2.1.
Werkneemster is middels een schrikkelijke arbeidsovereenkomst, getekend op
1 maart 2015, op dezelfde datum bij werkgever in dienst getreden in de functie van administratief medewerkster. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Gehandicaptenzorg van toepassing verklaard. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd, te weten tot 1 maart 2016 op basis van arbeidsduur van 18 uur per week. Tussentijdse opzegging is blijkens de arbeidsovereenkomst mogelijk. De opzegtermijn is bepaald op een maand.
2.2
In artikel 17 van de arbeidsovereenkomst is bepaald:
“De werknemer verklaart op de hoogte te zijn van de vereiste om een ‘Verklaring Omtrent Gedrag (VOG)’ in te leveren en deze direct na ontvangst van het aanvraagformulier aan te vragen bij zijn/haar gemeente. De arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege indien de VOG wordt geweigerd, de werkneemster niet meewerkt aan de aanvraag van de VOG of de VOG niet, of niet binnen 3 maanden na ondertekening van de overeenkomst, wordt ingeleverd bij de werkgever.”
2.5
In het personeelsdossier van [B] (de partner van werkneemster die eveneens na een proefplaatsing sinds 1 maart 2015 bij werkgever werkzaam was als sociaal pedagogisch medeweker is een kopie VOG aangetroffen welke vals is gebleken. Het betreft een VOG die is afgegeven door het ministerie van Veiligheid en Justitie ten behoeve van werkneemster, mevrouw [X] . Het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft op verzoek van werkgever bij schrijven (e-mail) van 27 mei 2015 het volgende bericht:
“[…]
De door u bijgevoegde kopie van de VOG is inderdaad vervalst. Er is aan de heer
[B] geen verklaring omtrent gedrag verleend. Integendeel, eerdere aanvragen voor een VOG voor hem met hetzelfde functieprofiel zijn afgewezen. Het kenmerk dat op deze VOG staat heeft betrekking op de VOG die aan mevr. [X] is toegezonden en die ook bij u werkzaam is. Blijkbaar is deze nog gebruikt om een vervalsing te maken. Ik geef u in overweging aangifte te doen van deze vervalsing.
[…].”
2.7
Op 20 mei 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen werkgever en werkneemster in verband met een genomen beslissing ten aanzien van een cliënt waarvan [B] de begeleider was. Er is voor zover relevant onder meer afgesproken dat vrijdag 22 mei door de clustermanager samen met werkneemster alle personeelsdossiers op volledigheid worden gecontroleerd en dat [B] een originele VOG dient in te leveren. Een dag later, op 21 mei 2015, heeft [B] naar de clustermanager gebeld en laten weten dat hij het niet eens is met de manier waarop het gesprek op 20 mei 2015 is gevoerd en met de eis dat hij een originele VOG moet inleveren. Hij wordt daarop uitgenodigd op kantoor. Op diezelfde dag, 21 mei 2015 vindt (wederom) een gesprek plaats waarbij aanwezig waren [B] , zijn zus, werkneemster, de directeur van werkgever, de heer
[D] , en de clustermanager. Dit gesprek is met het nodige verbale geweld gepaard gegaan. Onder achterlating van de sleutels van de panden van werkgever zijn [B] en werkneemster vertrokken. Zij hebben hun personeelsdossiers meegenomen.
Werkgever heeft dit vertrek in samenhang met de uitlatingen van werkneemster, alsmede die van [B] , opgevat als een genomen ontslag. Bij brief van 21 mei 2015 heeft werkgever werkneemster het volgende bericht:
"Naar aanleiding van het gesprek vandaag met u, ondergetekende en dhr. [K] (cluster manager), delen wij u het volgende mede:
U heeft uw personeelsdossier meegenomen en geeft aan te willen vertrekken.
Wij gaan ervan uit dat u hiermee zelf ontslag neemt bij de Stichting Zorgzaam Twente. Wij aanvaarden dit door u als ingediend ontslag."
2.8
Bij brief van 22 mei 2015 heeft werkneemster onder meer het navolgende aan werkgever geschreven:
"Geachte heer [D] ,
Op 22 mei 2015 hebt u mij op non-actief gesteld. Met deze brief laat ik u weten dat ik daar niet akkoord mee ga. Naar mijn mening is er geen reden die rechtvaardigt dat u mij op non-actief stelt.
Vanzelfsprekend ben ik bereid om weer met mijn werk te beginnen zodra u mij daarom vraagt. Uiteraard ben ik ook bereid met u te overleggen over de redenen die u had om mij op non-actief te stellen. Ik hoop met dit overleg te bereiken dat ik op korte termijn weer met mijn werk kan beginnen.
Voor de duidelijkheid wijs ik u erop dat u verplicht blijft mij het volledige loon door te betalen. Dit staat in het Burgerlijk Wetboek (artikel 7:628 ).
Als het nodig is, zal ik gebruik maken van de rechten die ik heb volgens de wet.
Graag ontvang ik uw reactie binnen 10 dagen na de datum van deze brief.”
2.9
Op 23 mei 2015 stuurt werkneemster nog een brief, dezelfde die ook [B] heeft gestuurd, te weten:
"Geachte heer [D] ,
Ik teken bezwaar aan tegen uw beslissing van 21 mei 2015. Het kenmerk van de beslissing is:
ingediende ontslag. Ik stuur een kopie van de beslissing met dit bezwaarschrift mee.
Ik ben het niet eens met de beslissing omdat u aangeeft dat ik mijn personeelsdossiers heb meegenomen en gemeld heb te willen vertrekken. Daarnaast geeft u aan dat ik hiermee zelf ontslag genomen bij de Stichting Zorgzaam Twente.
Ik vind dat de beslissing moet zijn: dat u uit eigen wil mijn personeelsdossier afgaf zonder een waarschuwing of vervolgafspraken te hebben gemaakt. Ik heb zelf geen ontslag genomen maar deel mee via deze werkwijze niet kan werken als ik op persoonlijk vlak wordt benadeeld.
[….]
Tenslotte verzoek ik u om de beslissing niet uit te voeren tot dat u een beslissing op mijn bezwaarschrift hebt genomen."
2.10
Bij brief van 1 juni 2015 heeft de voormalige gemachtigde van werkneemster en [B] namens hen beiden aan werkgever het volgende geschreven:
"[…]
Er is geen sprake van een geldige opzegging van de arbeidsovereenkomst uwerzijds. Mijn cliënten hebben nu reeds schriftelijk kenbaar gemaakt op eerste afroep beschikbaar te zijn.
Ik constateer dat u het salaris van beide cliënten niet of niet volledig betaald.[…]
Ik stel u in verzuim en in gebreke. Ik zeg u aan de achterstand in het salaris en de vakantietoeslag […] over te maken.
Indien cliënten mij kenbaar maken dat het salaris niet uiterlijk vrijdagochtend 5 juni a.s. om 10.00 uur op de rekening staat bijgeschreven, zal ik zonder verdere aanzegging de zaak in kort geding aan de ter zake bevoegde rechter voorleggen. Daarbij zal ik vorderen dat u dient te betalen de wettelijke verhoging van 50% over het achterstallige salaris, de wettelijke rente en tevens zal ik op de proceskosten op u verhalen."
2.12
Bij brief van 5 juni 2015 heeft de gemachtigde van werkgever het volgende aan werkneemster geschreven:
"[…]
U bent op 1 maart 2015 bij cliënte in dienst getreden op basis van een contract voor bepaalde tijd, voor de duur van één jaar [….].
Op 21 mei 2015 heeft u uw dienstverband met cliënte, in het bijzijn van diverse getuigen, opgezegd.
Uw ontslag is door cliënte geaccepteerd en is bij brief d.d. 21 mei 2015 aan u bevestigd. Hiermee is uw dienstverband tot een einde gekomen.
Thans stelt u, bij monde van uw advocaat, dat er nog een geldige arbeidsovereenkomst zou lopen. Het mag duidelijk zijn dat de door cliënte wordt betwist.
