Procesverloop
Bij besluit van 9 augustus 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser de last opgelegd om de in het besluit omschreven overtreding vóór 1 februari 2017 te beëindigen, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per maand waarin geconstateerd wordt dat niet aan de last wordt voldaan, tot een maximum van € 10.000,--.
Bij besluit van 28 februari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Wel heeft verweerder de in het primaire besluit genoemde begunstigingstermijn in die zin gewijzigd, dat de overtreding vóór 1 september 2017 beëindigd dient te zijn.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juli 2017.
Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. M. Mulderij-Anker. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door F. Kelderhuis.
Overwegingen
1.1
Aan de [straat] te ’s-Heerenbroek staat een pand waarin twee woningen waren gerealiseerd. Aan deze woningen waren de huisnummers [nummer] en [nummer + a] toegekend. In de woning waaraan oorspronkelijk het huisnummer [nummer + a] was toegekend woonde eiser aanvankelijk bij zijn moeder, [moeder] (hierna: [moeder] ). Op enig moment is eisers vriendin, thans echtgenote, [echtgenote] , komen inwonen in deze woning.
1.2
Omdat bij de bewoners van de woning aan de [straat] [nummer + a] te ’s-Heerenbroek behoefte ontstond aan meer privacy, hebben eiser en [moeder] afgesproken om de woning te verdelen. Eiser en zijn echtgenote zouden het voorste deel van de woning gaan bewonen; eisers moeder het achterste deel.
1.3
Bij besluit van 22 juli 2015 heeft verweerder aan het achterste deel van de woning het huisnummer [nummer + b] toegekend. Het voorste deel van de woning heeft het huisnummer [nummer + a] behouden.
1.4
Binnen de voormalige woning aan de [straat] [nummer + a] zijn bouwkundige aanpassingen tot stand gebracht. Zo is een deur tussen beide delen van de voormalige woning dichtgemaakt, zijn tussenmeters geplaatst voor gas en elektra en is een extra cv-ketel geplaatst.
1.5
Bij het gehandhaafde primaire besluit heeft verweerder eiser de hiervoor bij het procesverloop omschreven last onder dwangsom opgelegd. De begunstigingstermijn is verlengd tot 1 september 2017. Ter zitting is namens verweerder verklaard dat verweerder bereid is om de begunstigingstermijn te verlengen tot acht weken na verzending van de uitspraak.
2.1
Op grond van het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), voor zover hier van belang, is het verboden om gronden in strijd met een bestemmingsplan te gebruiken.
2.2
De rechtbank stelt voorop dat het perceel waarop de voormalige woning aan de [straat] [nummer + a] ligt, gelegen is binnen de begrenzing van het bestemmingsplan “Buitengebied 2014” van de gemeente Kampen. Aan de gronden waarop de woning zich bevindt, is de bestemming ‘wonen-2’ toegekend. Op gronden waaraan deze bestemming is toegekend is artikel 26 van de regels behorend bij het bestemmingsplan (hierna: de planregels) van toepassing. Naast de hoofdbestemming gelden de dubbelbestemmingen ‘archeologie – 3’ en ‘waarde – landschap’.
2.3
Op grond van het bepaalde in artikel 26.2.1, aanhef en onder b, van de planregels mag het aantal woningen per bouwvlak niet meer dan één bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ anders is aangegeven. Hier is sprake van één bouwvlak dat de woningen aan de [straat] [nummer] en [nummer + a] / [nummer + b] omvat. Op de verbeelding is aangegeven dat het maximum aantal wooneenheden twee bedraagt.
2.4
De rechtbank is van oordeel dat met de bouwkundige aanpassingen die gerealiseerd zijn binnen de voormalige woning aan de [straat] [nummer + a] , in het bijzonder door het dichtmaken van een deur tussen de beide delen van deze voormalige woning, binnen deze woning een extra wooneenheid is gerealiseerd. Dit leidt er toe dat het maximum aantal van twee wooneenheden dat op grond van het bestemmingsplan is toegestaan in het pand waarvan de voormalige woning aan de [straat] [nummer + a] deel uitmaakt, wordt overschreden. Dit is in strijd met het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.
2.5
Ter zitting heeft gemachtigde verklaard niet te kunnen ontkennen dat met de realisatie van een derde woning op het perceel er sprake is van strijd met het bestemmingsplan.
3.1
Op grond van het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet is verweerder bevoegd om handhavend op te treden tegen deze overtreding.
3.2
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
3.3
Zoals ter zitting namens verweerder is toegelicht, is verweerder niet bereid om medewerking te verlenen aan de legalisering van de feitelijk ontstane situatie. Verweerder wil hiervoor niet een deel van het gemeentelijke woningcontingent opofferen. Verder is voor verweerder van belang dat de oorspronkelijke woning in het verleden al een keer gesplitst is in twee wooneenheden. Een verdergaande splitsing acht verweerder onwenselijk. Gelet op deze toelichting is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat geen sprake is van concreet zicht op legalisering van de overtreding.
3.4
Als bijzondere omstandigheid heeft eiser er op gewezen dat verweerder bekend was met de wens van eiser en zijn moeder om de voormalige woning aan de [straat] [nummer + a] te splitsen en dat verweerder aan het achterste deel van de voormalige woning het huisnummer [nummer + b] heeft toegekend. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de feiten zoals deze blijken uit het dossier niet worden aangenomen dat namens verweerder het vertrouwen is gewekt dat geen bezwaar bestond tegen splitsing van de woning. Zo is in het besluit van 22 juli 2015, waarbij het huisnummer [nummer + b] is toegekend, expliciet vermeld dat aan deze beschikking geen andere rechten zijn te ontlenen dan het voeren van het huisnummer conform de uitvoeringsvoorschriften. Wat [moeder] op 22 juli 2015 precies heeft gezegd toen zij zich bij de gemeente Kampen meldde in verband met het verzoek om toekenning van een huisnummer, valt niet na te gaan. Hierbij komt dat het aan eiser was om zelf onderzoek te doen naar de vraag of voor de splitsing een vergunning nodig was in plaats van op basis van het huisnummerbesluit uit 2015 aan te nemen dat geen bezwaar bestond tegen de splitsing.
3.5
Het door eiser gedane beroep op het gelijkheidsbeginsel kan evenmin slagen. Dat de woning aan de [straat] [nummer] , naar eiser stelt, ook gesplitst is in twee wooneenheden, was verweerder niet bekend. Verweerder zal hiernaar onderzoek doen en, zo nodig, daartegen handhavend optreden.
3.6
Verweerder heeft, bij afweging van de betrokken belangen, betekenis mogen toekennen aan het gegeven dat de overtreding relatief eenvoudig ongedaan kan worden gemaakt. Dat het eigendom van de voormalige woning aan de [straat] [nummer + a] sinds eind 2015 gesplitst is in een deel dat eigendom is van eiser en een deel dat eigendom is gebleven van [moeder] en dat de waarde van het aan eiser toebehorende deel van deze woning door het ongedaan maken van de splitsing zal verminderen, hoefde voor verweerder geen reden te vormen om af te zien van handhavend optreden.
3.7
Hetgeen eiser overigens heeft aangevoerd kan evenmin leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
4.1
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit de rechterlijke toets doorstaat.
4.2
Het beroep is daarom ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.