3.1.
Hectas verzoekt ingevolge artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden primair op grond van artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, BW (verwijtbaar handelen of nalaten) en subsidiair op grond van artikel 7:669 lid 3, onderdeel g, BW (verstoorde arbeidsverhouding).
3.2.
Hectas verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de tussen Hectas en [verweerster] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, primair onderdeel e, en subsidiair onderdeel g, BW, met ingang van de datum van de ontbindingsbeslissing althans een datum die de kantonrechter vermeent te behoren, zonder toekenning van enige vergoeding aan [verweerster] ;
II. te bepalen dat [verweerster] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten en dientengevolge voor recht te verklaren dat [verweerster] geen recht heeft op een transitievergoeding ten laste van Hectas;
III. [verweerster] te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure, het salaris van de
gemachtigde daaronder begrepen, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van de
beschikking, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van de
uitspraak tot aan de dag van de algehele voldoening.
3.3.
Aan dit verzoek legt Hectas ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster] , zodanig dat van Hectas redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
3.4.
Ter onderbouwing daarvan heeft Hectas het volgende naar voren gebracht.
Bij herhaling is [verweerster] haar re-integratieverplichtingen niet nagekomen, onder meer door niet op gespreksuitnodigingen van Hectas in te gaan of niet te verschijnen op gesprek, het zonder bericht of afmelding niet verschijnen op spreekuren van de bedrijfsarts, weigeringen om medische machtigingen en bijstellingen van het plan van aanpak te ondertekenen, zonder deugdelijke grond niet aan mediation mee te werken, niet telefonisch bereikbaar te zijn en geen gevolg te geven aan redelijke opdrachten om het werk gedeeltelijk, namelijk de leidinggevende taken, te hervatten.
Meer in het bijzonder voert Hectas aan dat [verweerster] : op 12 maart 2015, 23 maart 2015 en op 18 juni 2015 niet is verschenen op het spreekuur van de bedrijfsarts. Ook is [verweerster] zonder bericht niet verschenen op het eerste mediationgesprek van 29 oktober 2015.
Voorts is [verweerster] op 25 januari 2016 niet op het werk verschenen. [verweerster] is niet verschenen voor een gesprek bij het UWV op 26 februari 2016. Het UWV heeft geoordeeld dat [verweerster] onvoldoende meewerkt aan haar re-integratie.
Ook op 28 april 2016 en 12 mei 2016 is [verweerster] niet verschenen op het spreekuur van de bedrijfsarts.
Op 4 en 11 april 2016 is [verweerster] op het werk verschenen, daarna in het geheel niet meer. [verweerster] heeft derhalve zonder deugdelijke grond en ondanks schriftelijke aanmaningen van Hectas en loonstakingen, geweigerd haar verplichtingen als bedoeld in artikel 7:660a BW na te komen.
Door het niet-nakomen van haar re-integratieverplichtingen en haar onwettige werkverzuim heeft [verweerster] zich schuldig gemaakt aan plichtsverzuim. Er is sprake van zodanig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster] , in de zin van het niet nakomen van de wettelijke verplichtingen bij arbeidsongeschiktheid, dat van Hectas in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e juncto artikel 7:671b lid 5 BW).
Daarenboven heeft [verweerster] , nota bene als leidinggevende, bedrog gepleegd door het logboek van de werklocatie gemeente Tubbergen met terugwerkende kracht af te tekenen, om zo haar onwettige verzuim te verhullen. Collega’s van [verweerster] hebben verklaard haar in de maanden april en mei 2016, behoudens op 11 april 2016, niet op het werk te hebben gezien. Op 11 april 2016 heeft zij bovendien het logboek met terugwerkende kracht getekend.
Subsidiair dient de arbeidsovereenkomst te worden ontbonden op grond van een verstoorde
arbeidsverhouding. [verweerster] heeft een weerspannige houding en weigerachtig gedrag. Zo heeft zij niet meegewerkt aan mediation en heeft zij volgehouden geen leidinggevende taken te kunnen uitvoeren.
Het gedrag van [verweerster] kwalificeert bovendien als ‘ernstig verwijtbaar handelen’ in de zin van de artikelen 7:673 lid 7, sub c, en 7:671b lid 8, onderdeel b, BW. Aldus heeft [verweerster] geen recht op een transitievergoeding en, gelet op de gegeven omstandigheden, kan niet gezegd worden dat het niet toekennen van een gehele of gedeeltelijke transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Volgens de memorie van toelichting op de WWZ (algemeen deel, 33 818, nr. 3, pag. 38-40) is sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer in de situatie waarin de werknemer controlevoorschriften bij ziekte herhaaldelijk, ook na toepassing van loonopschorting, niet naleeft en hiervoor geen gegronde reden bestaat, of als de werknemer zich schuldig maakt aan bedrog, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt. Beide gevallen zijn hier aan de orde. [verweerster] heeft gedurende een zeer geruime periode en herhaaldelijk de controlevoorschriften bij ziekte niet nageleefd. [verweerster] heeft vanaf 11 april 2016, derhalve langdurig, onwettig verzuimd.