Daarnaast miskent u dat uw dienstverband op grond van art. 17 van een arbeidsovereenkomst reeds van rechtswege tot een einde is gekomen.
Op grond van art. 17 van uw arbeidsovereenkomst dient in het bezit zijn van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG). In dit artikel is o.a. bepaald dat indien uw VOG wordt geweigerd of indien u niet binnen drie maanden na aanvang van het dienstverband een VOG aan cliënt heeft overhandigd, uw dienstbetrekking van rechtswege eindigt.
Cliënte heeft moeten constateren dat u nimmer een VOG aan haar heeft verstrekt.
Hiermee is uw dienstverband van rechtswege geëindigd.
Voor zover uw dienstverband om voornoemde reden niet reeds tot een einde zou zijn gekomen, zegt cliënt u het ontslag op staande voet aan op grond van art. 7:678 lid 1 sub d en/of k BW.
Cliënte heeft moeten constateren dat u betrokken bent geweest bij de vervalsing van de VOG van uw partner, de heer [B] , die tevens werkzaam is voor cliënte, althans dat u van deze vervalsing op de hoogte was of had moeten zijn.
Het ministerie van justitie heeft verklaard dat zij geen VOG aan de heer [B] heeft verleend (zie bijlage 1),
De heer [B] heeft een vervalste VOG en cliënte verstrekt[…]. Hierbij is volgens het ministerie van justitie uw VOG vervalst, met de naam van uw partner. Hoewel het referentienummer bovenaan de pagina is vervaagd, staat uw nummer elders op de VOG nog wel vermeld.
In uw functie van administratief medewerkster houdt u zich o.a. bezig met dossierbeheer en de VOG’s, zo ook het dossier van uw partner. U wist of althans had moeten weten dat het ministerie van justitie, gelet op het verleden van uw partner geen VOG aan hem zou verstrekken. Daarnaast wist u of had u moeten weten dat de VOG vervalst was, nu hierop nota bene uw gegevens stonden vermeld. U heeft het niet gemeld bij cliënte.
Bij e-mail van 4 juni jl heeft cliënt u uitgenodigd voor een gesprek […] over de VOG. Op deze uitnodiging heeft u niet gereageerd en ook op het gesprek bent u niet verschenen.
Gelet op het voorgaande is sprake van een onherstelbare vertrouwensbreuk en grovelijke schending van de verplichtingen die de arbeidsovereenkomst aan u oplegt.
Uw handelen in deze is onrechtmatig jegens cliënte en moet worden gekwalificeerd als valsheid in geschrifte c.q. oplichting en/of bedrog. Cliënte heeft ter zake inmiddels aangifte gedaan bij de politie.
Voornoemde gedragingen, uw onrechtmatig handelen en het grovelijk schenden van de verplichtingen die de arbeidsovereenkomst u oplegt, voor mijn dringende redenen voor het ontslag op staande voet. Uw gedrag heeft tot gevolg dat van cliënte redelijkerwijs niet kan worden gevergd uw arbeidsovereenkomst nog langer te laten voort duren. Als gevolg van het ontslag op staande voet bent u schadeplichtig
[...]
Voorts heeft cliënte moeten constateren dat u in strijd met art. 18 van de arbeidsovereenkomst al het e-mail verkeer van uw account bij cliënte heeft verwijderd. Cliënte houdt u reeds nu aansprakelijk voor schade die hierdoor zal ontstaan.[…].”
3.1.
Het verzoek van werkgever
3.1.1.
De werkgever verzoekt ingevolge artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) de arbeidsovereenkomst met de werkneemster voorwaardelijk te ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3, onder e en/of g BW.
3.1.2.
Aan dit verzoek legt de werkgever ten grondslag dat sprake is van - kort gezegd - (ernstig) verwijtbaar handelen van de werkneemster als bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onder e BW en/of wegens een verstoorde arbeidsverhouding artikel 7:669 lid 3, onderdeel g BW die zodanig is dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.