3.1.
De vordering
Eiseres vordert - samengevat – bij vonnis:
1. gedaagde te veroordelen tot betaling van het aan eiseres toekomende achterstallig salaris berekend op basis van een 27,5-urige werkweek, vermeerderd met 8% vakantietoeslag vanaf 25 april 2016;
2. gedaagde te veroordelen tot betaling van het aan eiseres toekomende achterstallige vakantiegeld berekend vanaf 25 april 2016;
3. gedaagde te bevelen om aan eiseres te betalen de maximale wettelijke verhoging over het gevorderde onder 1. en 2. op grond van artikel 7:625 van het Burgerlijk Wetboek (BW);
4. gedaagde te bevelen om aan eiseres te betalen de wettelijke rente over het onder 1., 2. en 3. gevorderde te rekenen vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
5. gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure, een bedrag aan salaris gemachtigde van eiseres daaronder begrepen.
Eiseres heeft, kort samengevat, het navolgende aan haar vordering ten grondslag gelegd. Zonder enige waarschuwing vooraf liet gedaagde bij schrijven van 26 april 2016 eiseres weten dat haar loon wordt stopgezet. De laatste betaling dateert van 25 april 2016. De loonstop is onterecht. Het verwijt dat eiseres niet voldaan zou hebben aan haar re-integratieverplichtingen treft geen doel. Zij heeft gedaan wat, gelet op haar medische situatie, van haar verwacht mocht worden. Zij heeft het werk meerdere keren hervat maar kon dit niet volhouden volgens het schema en het aantal uren dat hierin was opgenomen.
Eiseres heeft in juni 2016 enige dagen gewerkt en gedaagde heeft deze niet uitbetaald, althans dat is eiseres niet gebleken.
Eiseres heeft op 18 augustus 2016 een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV met de vraagstelling of het werk dat eiseres moet of wil doen passend is voor haar gelet op haar medische klachten. Ten tijde van de zitting had eiseres bedoeld deskundigenoordeel nog niet ontvangen.
Op 22 augustus 2016 heeft eiseres de laatste poging gedaan om het werk volgens het plan van aanpak te hervatten. Ten onrechte heeft gedaagde eiseres opgelegd om op 22 augustus 2016 de volledige arbeidsuren van 5,5 uren te werken.
3.2.
Het verweer
Gedaagde concludeert - samengevat - tot afwijzing van de vordering.
Eiseres heeft niet voldaan aan haar re-integratieverplichtingen. Zij heeft niet voldaan aan het plan van aanpak terwijl dat wel van haar verwacht mocht worden.
Gedaagde is afgegaan op het oordeel van de deskundigen, te weten de bedrijfsarts en verzekeringsarts van het UWV. Gedaagde heeft eiseres voldoende ruimte gegeven, bijvoorbeeld door het inbouwen van rustmomenten. Indien gedaagde het oordeel van de deskundigen niet zou volgen dan zou dit nadelige gevolgen kunnen hebben voor gedaagde. Bijvoorbeeld zou gedaagde door het UWV een sanctie kunnen worden opgelegd. Ook gaat het niet aan dat een werknemer zelf zou bepalen wat hij/zij zou aankunnen.
Uiteindelijk heeft gedaagde de loonbetaling gestopt. De loonstop is aangekondigd door gedaagde bij brief van 20 april 2016. Deze brief voldoet aan de eisen die hiervoor gelden. Zo is verwezen naar de relevante wetsartikelen.
Bij brief van 26 april 2016 is vervolgens medegedeeld dat met ingang van 25 april 2016 de loonbetaling is gestopt.
In juni 2016 is wederom loonbetaling gestopt. Afspraak was dat indien eiseres wel zou meewerken aan de re-integratie zij wel betaald wordt voor de dagen dat zij heeft gewerkt. Zo heeft eiseres gewerkt op 13 en 14 juni 2015. Deze dagen zijn door Asito uitbetaald onder de vermelding van ziekengeld.