Partijen zullen hierna ‘ [X] ’ en ‘ [Y] ’ genoemd worden.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding met producties;
-
de eis in reconventie en de producties van [Y] ;
-
de gerechtelijke plaatsopneming en de mondelinge behandeling;
-
de pleitnota van [Y] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1.
Partijen zijn buren en woonachtig op aangrenzende percelen.
2.2.
Aan de achterzijde op het perceel van [X] , nabij de erfgrens tussen beide percelen, staat een 50 à 60 jaar oude hulstboom. De boom heeft een hoogte van acht à negen meter en een kroondoorsnede van zeven bij vijf meter. Enkele takken van de boom hangen over het perceel van [Y] . De overhangende takken beginnen op een hoogte van drie meter.
2.3.
Aan de voorzijde op het perceel van [X] , tegen de erfgrens tussen beide percelen van partijen, staat een haag van ongeveer anderhalve meter hoog.
2.4.
Tussen partijen bestaat al achttien jaar onenigheid over de boom.
3 De beoordeling in conventie en reconventie
3.1.
[X] stelt dat [Y] voornemens is om op korte termijn tot snoei van zowel de boom als de haag over te gaan. Hij wenst dit te voorkomen, nu snoei van de boom - blijkens het rapport van ing. J.B. Sijtsma van Boom Kenniscentrum voor Bomen - zal leiden tot onherstelbare schade aan de boom. Snoei van de haag zal leiden tot beschadiging van de haag. [X] vordert daarom een verbod aan [Y] om tot snoei van de boom en de haag over te gaan op verbeurte van een dwangsom.
3.2.
[Y] stelt dat hij hinder ondervindt van de boom. De overhangende takken ontnemen hem en de tuin het zonlicht. Ook de rode hulstbessen zorgen voor overlast.
Ze vallen op het dak van zijn overkapping, dat leidt tot rotting van het hout, en er komen veel vogels op af die de bessen opeten en in zijn tuin uitpoepen. Hij heeft [X] meerdere keren verzocht de takken periodiek terug te snoeien, maar [X] weigert dit. [Y] is dan ook genoodzaakt om de overhang zelf te verwijderen. In reconventie vordert [Y] dat [X] gedoogt dat [Y] gebruik maakt van zijn bevoegdheid de overhangende takken zelf te verwijderen. De huidige hoogte van de haag zorgt voor een belemmering van het uitzicht en daarmee voor een onveilige verkeerssituatie. De haag dient te worden teruggesnoeid door [X] tot maximaal één meter hoogte. Dat vordert [Y] eveneens in reconventie.
3.3.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
3.4.
Zoals de voorzieningenrechter ter plekke heeft geconstateerd, hangen de takken van de hulstboom over het perceel van [Y] . [Y] heeft meerdere keren aan [X] verzocht de overhangende takken te verwijderen. [X] heeft daaraan geen gehoor gegeven. Artikel 5:44 van het Burgerlijk Wetboek geeft [Y] als eigenaar van het perceel in dat geval de bevoegdheid deze overhangende takken zelf te (laten) verwijderen. Daarvoor is niet vereist dat [Y] van die overhangende takken hinder ondervindt. Dat [Y] hinder ondervindt is trouwens wel duidelijk. Van misbruik van bevoegdheid is geen sprake. Vanzelfsprekend dient de snoei deskundig en niet te rigoureus te geschieden. [Y] heeft verklaard de boom enkel te willen uitdunnen in die zin dat hij de dunne overhangende takken wil (laten) verwijderen, zodat naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet valt te verwachten dat de boom verdere snoei niet overleeft of daardoor onherstelbaar wordt beschadigd. Uit het rapport van de heer Sijtsma waarnaar [X] verwijst, volgt niet dat het uitdunnen van de overhangende takken van de boom onherstelbare gevolgen zal hebben voor de boom. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient overigens in alle oprechtheid de vraag te worden gesteld of een boom wel bestaansrecht heeft indien en voor zover hij alleen kan (voort)bestaan met overhangende takken op andermans perceel.
3.5.
[Y] stelt voorts dat hij hinder ondervindt van de huidige hoogte van de haag, die in eigendom toebehoort aan [X] en die op [X] ’ perceel staat, omdat deze een onveilige verkeerssituatie creëert. De wet schrijft niet voor wat de maximale hoogte van iemands haag mag zijn. Daarnaast heeft [Y] niet aannemelijk gemaakt dat de huidige hoogte van de haag zorgt voor een onveilige verkeerssituatie. De voorzieningenrechter heeft ter plekke vastgesteld dat daarvan geen sprake is. Het bestaan van een onveilige verkeerssituatie is overigens op zichzelf onvoldoende reden om [X] te dwingen de haag terug te snoeien tot maximaal een meter hoogte.
3.6.
Concluderend is de voorzieningenrechter van oordeel dat [X] zal moeten dulden dat [Y] de overhangende takken van de boom uitdunt en dat [Y] zal moeten dulden dat de haag niet - tegen [X] ’ wil - wordt teruggesnoeid tot één meter hoogte. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat partijen zich naar dit oordeel zullen gedragen en dat zij elkaars belangen en rechten als naaste buren zullen eerbiedigen.
De voorzieningenrechter spreekt geen veroordelend vonnis uit. Een vonnis waarin enerzijds is bepaald dat [X] moet gedogen dat [Y] de overhangende takken mag (laten) verwijderen en anderzijds is bepaald dat het [Y] wordt verboden de haag te snoeien, met oplegging van dwangsommen over en weer, is niet van toegevoegde waarde gelet op de bestaande rechtsverhouding tussen partijen (en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden) en draagt evenmin bij aan een onderling betere verstandhouding.
3.7.
Alle vorderingen in conventie en in reconventie worden afgewezen.
De proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd.
4 De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie en reconventie
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
compenseert de kosten in deze procedure in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2017.1