RECHTBANK OVERIJSSEL
Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/171421 / FA RK 15-1077
beschikking van de rechtbank Overijssel d.d. 18 september 2017
[verzoeker]
,
verder te noemen: de man of de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoeker,
advocaat voorheen: mr. R.E. Schepers te Almelo,
advocaat thans: mr. D.G. Geerdink te Oldenzaal,
[belanghebbende]
,
verder te noemen: de vrouw of de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
belanghebbende,
advocaat: mr. D. Beuving te Hengelo (O).
1 Het procesverloop
1.1
De rechtbank heeft kennisgenomen van het op 6 mei 2015 ter griffie ingekomen verzoekschrift met bijlagen.
1.2
Bij beschikking van 26 mei 2015 is mr. B.A.M. Oude Breuil benoemd tot bijzondere curator.
1.3
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- een op 22 juni 2015 binnengekomen verslag van de bijzondere curator;
- het op 3 juli 2015 binnengekomen verweerschrift met bijlagen.
1.4
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 6 juli 2015. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5
De rechtbank heeft nadien kennisgenomen van:
- een op 11 december 2015 binnengekomen rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (verder ook: de Raad);
- een op 18 januari 2016 binnengekomen F2-formulier van mr. Geerdink;
- een op 19 januari 2016 binnengekomen brief van mr. Beuving;
- op 27 januari 2016, 29 april 2016 en 19 september 2016 binnengekomen F9-formulieren van mr. Geerdink;
- een op 20 september 2016 binnengekomen F9-formulier van mr. Beuving;
- een op 8 maart 2017 binnengekomen rapport van de Raad voor de Kinderbescherming.
1.6
De voortgezette mondelinge behandelingen van de zaak hebben met gesloten deuren plaatsgevonden op respectievelijk 30 maart 2016, 26 september 2016 en 13 maart 2017. Van de behandelingen zijn processen-verbaal opgemaakt.
1.7
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het op 6 september 2017 binnengekomen rapport van de Raad voor de Kinderbescherming.
1.8
De voortgezette mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 11 september 2017. Ter zitting zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door mr. T.R. Oude Veldhuis die in de plaats komt van mr. Geerdink,
- de moeder, bijgestaan door mr. Beuving,
- de heer A.A.H. Pots, namens de Raad voor de Kinderbescherming.
3 Het verzoek
De man verzoekt de rechtbank, om redenen zoals in het verzoekschrift staat vermeld, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om:
- de man ex artikel 1:204 lid 3 BW, vervangende toestemming te verlenen voor erkenning van [minderjarige] ;
- (voor zover noodzakelijk) de vrouw te bevelen om medewerking te verlenen aan een DNA-onderzoek;
- te bepalen dat er tussen de man en [minderjarige] een contactregeling zal worden vastgesteld waarbij de man met [minderjarige] in elk geval twee dagdelen per week ( al dan niet onder begeleiding) contact heeft, en waarbij tevens bepaald wordt dat deze regeling, bij goed verloop doch in elk geval zodra [minderjarige] de 1-jarige leeftijd heeft bereikt, zal worden uitgebreid naar een contactregeling waarbij [minderjarige] om het weekend van vrijdag 12.00 uur dan wel na schooltijd tot zaterdag 18l00 uur, alsmede de helft van de vakantie- en feestdagen bij de man verblijft, althans een regeling door uw rechtbank in goed justitie te bepalen;
- een beslissing te geven over de proceskosten.
5 De beoordeling
5.1
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 juli 2015 hebben partijen hun reeds eerder ingenomen standpunten gehandhaafd. Gebleken is dat er tussen partijen geen twijfel bestaan over het vaderschap van de man. Het is de bedoeling dat vader het kind gaat erkennen zodra moeder daar aan toe is.
De kinderrechter heeft de Raad verzocht om een onderzoek in te stellen. De Raad hoeft niet te adviseren over de erkenning, maar wel over het moment waarop dat kan. De kinderrechter is van oordeel dat als de met gezag belaste moeder niet wil dat foto’s en filmpjes publiekelijk worden gemaakt, vader dat dan niet moet doen. Dat is zelfs een strafbaar feit. Hierbij wordt kortheidshalve verwezen naar de inhoud van het van de mondelinge behandeling opgemaakte proces-verbaal. De zaak is vervolgens aangehouden in afwachting van de raadsrapportage.
5.2
In het op 11 december 2015 binnengekomen raadsrapport adviseert de Raad om te bepalen dat vader [minderjarige] kan erkennen, een intensievere informatieplicht aan moeder op te leggen en een eventuele uitspraak met betrekking tot de omgang aan te houden voor de duur van een jaar.
5.3
Tijdens de mondelinge behandeling op 30 maart 2016 heeft de Raad zijn advies gehandhaafd. Het raadsrapport dateert van 11 december 2015 en daarom is vader van mening dat die informatie gedateerd is. Vader is het niet eens met het raadsadvies. Hij acht de tijd rijp voor het voorzichtig opstarten van een omgangsregeling, dat zou geen negatieve invloed op moeder hoeven te hebben. Vader is blij met het raadsadvies ten aanzien van de erkenning. Mr. Beuving heeft meegedeeld dat moeder een terugval heeft gehad in haar herstel. Haar situatie is erg broos. Moeder verzoekt om het advies van de Raad op te volgen betreffende de omgang tussen vader en [minderjarige] . Zij stemt in met het advies ten aanzien van de erkenning. Wat moeder betreft kunnen partijen dat in onderling overleg regelen. De bijzondere curator onderschrijft dat, maar hij adviseert om daaraan wel een termijn te koppelen. Wat betreft de omgang heeft de bijzondere curator ook geadviseerd om hulp van een professionele derde in te schakelen. De ouders zijn overeengekomen dat moeder vader regelmatig zal informeren over [minderjarige] . De kinderrechter acht het mogelijk dat moeder wekelijks een foto stuurt en zij maandelijks een update aan vader toestuurt met daarin alle mijlpalen en bijzonderheden met betrekking tot [minderjarige] . De ouders zullen in onderling overleg de erkenning regelen. Wat betreft de omgangsregeling heeft de kinderrechter geconstateerd dat het de ouders, gelet op de heel bijzondere omstandigheden van dit geval, waarschijnlijk niet gaat lukken om op eigen kracht een goede invulling te geven aan de omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] . Partijen hebben ermee ingestemd om zich te wenden tot het project BOR. Kortheidshalve wordt hierbij verwezen naar de inhoud van het van de mondelinge behandeling opgemaakte proces-verbaal.
5.4
Bij op 29 april 2016 ingekomen F9-formulier heeft mr. Geerdink de rechtbank bericht dat de erkenning van [minderjarige] door de man is geregeld.
5.5
Tijdens de mondelinge behandeling op 26 september 2016 is gebleken dat ouders contact hebben gehad met de medewerkers van BOR Moeder is positief over het contact met BOR. Vader vindt het mooi dat er stappen zijn gezet. De kinderrechter heeft de zaak aangehouden voor een periode van zes maanden in afwachting van de ontwikkelingen bij BOR. Na afloop van die termijn zal er een voortgezette behandeling plaatsvinden. De Raad is verzocht om voordien nader te rapporteren. Kortheidshalve wordt hierbij verwezen naar de inhoud van het van de mondelinge behandeling opgemaakte proces-verbaal.
5.6
In het op 8 maart 2017 binnengekomen raadsrapport adviseert de Raad vaders verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling aan te houden in afwachting van de resultaten die ouders behalen met ondersteuning van BOR voor een periode van zes maanden.
5.7
Tijdens de behandeling op 13 maart 2017 is gebleken dat beide ouders tevreden zijn over de ontwikkelingen bij BOR. Er zal worden gewerkt aan verdere uitbreiding van omgang tussen vader en [minderjarige] . De kinderrechter heeft de zaak aangehouden tot de zitting van
11 september 2017, in afwachting van de resultaten bij BOR. Kortheidshalve wordt hierbij verwezen naar de inhoud van het van de mondelinge behandeling opgemaakte
proces-verbaal.
5.8
In het op 6 september 2017 binnengekomen raadsrapport adviseert de Raad een omgangsregeling vast te leggen tussen [minderjarige] en zijn vader van een dagdeel per twee weken, waarbij toegewerkt wordt naar een omgangsregeling van een weekend in de twee weken met overnachting. De invulling van de vakanties en feestdagen regelen ouders in onderling overleg.
