vonnis
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
zaaknummer / rolnummer: C/08/207403 / KG ZA 17-300 (ib)
Vonnis in kort geding van 12 oktober 2017
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCIOPENG DETACHERING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R.P.J. ter Haseborg te Amsterdam,
[X]
,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. S.A. van Lammeren te Enschede.
Partijen zullen hierna Sciopeng Detachering en [X] genoemd worden.
2 De feiten
2.1.
[X] is per 1 september 2007 in dienst getreden bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SCIO Consult B.V. (hierna: SCIO Consult).
2.2.
Op of omstreeks 1 mei 2016 is SCIO Consult gefuseerd met de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PENG B.V. (hierna: PENG). Deze organisatie ging verder onder de naam Sciopeng. Tot het Sciopeng-concern behoren - onder meer en voor zover van belang - Sciopeng Detachering, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Sciopeng Advisering B.V. (hierna: Sciopeng Advisering) en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Sciopeng Opleidingen B.V. (hierna:
Sciopeng Opleidingen).
2.3.
Volgens het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel houdt Sciopeng Detachering zich bezig met het (tijdelijk) uitzenden en/of detacheren van personeel en het - al dan niet tezamen met anderen - verwerven, houden, vervreemden van aandelen, deelnemingen en andere belangen in rechtspersonen, vennootschappen en ondernemingen zomede het samenwerken daarmee. Daarnaast treedt zij op als bestuurder, vennoot en/of adviseur.
2.4.
Volgens het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel houdt Sciopeng Opleidingen zich bezig met het bedenken, opzetten, coördineren, organiseren en geven van opleidingen of anderszins delen van kennis en kunde. Tevens is zij houdster en financieringsmaatschappij.
2.5.
Op (of omstreeks) 17 juni 2016 hebben Sciopeng Detachering / Bureau Peng enerzijds en [X] anderzijds een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten. [X] is in dienst getreden als regiomanager. De voornoemde arbeidsovereenkomst bevat een concurrentie- en relatiebeding (artikel 13) en een boetebeding (artikel 14).
2.6.
Partijen hebben op 10 november 2016 een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van het dienstverband gesloten. In deze vaststellingsovereenkomst is – onder meer en voor zover van belang – het volgende opgenomen.
“(…)
De ondergetekenden
(…)
NEMEN HET NAVOLGENDE IN AANMERKING
(…)
h) Dat partijen met het aangaan van deze vaststellingsovereenkomst afzien van alle overige afspraken die eventueel zouden bestaan dan wel zouden hebben bestaan . Werknemer [ [X] , toevoeging voorzieningenrechter] mag echter in de eerste twee jaar na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst (dus tot 01-03-2019) geen werkzaamheden (laten) verrichten noch direct noch indirect voor concurrerende bedrijven. Daarnaast zal werknemer in de eerste 2 jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst (dus tot 01-03-2019) geen werknemers van de werkgever [Sciopeng Detachering, toevoeging voorzieningenrechter] en/of personen die op enig moment in een periode van één jaar direct voorafgaande aan het einde van de overeenkomst in diens waren van de werkgever benaderen en/of weglokken van de werkgever en is het de werknemer niet toegestaan zowel tijdens als na het einde van de overeenkomst vermelde werknemers/personen aan te zetten om in dienst te treden bij derden of bij de werknemer zelf, een door de werknemer op te richten onderneming daaronder begrepen. Bij overtreding van bovenstaande gelden de boetebepalingen uit de arbeidsovereenkomst.
(…)”
2.7.
Kort na de beëindiging van het dienstverband bij Sciopeng Detachering is [X] in dienst getreden bij de gemeente Olst-Wijhe als coördinator Toegangsteam WMO en Jeugd.
2.8.
Op 6 juni 2017 is [X] in dienst getreden bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Opleidingscentrum voor de Overheid B.V. (hierna: OCSD) als directeur.
2.9.
De coöperatie Factum Holding U.A. (hierna: Factum) is aandeelhouder en bestuurder van OCSD. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Edukap B.V. (hierna: Edukap) is bestuurder van OCSD.
2.10.
Bij brief van 26 juli 2017 heeft (de advocaat van) Sciopeng Detachering [X] gesommeerd het concurrentiebeding na te komen en per direct de werkzaamheden voor Factum Advies te staken en Sciopeng per omgaande schriftelijk bewijs te verschaffen dat zij niet langer werkzaam zal zijn voor Factum Advies. Voorts is [X] gesommeerd het vaststaande deel van de boete van € 10.000,-- voor 1 augustus 2017 aan
Sciopeng Detachering over te maken.
2.11.
Op 7 augustus 2017 is de arbeidsovereenkomst tussen OCSD en [X] met wederzijds goedvinden met ingang van 7 augustus 2017 beëindigd.
2.12.
Partijen zijn in overleg getreden, maar dit heeft niet tot een oplossing geleid. Daarop heeft Sciopeng Detachering zich genoodzaakt gezien dit kort geding in te leiden.
2.13.
Bij e-mailbericht van 25 september 2017 heeft de heer [A] , namens alle aandeelhouders van OCSD, [X] bevestigd dat OCSD de intentie heeft uitgesproken om haar weer in dienst de nemen als de weg daarvoor vrij is.
4 De beoordeling
In conventie
4.1.
Uit de aard van de vorderingen volgt dat Sciopeng Detachering een spoedeisend belang heeft.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat het non-concurrentiebeding tussen
Sciopeng Detachering en [X] rechtsgeldig is overeengekomen in de vaststellingsovereenkomst van 10 november 2016.
4.3.
Tussen partijen is in geschil of [X] door (opnieuw) als directeur in dienst te treden bij OCSD het non-concurrentiebeding heeft overtreden, althans zal overtreden. Daarbij spitst het geschil zich toe op de vraag of OCSD valt in de categorie bedrijven waarop het in artikel h) van de vaststellingsovereenkomst opgenomen concurrentiebeding doelt en meer in het bijzonder of Sciopeng Detachering, evenals OCSD, opleidingsactiviteiten, ontplooit.
4.4.
In dit kader heeft Sciopeng Detachering - kort gezegd – het volgende aangevoerd. Sciopeng Detachering is een detacheerder, adviesbureau en opleidingsinstituut in het sociaal domein met kennis van participatie. Sciopeng Detachering biedt opleidingen en cursussen aan in het sociaal domein. Ter onderbouwing wordt verwezen naar de overgelegde tekst van de website van Sciopeng Detachering en het overgelegde overzicht van het cursusaanbod. Daarnaast blijkt dit uit het gegeven dat er een opleidingsmanager, drie opleidingsadviseurs en twee opleidingsassistentes bij Sciopeng Detachering werken en in dienst zijn.
4.5.
Sciopeng Detachering stelt dat [X] zich binnen Sciopeng Detachering ook bezig hield met opleidingen. Dit blijkt uit het functieprofiel van de regiomanager, de verklaringen daarover van twee andere regiomanagers, het overzicht van werkzaamheden van [X] in de periode van 2014-2016, het gegeven dat [X] het eerste aanspreekpunt voor klanten van Sciopeng Detachering was, ook ten aanzien van opleiding en de aqquisitie van opleidingen en het informeren over het aanbod vormde een onderdeel van haar functie-omschrijving. Het blijkt ook uit het gegeven dat medewerkers van opleidingen in dienst zijn Sciopeng Detachering en dat de bonus van [X] afhankelijk was van de doelstellingen met betrekking tot opleidingen.
4.6.
Sciopeng Detachering voert verder nog aan, onder verwijzing naar het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, dat bij Sciopeng Opleidingen geen medewerkers in dienst zijn. De bestaansreden van deze vennootschap is enkel van fiscaal/administratieve aard.
4.7.
Sciopeng Detachering stelt zich voorts op het standpunt dat [X] ook het concurrentiebeding overtreedt door direct of indirect werkzaamheden voor twee andere concurrenten, namelijk Factum en Edukap, te verrichten. Factum en Edukap zijn de bestuurders en aandeelhouders van OCSD en beide ondernemingen zijn concurrenten van Sciopeng. Het heeft er alle schijn van dat [X] in dienst is getreden en dat zij het concurrentiebeding heeft trachten te omzeilen door de oprichting van OCSD.
4.8.
[X] heeft tegen het voorgaande het volgende ingebracht. Aanvankelijk was zij als regiomanager in dienst bij SCIO Consult en was zij werkzaam op de terreinen advisering, opleiding en detachering. Na de fusie in mei 2016 is de rol van de regiomanagers aangepast en waren zij niet langer integraal verantwoordelijk voor alle drie activiteiten. [X] werd regiomanager van Sciopeng Detachering, en sindsdien heeft zij zich alleen beziggehouden met detacheringsactiviteiten en niet met opleidingen. Er is iemand anders aangesteld als opleidingsmanager.
4.9.
Ook blijkens het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, verzorgde Sciopeng Detachering geen opleidingen. Daarvoor bestond binnen het Sciopen-concern een andere vennootschap, namelijk Sciopeng Opleidingen. De door Sciopeng Detachering in dit verband overgelegde stukken zijn niet relevant. De geciteerde passage van een website is afkomstig uit de concern-brede website, en heeft dus ook betrekking op Sciopeng Opleidingen. De overgelegde offertes hebben betrekking op de periode van [X] bij Scio Consult. Ook verder heeft Sciopeng Detachering geen stukken overgelegd waaruit valt af te leiden dat Sciopeng Detachering zich daadwerkelijk bezighoudt met het verzorgen van opleidingen voor klanten
4.10.
[X] betwist dat zij direct of indirect werkzaamheden zou verrichten voor Factum. Zij heeft slechts voor OCSD gewerkt. Dat Factum aandeelhouder en bestuurder van OCSD is en dat de beide vennootschappen op hetzelfde adres zijn gevestigd, maakt dit niet anders. Bovendien is Factum geen concurrent van Sciopeng Detachering. Dit blijkt niet uit het overgelegde uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
Sciopeng Detachering heeft ook geen enkel document overgelegd waaruit blijkt dat [X] voor Factum werkzaam zou zijn. Zij betwist de inhoud van de door Sciopeng overgelegde mailberichten van een oud-collega en de heer [V] .
4.11.
Bij de beoordeling van de in deze procedure over en weer ingenomen standpunten constateert de voorzieningenrechter in de eerste plaats dat de tussen [X] en OCSD gesloten arbeidsovereenkomst inmiddels al door de contracterende partijen is ontbonden, zodat Sciopeng Detachering in zoverre geen belang meer heeft bij het gevorderde gebod jegens [X] om haar arbeidsovereenkomst met OCSD te beëindigen. Dit onderdeel van de vordering wordt daarom afgewezen.
4.12.
Verder komt de voorzieningenrechter tot het oordeel, dat Sciopeng Detachering nog dan, althans onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij opleidingsactiviteiten ontplooit. Uit de door Sciopeng Detachering overgelegde stukken blijkt wel dat binnen het
Sciopeng-concern (onder meer) opleidingen worden aangeboden, maar valt (binnen de beperkingen van een procedure in kort geding) niet vast te stellen dat zulke activiteiten nu ook ook door Sciopeng Detachering worden ontplooid.
4.13.
