, model 217, oorspronkelijk kaliber 9 millimeter P.A.K (Pistole Automatik
Knall), omgebouwd naar scherp schietend kaliber 9x19 millimeter, ongenummerd.
Ik zag dat dit pistool niet was voorzien van een merk- of modelaanduiding doch de
afmetingen en uitwendige karakteristieke eigenschappen had van bovengenoemd pistool.
Ik zag dat dit pistool was voorzien van een blank metalen loop, zwart metalen slede en
zwarte kunststof kast en handgreep.
Ik zag dat dit pistool niet was voorzien van enige aanduiding.
Van origine is dit een gas- of alarmpistool, voorzien van een geheel of gedeeltelijk
gesperde loop waardoor geen scherpe kogelpatronen kunnen worden afgeschoten.
Ik zag dat dit pistool was voorzien van een geheel open loop, voorzien van trekken en
velden, met een lengte van ongeveer 112 millimeter en een diameter van ongeveer 9
millimeter.
Ik zag dat dit pistool geschikt was om centraalvuur kogelpatronen van het kaliber 9xl9
millimeter in de kamer te laden.
Ik zag dat dit pistool was voorzien van een leeg patroonmagazijn met ligplaats voor kogelpatronen van het kaliber 9x19 millimeter.
Ik zag dat dit pistool mechanisch naar behoren functioneerde en was voorzien van een
werkende slede, trekker, hamer en slagpin.
Op 16 april 2024 werd met dit pistool geschoten ten behoeve van het Integrated Ballistics
Identification System (IBIS) waarbij gebruik werd gemaakt van IBIS referentiemunitie van
het kaliber 9xl9 millimeter.
Tijdens het proefschieten traden geen storingen op, het wapen functioneerde naar behoren.

Gezien bovenstaande is dit pistool geschikt om projectielen door een loop af te schieten.
De werking van het pistool berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing.
Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2
lid 1 categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie.
Het vuurwapen valt niet onder categorie II sub 2, 3 of 6 van de Wet Wapens en Munitie.
Het onbevoegd voorhanden hebben van een wapen van genoemde categorie is een overtreding van artikel 26 lid 1, als misdrijf strafbaar gesteld in artikel 55 lid 3 onder a van de Wet Wapens en Munitie.

Patronen uit patroonmagazijn (BVH 2193143):Ik zag dat dit 12 centraalvuur kogelpatronen waren van het kaliber 9 millimeter Luger(9x19 millimeter), volgens proces-verbaal van bevindingen PL2100-2024078951-5 enkennisgeving van inbeslagneming PL2100-2024078951-7 afkomstig uit bovengenoemdpatroonmagazijn.Ik zag dat deze patronen niet waren genummerd zodat niet was na te gaan in welke volgordedeze in het patroonmagazijn aanwezig waren.Ik zag dat 4 van deze patronen waren voorzien van deelmantel kogels.Ik zag dat 8 van deze patronen waren voorzien van hollowpoint kogels, voorzien van eenmantel met een holte aan de voorkant.Die kogel zal bij het treffen vergroten van diameter doordat de kern snel opstuikt door deopening van de mantel heen.Door deze diametervergroting zal alle energie aan het doel worden afgegeven en zwareverwondingen veroorzaken.Ik zag dat deze patronen kennelijk ongebruikt en geheel intact waren, voorzien van nietingeslagen slaghoedjes.Ik zag dat deze patronen waren voorzien van een bodemstempel met de kaliberaanduiding "9mm LUGER", alsmede "CBC", zijnde de aanduiding van munitieproducent Companhia Brasileira de Cartuchos, gezien het V teken op de slaghoedjes geproduceerd voor Magtech Ammunition.Na het ontladen van 2 van de patronen zag ik dat deze waren voorzien van kruitlading.Dit is munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III vande Wet Wapens en Munitie.Deze munitie is geschikt om te worden afgeschoten in bovengenoemd pistool.Het onbevoegd voorhanden hebben van munitie van genoemde categorie is een overtreding van artikel 26 lid 1, als misdrijf strafbaar gesteld in artikel 55 lid 1 van de Wet Wapens enMunitie.

