Waar partijen wel over verschillen is de vraag of [eiser] voor deze werkzaamheden al dan niet betaald zou krijgen.
Landstede heeft ter zitting aangevoerd dat voor de werkzaamheden na het terugtreden van [eiser] als directeur niet is afgesproken dat hij daarvoor een vergoeding zou krijgen. Landstede heeft [eiser] met de constructie van Gedelegeerd Commissaris de mogelijkheid gegeven zich zonder gezichtsverlies en op onopvallende wijze terug te trekken, aldus Landstede.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat tussen partijen in het geheel niet is gesproken over het al dan niet vergoeden van de werkzaamheden. Hoewel Landstede heeft aangevoerd dat, zo begrijpt de voorzieningenrechter, is afgesproken dat [eiser] niet betaald zou krijgen voor de werkzaamheden na 1 mei 2012, blijkt dit niet uit de door haar overgelegde verklaring van [lid college van bestuur 1] (productie 1). [lid college van bestuur 1] verklaart over dit punt het volgende:
“Ten aanzien van de vergoedingen kan ik melden dat we met dhr. [eiser] geen vergoeding hebben afgesproken voor de periode na zijn terugtreden. Dit was ook niet opportuun gezien de gangbare praktijk. Dit moet worden geplaatst in de context van het belang van dhr. [eiser] om zich langzaam en onopvallend terug te kunnen trekken. In het verlengde van dit perspectief leef ik in de veronderstelling dat declareren voor overdrachtsacties niet aan de orde zijn.”
Uit de door [lid college van bestuur 1] gebruikte formulering “leef ik in de veronderstelling” in samenhang met de eerder gebruikte formulering “geen vergoeding hebben afgesproken” volgt dat tussen partijen niet is afgesproken dat [eiser] in het geheel geen vergoeding voor de werkzaamheden zou krijgen. [lid college van bestuur 1] was echter niet ter zitting aanwezig om dit punt te verduidelijken.
Ook [eiser] heeft aangevoerd dat er niet is gesproken over (de hoogte van) een vergoeding.
Uit het vorenstaande volgt dan ook dat niet is gesproken over (de hoogte van) een vergoeding. Hieruit volgt evenwel niet zonder meer dat dus kan worden aangenomen dat [eiser] in het geheel geen vergoeding zou ontvangen voor zijn werkzaamheden na 1 mei 2012, zulks mede gelet op de voorgeschiedenis waarin [eiser] zowel uit arbeidsovereenkomst als uit overeenkomst van opdracht betaalde werkzaamheden als directeur heeft uitgevoerd. Aangezien Landstede [eiser] (in ieder geval) opdracht heeft gegeven om als Gedelegeerd Commissaris de werkzaamheden als omschreven op de bijlage behorende bij de verklaring van [lid college van bestuur 1] te verrichten, is Landstede - in geval [eiser] daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht - een redelijk loon verschuldigd. Gelet op het in het verleden gehanteerde loon van € 110,-- exclusief btw per uur, acht de voorzieningenrechter dit een redelijk loon. Indien Landstede had gewild dat [eiser] de onderhavige werkzaamheden onbezoldigd zou verrichten, had het op haar weg gelegen daarover duidelijke afspraken te maken. Gesteld noch gebleken is dat zulks het geval is geweest.