,RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
Revitel B.V., te Kampen, eiseres,
gemachtigde: mr. S. Maakal,
het college van burgemeester en wethouders van Kampen, verweerder
gemachtigde: J.L. Bogerd.
Procesverloop
Op 18 augustus 2015 heeft eiseres verweerder verzocht om zijn zienswijze op schrift te zetten met betrekking tot een aantal door eiseres gestelde vragen over de mogelijkheden
om de bedrijfswoning aan de [adres] te Kampen permanent als burgerwoning te (mogen) gebruiken.
Bij brief van 24 november 2015 heeft verweerder zijn standpunt kenbaar gemaakt.
Bij besluit van 20 april 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het tegen dat schrijven gerichte bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2016.
Eiseres is verschenen bij haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiseres heeft in beroep het standpunt ingenomen dat verweerder ten onrechte
stelt dat het op schrift stellen van zijn standpunt op de door haar gestelde vragen in de brief van 24 november 2015 niet is aan te merken als een publiekrechtelijke rechtshandeling als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres stelt dat zij er na ambtelijk advies juist voor heeft gekozen om langs deze weg een oordeel van verweerder
te vragen. Eiseres kan zich niet vinden in verweerders standpunt dat het voor haar niet onevenredig bezwaarlijk is om een aanvraag voor een zogenaamde kruimelvergunning
{een aanvraag omgevingsvergunning met afwijking van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2:12, eerste lid, onder a, onder 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) juncto artikel 4, bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor)} in te dienen.
Eiseres stelt dat zo’n aanvraag noopt tot het onnodig maken van kosten, nu op voorhand
vast staat dat verweerder die aanvraag zal afwijzen. Voorts stelt eiseres dat het in verband met een voorgenomen verkoop van de woning als “burgerwoning” gewenst was om op korte termijn duidelijkheid te verkrijgen. Omdat de woning, die leeg stond en staat en vanwege het ontbreken van een bedrijf niet als bedrijfswoning kan worden verkocht, stelt eiseres dat zij belang heeft bij een inhoudelijk oordeel op haar bezwaar. Eiseres stelt dat zij zonder duidelijkheid of de woning als burgerwoning mag worden bewoond, niets met de woning kan beginnen.
2. De rechtbank overweegt als volgt.
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft overwogen (uitspraak van 14 maart 2012,ECLI:NL:RVS:2012:BV8805), kan, wanneer een bestuursorgaan, los van een aanvraag om vergunning of een handhavingsprocedure, op een daartoe strekkend verzoek een rechtsoordeel geeft over de vraag of voor het verrichten van een bepaalde handeling een vergunning is vereist, dit rechtsoordeel in het algemeen niet als een publiekrechtelijke rechtshandeling in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb worden aangemerkt. Dat kan uitzondering lijden, indien het afwachten van het resultaat van besluitvorming over het treffen van handhavingsmaatregelen wegens het intreden van onomkeerbare gevolgen of anderszins onevenredig bezwarend is.
In hetgeen eiseres in beroep heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerders brief van 24 november 2015 als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb is aan te merken. Het daarin opgenomen standpunt van het college is er niet op gericht om enig rechtsgevolg in het leven te roepen.
De rechtbank ziet in hetgeen van de zijde van eiseres is aangevoerd geen reden om te oordelen dat eiseres aannemelijk heeft gemaakt het voor haar onevenredig bezwarend is
om een zogenaamde kruimelvergunning aan te vragen. Van de hier voor bedoelde uitzonderingsgrond is derhalve geen sprake.
De stelling van eiseres dat zij juist naar aanleiding van een ambtelijk advies voor deze weg heeft gekozen, wat daar ook van zij, maakt dat niet anders. Met de hulp van de door haar ingeschakelde professionele gemachtigde had eiseres een kruimelvergunning kunnen aanvragen. Dit gaat slechts gepaard met beperkte kosten en had op redelijk korte termijn
tot een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb kunnen leiden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dat de brief van 24 november 2015 een bezwaarclausule bevatte doet daar niets aan af.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, in aanwezigheid van
M.W. Hulsman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Afschrift verzonden aan partijen op: