Het vorenoverwogene betekent dat de vraag of van opvolgend werkgeverschap sprake is beoordeeld dient te worden aan de hand van het oude recht en dus aan de hand van de door de Hoge Raad in het arrest van 11 mei 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BV9603) geformuleerde criteria. Daarbij dient niet alleen de vraag beantwoord te worden of de arbeidsovereenkomst met de nieuwe werkgever (Columbus) wezenlijk dezelfde vaardigheden en verantwoordelijkheden eist als de arbeidsovereenkomst met de vorige werkgever (Kindcentrum Columbus Junior), maar ook dat moet worden beoordeeld of tussen de vorige en de nieuwe werkgever zodanige banden bestaan dat het door Kindercentrum Columbus Junior, op grond van haar ervaringen met [verzoekster] verkregen inzicht in haar hoedanigheden en geschiktheid in redelijkheid ook moet worden toegerekend aan Columbus.
Dat aan het eerste vereiste ‘de wezenlijk dezelfde vaardigheden en verantwoordelijkheden’ is voldaan, is tussen partijen niet in geschil.
[verzoekster] heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat ook aan het zodanige banden-criterium is voldaan gesteld dat de voormalige eigenaren/bestuurders van Kindercentrum Columbus Junior betrokken zijn geweest bij de doorstart en in het kader van de doorstart in dienst zijn getreden van Columbus, in de functie van teamleider/ regiomanager respectievelijk coördinator en aldus daar vanaf de doorstart feitelijk leiding geven.
Columbus heeft betwist dat van ‘zodanige’ banden sprake is geweest en heeft daartoe gesteld dat de voormalige eigenaren/bestuurders bij de overname niet betrokken zijn geweest, er geen overleg over de mogelijk geschiktheid van het personeel is geweest en alle werknemers na de doorstart bij werkgever in dienst zijn gekomen. Om die reden zou er ten tijde van de doorstart geen sprake zijn van 'voldoende inzicht in' de geschiktheid van [verzoekster] bij de leiding van Columbus.
De kantonrechter is met [verzoekster] van oordeel dat aan het ‘zodanige banden’-criterium wel is voldaan. In de e-mail van 27 oktober 2014 van de curator, gericht aan ouders/verzorgers, staat onder meer:
“Op 21 oktober jl. heeft de rechtbank mij reeds aangesteld als stille bewindvoerder. Met de directie van Kindercentrum Columbus Junior B.V. heb ik afgelopen tijd de mogelijkheden voor een doorstart onderzocht. Ik kan u berichten dat onder voorwaarden deze doorstart is overeengekomen met 4Kids te Heino. […]. Per 1 november a.s. zal dit bedrijf onder de naam Columbus Junior B.V. de opvang [….] voortzetten. [….]. in de tussentijd tot 1 november a.s. zal de exploitatie onder mijn leiding worden voortgezet.
[…].”
De doorstart is middels een zogenoemde prepack voorbereid. Bij die voorbereiding zijn, blijkens genoemde e-mail van de curator, de voormalige eigenaren betrokken en de overeenkomst is dan met 4Kids, de nieuwe eigenaar van Columbus, beklonken. Dat de voormalige eigenaren na indiensttreding bij Columbus, direct na de doorstart, feitelijk leiding zijn gaan geven is door Columbus niet, althans onvoldoende gemotiveerd bestreden. Onder die omstandigheden dient te worden afgeleid dat Columbus bij de doorstart/overname van de kennis en vaardigheden van het personeel waaronder [verzoekster] , op de hoogte was, althans kon zijn. De kantonrechter is van oordeel dat zulks voldoende is om aan te nemen dat voldaan is aan het ‘zodanige banden’-criterium (vgl. hof Den Haag 18 oktober 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:3001).