Immers, op veel van de door Sciopeng Detachering overgelegde stukken staat enkel ‘Sciopeng’ vermeld, zonder nadere aanduiding met een concern-onderdeel. Bovendien dateert een aantal stukken uit de periode vóór de fusie in mei 2016. Daar komt nog bij dat het Sciopeng-concern na de fusie in mei 2016 een aparte vennootschap heeft opgericht onder de naam ‘Sciopeng Opleidingen’, die zich blijkens het uittreksel uit het handelsregister uit de Kamer van Koophandel specifiek bezighoudt met opleidingsactiviteiten.
4.14.
Voorshands blijkt uit een en ander voldoende dat sindsdien de opleidingen binnen het concern worden georganiseerd door Sciopeng Opleidingen, waarbij het niet voor de hand ligt om aan te nemen dat ook Sciopeng Detachering dat nog doet. In een kort geding is geen plaats voor nader onderzoek naar feiten en omstandigheden, die een andere conclusie kunnen dragen.
4.15.
De voorziengenrechter acht daarom voorshands voldoende aannemelijk, dat Sciopeng Detachering geen opleidingen organiseert. Daaruit volgt dat OSCD (de besloten vennootschap “Opleidingscentrum voor de Overheid B.V. “), die kennelijk wèl opleidingen organiseert, geen concurrent is van Sciopeng Detachering.
4.16.
Sciopeng Detachering heeft ook onvoldoende aanknopingspunten verschaft om voorshands tot de conclusie te kunnen komen dat [X] het concurrentiebeding heeft of zal overtreden op grond, dat zij niet alleen voor OSCD, maar ook direct of indirect werkzaamheden heeft verricht of zal verrichten voor Factum en/of Edukap. Dat Factum één van de aandeelhouders van OCSD is, Factum en Edukap bestuurders zijn van OCSD en dat OCSD op hetzelfde adres is gevestigd als Factum, rechtvaardigt vooralsnog niet de conclusie dat [X] ten behoeve van Factum activiteiten verricht die onder het bereik van het overeengekomen concurrentiebeding vallen.
4.17.
Bij de beoordeling van een en ander acht de voorzieningenrechter bij uitstek van belang dat een concurrentiebeding strikt, en niet extensief behoort te worden uitgelegd. Voor een aan zo’n beding gebonden werknemer moet uit de teskt van het beding duidelijk blijken waartoe hij zich verbindt. Een werknemer moet als sociaal zwakkere partij worden beschermd tegen verdergaande beperkingen dan welk hij/zij bij het aangaan van het beding kon voorzien. Activiteiten van een concernonderdeel moeten niet te snel onder het bereik van een concrurrentieverbod worden gebracht. De omstandigheid dat het Factum-concern en het Sciopeng-concern werkzaam zijn in dezelfde branche en dat mogerlijkerwijs een concernonderdeel van Factum een concurrende activiteit jegens Sciopeng Detachering uitoefent, is, gelet op het hiervoor overwogene, onvoldoende grondslag voor de door Sciopeng Detachering gestelde schending van het concurrentieverbod door [X] .
4.18.
Uit het voorgaande volgt, dat [X] het concurrentieverbod niet heeft overtreden en de vorderingen in conventie dus moeten worden afgewezen, met veroordeling van Sciopeng Detachering in de prceskosten. Deze kosten worden in conventie aan de zijde van [X] begroot op € 287,-- aan griffierecht en € 816,-- aan salaris van de advocaat.
In reconventie
4.19.
De primaire vordering in reconventie is in kort geding niet toewijsbaar omdat die neerkomt op een verkapte verklaring voor recht. Bovendien heeft [X] ook geen belang (meer) bij toewijzing van deze eis, omdat de eis in conventie integraal wordt afgewezen. Daarom is ook geen plaats voor een vergoeding ex artikel 7:653 lid 5 BW.
4.20.
Als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie wordt [X] veroordeeld in de proceskosten. In de samenhang tussen de procedures in conventie en reconventie ziet de voorzieningenrechter aanleiding de vergoeding voor de advocaatkosten te begroten op
€ 408,--, zijnde de helft van het gebruikelijke tarief.