Beschikking van de kantonrechter van 31 december 2015
in de zaak van
de stichting KATHOLIEK ONDERWIJS ENSCHEDE, gevestigd en kantoorhoudende te Enschede,
verzoekende partij,
hierna te noemen werkgever,
gemachtigde: mr. A.C.M. Ranke, advocaat te Woerden,
tegen
[verweerster]
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen werkneemster,
gemachtigde: mr. S.M. Profijt, advocaat te Almelo
1 De procedure
1.1.
De werkgever heeft een verzoek ingediend om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden.
1.2.
De werkneemster heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
Partijen hebben afgezien van de mogelijkheid te worden gehoord.
2 De beoordeling
2.1.
De werkgever verzoekt ingevolge artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) de arbeidsovereenkomst met de werknemer te ontbinden.
Aan dit verzoek legt de werkgever ten grondslag dat sprake is van - kort gezegd - ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid als bedoeld in artikel 6: 669 lid 3 onder d BW en dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet meer mogelijk is.
2.2.
De werkneemster heeft erkend dat sprake is van ongeschiktheid tot het verrichten van de bedongen arbeid, zonder dat dit aan haar kan worden verweten, en dat van de werkgever in redelijkheid niet meer kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ook werkneemster ziet geen mogelijkheden meer voor herplaatsing.
2.3.
Nu werkneemster heeft erkend dat van disfunctioneren sprake is, partijen het er over eens zijn dat in het functioneren van werkneemster ondanks dat zij daartoe in de gelegenheid is gesteld geen verbetering is gekomen en herplaatsing werknemer niet meer mogelijk moet worden geacht, zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden.
2.4.
Partijen zijn het erover eens dat sprake is van een opzegtermijn van drie maanden. Daarvan uitgaande zal de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW worden ontbonden met ingang van 1 april 2016.
2.5.
Gezien de uitkomst van de zaak is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.
3 De beslissing
De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 april 2016;
3.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
3.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen, des dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
3.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gegeven door mr. E.W. de Groot, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2015.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: