Beschikking van de kantonrechter van 30 september 2015
in de zaak van
de stichting Keender, Stichting Katholiek en openbaar primair onderwijs,
gevestigd te Haaksbergen,
verzoekende partij,
hierna te noemen werkgever,
gemachtigde: mr. A.C. Ranke,
advocaat in dienst van werkgever,
tegen
[verweerder]
,
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen werknemer,
gemachtigde: mr. R.R. Haitsma,
verbonden aan de Algemene Vereniging Schoolleiders,
kantoorhoudende te Utrecht.
1 De procedure
1.1.
De werkgever heeft op 24 september 2015 een verzoek ingediend om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. De werknemer heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Partijen hebben afgezien van de mogelijkheid te worden gehoord.
2 De beoordeling
2.1.
De werkgever verzoekt de arbeidsovereenkomst met de werknemer te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Aan dit verzoek legt de werkgever ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – een verstoorde arbeidsverhouding en dat herplaatsing van de werknemer niet meer mogelijk is.
2.2.
De werknemer heeft erkend dat inmiddels sprake is van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding dat van de werkgever in redelijkheid niet meer kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ook de werknemer ziet geen mogelijkheden meer voor herplaatsing.
2.3.
Nu de werknemer heeft erkend dat de arbeidsverhouding verstoord is, partijen het erover eens zijn dat die verstoring onherstelbaar is en herplaatsing van de werknemer niet meer mogelijk moet worden geacht, en gesteld noch gebleken dat van een opzegverbod sprake is, zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden. Gelet op de standpunten van partijen is immers sprake van een redelijke grond voor ontbinding als bedoeld in artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel h, BW, en is er geen mogelijkheid tot herplaatsing van de werknemer.
2.4.
Partijen zijn het erover eens dat sprake is van een opzegtermijn van drie maanden. Daarvan uitgaande zal de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW worden ontbonden met ingang van 1 januari 2016.
2.5.
Gezien de uitkomst van de zaak is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.
3 De beslissing
De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 januari 2016;
3.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
3.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.W. de Groot, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2015.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: