Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBOVE:2016:4603

Rechtbank Overijssel
22-11-2016
22-11-2016
08/730252-16
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

Een 33-jarige man is door de rechtbank Overijssel veroordeeld tot 60 dagen cel waarvan 57 dagen voorwaardelijk en een taakstraf van 120 uur, omdat hij in Delden een vrouw in het gezicht stompte. De man en het slachtoffer zijn oud-buurtgenoten. De rechtbank wees de geëiste schadevergoeding van ruim 4 miljoen euro af.

Rechtspraak.nl
PS-Updates.nl 2016-0488

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht

Zittingsplaats Almelo

Parketnummer: 08/730252-16

Datum vonnis: 22 november 2016

Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats] ,

wonende te [woonplaats 1] , [adres 1] .

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 november 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.M. ter Braak en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J.W. Bosman, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [slachtoffer] , dan wel dat hij die [slachtoffer] heeft mishandeld.

Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:

hij op of omstreeks 05 mei 2016 te Delden, gemeente Hof van Twente, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen één of meerdere malen (met kracht) in/tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen (terwijl deze [slachtoffer] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat

hij op of omstreeks 05 mei 2016 te Delden, gemeente Hof van Twente, [slachtoffer] heeft mishandeld door één of meerdere malen (met kracht) in/tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer] te stompen en/of te slaan.

3 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 57 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een contactverbod wordt opgelegd met [slachtoffer] . De vordering van de benadeelde partij dient volgens de officier van justitie te worden toegewezen tot een bedrag van € 1.694,10, te vermeerderen met de wettelijke rente. De officier van justitie heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.

4 De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5 De beoordeling van het bewijs

5.1

De standpunten van de officier van justitie en de verdediging

5.1.1.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft zich daarbij gebaseerd op de verklaringen van aangeefster en de verklaringen van de getuigen.

5.1.2.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft ter terechtzitting gesteld geen opmerkingen te hebben over de bewijsvraag, met dien verstande dat volgens de verdediging de verklaringen van aangeefster niet tot het bewijs kunnen dienen. De verdediging betoogt ter zake dat de verklaringen van aangeefster onbetrouwbaar zijn omdat zij ten tijde van het afleggen hiervan onder invloed was van morfine.

5.2

De bewijsoverwegingen van de rechtbank 1

Anders dan de verdediging heeft bepleit zal de rechtbank de verklaringen van aangeefster niet van het bewijs uitsluiten, aangezien deze voor wat betreft het tenlastegelegde voldoende steun vinden in de overige bewijsmiddelen.

De rechtbank acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit ter terechtzitting van 8 november 2016 heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:

- het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 november 2016, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Wetboek van Strafvordering;

- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 6 mei 2016, pagina’s 13 tot en met 15;

- het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] van 7 mei 2016, pagina’s 16 tot en met 29.

5.3

De conclusie

De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 5 mei 2016 te Delden, gemeente Hof van Twente, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen met kracht tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer] heeft gestompt terwijl deze [slachtoffer] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:

feit 1 primair

het misdrijf: poging tot zware mishandeling.

7 De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8 De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.

Verdachte en het slachtoffer zijn voormalige buurtgenoten. Na beëindiging van zijn relatie is verdachte verhuisd uit [adres 3] . De ex-partner en de zoon van verdachte, alsook het slachtoffer wonen nog steeds in deze straat.

Op 5 mei 2016 is verdachte het slachtoffer aangevlogen terwijl zij in haar deuropening stond. Als gevolg daarvan is het slachtoffer op de grond gevallen en is verdachte bovenop haar terechtgekomen. Terwijl het slachtoffer op de grond lag en verdachte bovenop haar zat, heeft verdachte het slachtoffer met zijn vuist meerdere keren met kracht tegen het gezicht gestompt.

Direct voorafgaand hieraan heeft zich bij de woning van het slachtoffer nog een ander geweldsincident voorgedaan tussen verdachte en het slachtoffer. Na dat incident is verdachte aanvankelijk van de woning van het slachtoffer weggelopen en heeft hij op straat een aantal buurtgenoten getroffen die bij de politie hebben verklaard dat verdachte op dat moment behoorlijk opgefokt was en stond te razen en te tieren. Toen verdachte het slachtoffer vervolgens weer in haar deuropening zag staan is verdachte op het slachtoffer afgerend en volgden de gebeurtenissen zoals omschreven in de vorige alinea.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Voor het slachtoffer moet dit een angstige en schokkende gebeurtenis zijn geweest. Dit blijkt ook uit haar slachtofferverklaring. Het slachtoffer heeft letsel in haar gezicht opgelopen en zij vreesde voor haar leven. Door het toepassen van dergelijk geweld worden algemene gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving aangewakkerd. Door zijn handelwijze heeft verdachte juist bijgedragen aan het in stand houden van de onrust in de buurt. Dat verdachte heeft verklaard te hebben gehandeld ter bescherming van zijn zoon doet daar niet aan af. Het is verdachte niet toegestaan om eigenrichting te plegen, hetgeen hij in dit geval wel heeft gedaan. Verdachte dient ervan doordrongen te zijn dat dit niet de manier is om conflicten op te lossen.

De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van (voltooide) zware mishandeling zonder wapen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.

