3.1.1.
CAV verzoekt ingevolge artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) de arbeidsovereenkomst met [X] te ontbinden primair op grond van artikel 7:669 lid 3, onderdeel e BW (verwijtbaar handelen) en subsidiair op grond van artikel 7:669 lid 3, onderdeel g BW (verstoorde arbeidsverhouding).
CAV verzoekt de arbeidsovereenkomst met [X] te ontbinden, per direct, althans op een zo kort mogelijke termijn, met veroordeling van [X] in de kosten van de procedure, met daarbij het verzoek in de uitspraak tot uitdrukking te brengen dat de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [X] .
3.1.3.
Ter onderbouwing daarvan heeft CAV het volgende naar voren gebracht.
De concrete voor CAV zichtbare aanleiding voor het onderhavige geschil ving aan op maandag 28 november 2016. Toen nam de heer [A] namens de groep van 6 om 08.30 uur contact op met de voorzitter van de Raad van Commissarissen, de heer [B] . Dit gebeurde buiten medeweten van de directeur bestuurder, de heer [C] .
Tot grote ontsteltenis van de voorzitter van de Raad van Commissarissen eiste [A] namens de groep onmiddellijk een gesprek. [A] eiste ook dat dat gesprek diezelfde dag maandag 28 november 2016 nog diende plaats te vinden en daarbij wilde de groep per se dat hun advocaat aanwezig was. De eis om onder die condities dezelfde dag nog een gesprek te laten plaatsvinden, werd kracht bijgezet met de mededeling dat zou dit niet zo gebeuren, deze groep van 6 de leden van de coöperatie zouden informeren. In welke zin was op dat moment voor de Raad van Commissarissen onduidelijk. Een en ander was overduidelijk een vooropgezet plan van de groep nu andere leden van de groep tegelijkertijd de andere leden van de Raad van Commissarissen hebben benaderd. Eerst die middag hadden [A] en [B] opnieuw telefonisch contact in welk telefoongesprek [A] namens de groep eiste in voornoemd gesprek te willen spreken over de positie van [C] .
[C] raakte bekend met het door de groep van 6 gestelde ultimatum en de wijze waarop een en ander heeft plaats gehad en heeft nadat hij met de individuele groepsleden op vrijdag 2 december 2016 wilde spreken maar zij dat zelf niet wilden, de individuele groepsleden vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden, met als doel de rust binnen de organisatie te laten wederkeren en onderzoek te doen naar de situatie die inmiddels was ontstaan en de redenen die daar mogelijk aan ten grondslag lagen. In dat gesprek is ook direct aangegeven dat er een vervolggesprek zou komen in het begin van de week erop volgend.
De groep van 6 nam vervolgens, kennelijk als wraakactie in reactie op het niet op non actief
stellen van [C] en het niet ontslaan van [C] , het heft in eigen handen en besloot eigener beweging alle leden van CAV op 2 december 2016, na hun vrijstelling, een brief te doen toekomen, waarmee CAV en haar directeur bestuurder grote schade is toegebracht.
Dit handelen valt in de optiek van CAV [X] ernstig te verwijten, zodat ook herplaatsing niet in de rede ligt. Herplaatsing binnen de onderneming van CAV is feitelijk onmogelijk, gelet ook op de schade die [X] heeft aangebracht met betrekking tot de relatie met zijn collega medewerkers, alsook de leden en klanten.
Voor zover de kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet wegens verwijtbaar handelen van [X] dient te worden ontbonden, grondt CAV haar verzoek op een verstoorde arbeidsverhouding, die zodanig is dat in redelijkheid van haar niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
Het handelen van [X] kwalificeert niet alleen als (ernstig) verwijtbaar handelen, maar heeft ook inmiddels geleid tot een ernstig verstoorde arbeidsverhouding, die ook niet middels
mediation kan worden beslecht. De arbeidsverhouding is zodanig verstoord, dat van CAV in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het stellen van ultimatums met volstrekt onredelijke en onrealistische eisen aangaande de op non-actief stelling en ontslag van een directeur-bestuurder, het feitelijk zich willen gedragen als de Raad van Commissarissen, het verstrekken van onjuiste vertrouwelijke informatie aan leden van de coöperatie, en het bewust accepteren van het risico dat informatie wordt gelekt naar de media, dit alles raakt de kern van de arbeidsrelatie. Temeer nu hierdoor grote schade is veroorzaakt bij CAV en haar directeur-bestuurder. [X] heeft zijn integriteit in de waagschaal gelegd en het vertrouwen van CAV verloren, temeer nu hij vastberaden blijft ten aanzien van alle acties zoals door hem verricht. Dit maakt ook, gelet op het niet slagen van een mediationtraject, dat er geen herstel van vertrouwen mogelijk is.
Het voormelde op zichzelf leidt tot een ernstige verstoorde arbeidsverhouding, waarvan herstel niet meer mogelijk is. De ernst van datgene wat geschetst is, is zodanig groot dat het niet reëel is te verwachten dat de arbeidsrelatie nog kan worden hersteld. Van CAV mag dit thans ook niet meer verwacht worden. CAV heeft daartoe alles geprobeerd, maar dat heeft niet geleid tot een werkbare oplossing.
C.A.V. meent dat de verstoorde arbeidsverhouding het gevolg is van ernstig verwijtbaar
handelen van [X] , zodat ook herplaatsing niet in de rede ligt. Omdat sprake is van ernstig
verwijtbaar handelen, verzoekt CAV de arbeidsovereenkomst op zo kort mogelijke termijn te
ontbinden en in afwijking van artikel 7:671 b lid 8 sub a de opzegtermijn niet te overbruggen
(op grond van artikel 7:671 b lid 8 sub b).
CAV stelt dat [X] geen transitievergoeding toekomt, vanwege het feit dat de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen (of nalaten) van [X] .
Er is geen opzegverbod van toepassing dat aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst in
de weg staat.