5.9
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 september 2017 hebben partijen te kennen gegeven dat zij instemmen met het raadsadvies. Zij verschillen nog van mening over het gebruik van social media. Vader is van mening dat hij de vrijheid moet hebben om af en toe foto’s van [minderjarige] op Facebook te plaatsen. Zijn account is afgeschermd en alleen familie en vrienden kunnen die foto’s zien. Moeder wil niet dat er foto’s van [minderjarige] op Facebook worden geplaatst. Volgens haar is het bijna onmogelijk een op internet geplaatste foto weer te verwijderen, omdat je er dan de controle kwijt raakt. Wat haar betreft maakt vader een plakboek met foto’s van [minderjarige] of neemt hij foto’s met zijn telefoon en laat hij die aan anderen zien. De Raad is van mening dat partijen hier geen punt van zouden moeten maken. De Raad is ook tegen het posten van foto’s op Facebook. Hij is van mening dat als moeder het niet wil, vader geen foto’s op Facebook zou moeten plaatsen.
5.10
De rechtbank zal met betrekking tot de omgangsregeling tussen vader en [minderjarige] beslissen conform het raadsadvies, aangezien partijen daarmee instemmen en dat het meest in het belang van de minderjarige wordt geacht.
5.11
Wat betreft het gebruik van social media overweegt de rechtbank dat het in het huidige digitale tijdperk gebruikelijk is om allerlei zaken via internet, bijvoorbeeld op Facebook, Instagram of WhatsApp te delen. Dat vader af en toe foto’s van [minderjarige] op Facebook wil plaatsen kan de rechtbank dan ook begrijpen. Echter, op het moment dat een foto op Facebook staat, is deze eigendom van Facebook. Facebook kan de foto bijvoorbeeld doorverkopen aan derden. Zo kan het zijn dat een foto opeens opduikt in een reclamecampagne of voor andere doeleinden wordt gebruikt. Degene die de foto heeft geplaatst heeft er dan geen controle meer over. Dat is ook moeders bezwaar. Zij is principieel tegen het plaatsen van foto’s van [minderjarige] op het internet via social media. De rechtbank deelt het standpunt van de Raad dat ouders van ver zijn gekomen. Na een lange en moeizame weg zijn zij er uiteindelijk in geslaagd om overeenstemming te bereiken over hun geschilpunten. Zij hebben de erkenning van [minderjarige] door vader in onderling overleg geregeld, waardoor een DNA-onderzoek niet meer nodig is, en zij hebben beiden ingestemd met het raadsadvies betreffende een omgangsregeling tussen vader en [minderjarige] . Het mag dan niet zo zijn dat het plaatsen van foto’s van [minderjarige] op Facebook een -nieuw- struikelblok vormt. De rechtbank is van oordeel dat, nu moeder als de gezaghebbende ouder tegen het plaatsen van foto’s van [minderjarige] op social media is, vader daarvan moet afzien.
Er zijn voldoende alternatieven beschikbaar, zoals het gebruik maken van een plakboek, een telefoon of computer om als trotse vader foto’s van [minderjarige] aan familie en/of vrienden te laten zien. De rechtbank zal op grond van het vorenstaande bepalen dat er geen foto’s van [minderjarige] op het internet via Facebook of een andere social mediasite mogen worden geplaatst.
De proceskosten
5.12
Omdat de vader en de moeder een affectieve relatie hebben gehad en de procedure de uit die relatie geboren minderjarige betreft, zal de rechtbank bepalen dat elk van de ouders de eigen kosten draagt.
6 De beslissing
I. stelt inzake het recht van het minderjarige kind op omgang met de man, een omgangsregeling vast waarbij [minderjarige] eens per twee weken een dagdeel bij de man verblijft en waarbij wordt toegewerkt naar een omgangsregeling van een weekend per twee weken met overnachting. De invulling van de vakanties en feestdagen regelen ouders in onderling overleg;
II. bepaalt dat er geen foto’s en/of filmpjes van [minderjarige] op het internet via social media mogen worden geplaatst;
III. verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
IV. compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere ouder de eigen kosten draagt;
V. wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. U. van Houten, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2017 in tegenwoordigheid van H.-J. van der Woude, griffier.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|