Bewijsoverwegingen.

De betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 1] .

[getuige 1] (hierna: [getuige 1] ), beveiliger bij [cafénaam] , is meteen na het voorval door de politie gehoord en op 4 juli 2024 nogmaals, nu als getuige bij de rechter-commissaris.

[getuige 1] heeft beide keren, ook na kritisch te zijn bevraagd, verklaard dat hij in het café een jongen zag met in het midden van zijn broeksband een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Hij heeft daarop de jongen meteen vastgepakt en met zijn hand in de broeksband van de jongen gevoeld. Hij voelde daarbij dat het voorwerp in de broeksband als een vuurwapen voelde en dat het zwaar was.

Daarop heeft [getuige 1] via de portofoon ‘vuurwapen’ geroepen en de jongen naar buiten getrokken. De jongen met het vuurwapen was de eerste jongen die werd aangehouden door de politie. Deze jongen betrof verdachte [verdachte] .

Op de looproute van [getuige 1] en verdachte, van binnen in het café, naar buiten op straat, is, voor de deur van het café, een wapen met daarin patronen aangetroffen.

Getuige [getuige 2] , een collega van [getuige 1] , heeft tijdens de worsteling met (onder meer) verdachte, gehoord dat [getuige 1] zei dat de jongen die hij vast had een vuurwapen had.

[getuige 1] heeft verder verklaard dat hij heeft gezien dat het handvat van het in het café aangetroffen wapen gelijk was aan het handvat van het wapen dat hij bij de jongen in de broeksband heeft gezien.

De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn betoog dat de verklaringen van [getuige 1] als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt. De door [getuige 1] afgelegde verklaring bij de politie en zijn verklaring ten overstaan van de rechter-commissaris zijn gedetailleerd, authentiek en qua strekking met elkaar in overeenstemming.

De verklaringen worden ook ondersteund door andere bewijsmiddelen.

De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat de verklaringen van [getuige 1] betrouwbaar en geloofwaardig zijn en ziet ook voor het overige geen reden om aan te nemen dat het niet zo is gegaan als [getuige 1] heeft verklaard. Niet is gebleken van een motief bij [getuige 1] om een verhaal te verzinnen in strijd met de waarheid.

Dat er bij de fouillering bij de ingang van het café geen wapen is aangetroffen, doet niets af aan de verklaring van [getuige 1] . [getuige 1] heeft immers ook verklaard dat op het laatst rond half vier/kwart voor vier niet altijd wordt gefouilleerd en hij ook niet weet of zijn collega’s iedereen fouilleren, al dan niet voor half 4 ’s nachts.

Het feit dat in het algemeen wordt gefouilleerd sluit niet uit, mede gelet op het tijdstip waarop het wapen is aangetroffen, dat het wapen in het café in de beschikkingsmacht van verdachte is geweest.

Ook de omstandigheid dat op de camerabeelden geen wapen is gezien in de broeksband van verdachte en/of anderen in het café niet hebben verklaard dat zij een wapen bij verdachte in de broeksband hebben gezien, doet niets af aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 1] en sluit zijn verklaring niet uit.

De verklaring van [persoon] op 13 april 2024 afgelegd, dat hij in de toiletruimte een lange jongen, genaamd [naam] , met een geweer heeft gezien, wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen en geeft eveneens geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 1] .

De rechtbank verwerpt dan ook de verweren van de verdediging met betrekking tot de onbetrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 1] .

Conclusie.

Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het wapen dat op de grond van het café is aangetroffen, het wapen is dat eerder bij verdachte in de broeksband is gezien en kennelijk tijdens de worsteling met de beveiliger en een ander of anderen op de grond terecht is gekomen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte

Ten aanzien van feit 1:

op 13 april 2024 te Eindhoven een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een semi-automatisch, double-action centraalvuur pistool, van het merk Russirus, model 217, oorspronkelijk kaliber 9mm P.A.K. (Pistole Automatik Knall), omgebouwd naar scherp schietend kaliber 9x19mm, ongenummerd,

zijnde een vuurwapen in de vorm van pistool voorhanden heeft gehad;

Ten aanzien van feit 2:

op 13 april 2024 te Eindhoven munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 12 centraalvuur kogelpatronen, van het kaliber 9mm Luger (9x19mm)

voorhanden heeft gehad.

De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 9 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht gevorderd.

Tevens heeft de officier van justitie onttrekking aan het verkeer van het wapen en de munitie gevorderd.

Daarnaast heeft de officier van justitie gevraagd om toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 64 dagen.

Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman heeft verzocht de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang op te heffen gelet op de bepleite vrijspraak.
Voor het overige heeft de raadsman zich niet uitgelaten over een eventueel op te leggen straf.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De rechtbank stelt vast dat verdachte een vuurwapen voorhanden heeft gehad met 12 kogelpatronen. Uit onderzoek blijkt dat bij aantreffen van het vuurwapen in de patroonhouder meerdere scherpe patronen zaten en het wapen derhalve schietklaar was. De rechtbank acht bewezen dat verdachte dit wapen eerder in zijn broeksband had zitten en derhalve voor het grijpen had. Het op deze manier voorhanden hebben van een vuurwapen in een druk café is potentieel levensgevaarlijk. Tegen het ongecontroleerd voorhanden hebben van vuurwapens en munitie moet dan ook streng worden opgetreden. Gelet op het genoemde gevaar van een dergelijk vuurwapen en munitie staan op dit soort feiten hoge gevangenisstraffen.

Daarnaast houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening met het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten. De bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd in de proeftijd van een eerdere veroordeling voorvuurwapenbezit.

Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Verdachte had het vuurwapen voorhanden in een openbare ruimte. Voor het voorhanden hebben van een pistool in een openbare ruimte geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van 8 maanden.

Strafverhogend vindt de rechtbank het feit dat het vuurwapen was geladen, binnen handbereik van verdachte was, in een druk café is gedragen en (onder meer) sprake was van scherpe munitie die zodanig is bewerkt dat daarmee zware verwondingen kunnen worden veroorzaakt en verdachte nog geen jaar daarvoor voor soortgelijke feiten is veroordeeld en nog in de proeftijd van deze veroordeling liep.

Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat rekening met de jonge leeftijd van verdachte.

De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van het voorarrest noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

De voorlopige hechtenis.

De rechtbank is van oordeel dat de ernstige bezwaren en gronden voor de voorlopige hechtenis onverkort aanwezig zijn.

De rechtbank wijst, mede gelet op de ernst van het feit en de door de rechtbank opgelegde straf, het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis dan ook af.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01.101451.23.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:

36b, 36c, 57 Wetboek van Strafrecht

26, 55 Wet wapens en munitie.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.

verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

Ten aanzien van feit 1:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

Ten aanzien van feit 2:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

legt op de volgende straf en maatregel.

Ten aanzien van de feiten 1 en 2:

 Een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht

 Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen,

te weten:

1 STK Pistool;

1 STK Patroonhouder;

12 STK Patroon.

wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:

Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 17 juli 2023, gewezen onder parketnummer 01-101451-23, te weten:

een gevangenisstraf voor de duur van 64 dagen

Dit vonnis is gewezen door:

mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,

mr. A. Jansen en M. Poirters, leden,

in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,

en is uitgesproken op 05 augustus 2024.

1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een dossier van politie eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2024078969, afgesloten op 15 april 2024, pag. 1 tot en met 78.

2 Een proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris op 4 juli 2024 van getuige [getuige 1]

3 Een aanvullende proces-verbaal van bevindingen van politie Eenheid Oost-Brabant, met proces-verbaal nummer PL2100-2024078951-22, afgesloten op 18 april 2024, pag. 1 tot en met 9

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.