In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte zich op 5 mei 2016 onder invloed van een behoorlijke hoeveelheid alcohol (naar eigen zeggen had hij die dag tenminste 12 glazen bier gedronken) tot twee keer toe heeft laten verleiden om de confrontatie met het slachtoffer aan te gaan.

De rechtbank heeft tevens kennis genomen van het advies van de reclassering van 25 oktober 2016. Hieruit blijkt dat begeleiding en/of behandeling van verdachte volgens de reclassering niet noodzakelijk is en dat het recidiverisico wordt ingeschat als laag tot gemiddeld. In het rapport is tevens vermeld dat verdachte normaliter problemen redelijk adequaat lijkt op te lossen, maar dat hij onder invloed van ADHD waarschijnlijk sneller dan gemiddeld impulsief zal reageren. Gezien de gevolgen die het tenlastegelegde heeft gehad voor verdachte is de verwachting van de reclassering dat verdachte niet snel opnieuw tot geweld tegen het slachtoffer zal overgaan, maar volgens de reclassering is dit ook niet uit te sluiten. De inschatting van de reclassering is dat de juridische gevolgen een preventieve werking zullen hebben. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk voorwaardelijke) taakstraf op te leggen dan wel een combinatie van een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.

Verdachte heeft drie dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht. Hoewel verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig geweldsdelict acht de rechtbank een langer durende onvoorwaardelijke gevangenisstraf in dit geval niet passend.

Alles overwegende acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf passend en geboden. Om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen en te voorkomen dat verdachte opnieuw de fout in gaat legt de rechtbank tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf op. Verdachte moet ervan doordrongen zijn dat zijn handelwijze niet acceptabel is en dat hij zich in de toekomst van dergelijk gedrag moet onthouden. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, en een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 57 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal als bijzondere voorwaarde aan verdachte een contactverbod met het slachtoffer worden opgelegd gedurende de proeftijd. De rechtbank acht het noodzakelijk dat de reclassering hierop toezicht houdt zodat ter zake aan het voorwaardelijk strafdeel een reclasseringstoezicht zal worden gekoppeld.

9 De schade van benadeelden

9.1

De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer] , wonende te [woonplaats 2] aan de [adres 2] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van verdachte tot betaling van in totaal € 4.010.129,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:

  • -

    materiële schade van € 1.010.129,00;

  • -

    immateriële schade van € 3.000.000,00.

Daarnaast heeft de benadeelde partij vergoeding verzocht van proceskosten ter hoogte van
€ 8.000,00.

De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 1.694,10, te vermeerderen met de wettelijke rente.

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat het gevorderde bedrag exorbitant hoog en niet duidelijk onderbouwd is. Volgens de verdediging zou behandeling van de vordering van de benadeelde partij bovendien leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding.

Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering deels ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. Anders dan de verdediging heeft betoogd acht de rechtbank deze schade voor een deel voldoende onderbouwd en aannemelijk.

Ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding zijn de taxikosten, de kosten van de bril en de kosten van de kledingreparatie van één rok, één topje en één schort voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de gevorderde materiële schadevergoeding daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 461,75.

De immateriële schadevergoeding zal de rechtbank toewijzen tot een bedrag van € 500,00. Dit bedrag acht de rechtbank naar maatstaven van billijkheid en gelet op hetgeen in vergelijkbare zaken is toegewezen, als geleden schade van immateriële aard toewijsbaar.

In totaal zal de rechtbank de gevorderde schadevergoeding toewijzen tot een bedrag van € 961,75, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor de rechtsbijstand en executie van dit vonnis.

De overige gestelde en gevorderde schade is door de benadeelde partij niet voldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om haar stellingen alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onaanvaardbare vertraging van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van de meer gevorderde schadevergoeding niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.2

De schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde feit is toegebracht.

10 De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 27 Sr.

11 De beslissing

De rechtbank:

vrijspraak/bewezenverklaring

  • -

    verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

  • -

    verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid

  • -

    verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;

  • -

    verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
    feit 1 primair:

het misdrijf: poging tot zware mishandeling;

- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;

straf

  • -

    veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 60 (zestig) dagen, waarvan 57 (zevenenvijftig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaren;

  • -

    bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
    - omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;

- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;

- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;

  • -

    stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , [adres 2] in [woonplaats 2] , ook niet als deze contact met verdachte zoekt of laat zoeken;

  • -

    draagt de Reclassering Nederland op om toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan, indien noodzakelijk geacht, te begeleiden;

  • -

    bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

  • -

    veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 120 (honderdtwintig) uren;

  • -

    beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;

schadevergoeding

  • -

    veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 961,75 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 mei 2016;

  • -

    veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;

  • -

    legt de maatregel op dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit aan de Staat der Nederlanden te betalen een bedrag van € 961,75, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 mei 2016, ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 19 dagen zal worden toegepast;

  • -

    bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;

  • -

    bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , wonende te [woonplaats 2] , voor het overige niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

opheffing bevel voorlopige hechtenis

- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.

Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. P.M.F. Schreurs en mr. A. Skerka, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 november 2016.

1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, districtsrecherche Twente, met registratienummer PL0600-2016221022 van 17 mei 2016. Tenzij hieronder anders is vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, pagina 1 t/m 92.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.