2.1.
Een (inmiddels voormalige) werknemer van [eiseres 1] , de heer [X] [ook wel werknemer te noemen], heeft op 5 juni 2013 letsel opgelopen als gevolg van een hem tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden overkomen ongeval.
2.2.
Het ongeval vond plaats op een bouwlocatie aan de Tukkerstraat te Almelo waar [gedaagde] als hoofdaannemer de bouw van 18 woningen realiseerde. [eiseres 1] was daar, als onderaannemer, ingeschakeld voor installatiewerkzaamheden in de in aanbouw zijnde woningen.
2.4.
In het Veiligheids- en gezondheidsplan van [gedaagde] staat op pag. 11 vermeld voor welke bouwplaatsvoorzieningen [gedaagde] zou zorg dragen. Daarin wordt onder meer vermeld: ‘steigers’. Daarin is niet specifiek iets vermeld over het treffen van voorzieningen die toegang tot de woningen moeten verschaffen.
2.6.
In het stuk 'Project risico-inventarisatie en evaluatie "Project" van [gedaagde] [verder: de RI&E] zijn op pag. 8, onder paragraaf 2.4. aangekruist de - door [gedaagde] - te nemen V&G maatregelen rondom het bouwen en vrijgeven van steigers, waaronder het 'dichtleggen van sparingen en schachten'.
2.7.
Voor de woning waarin werknemer en zijn collega’s op 5 juni 2013 installatiewerkzaamheden zouden verrichten stond een door [gedaagde] geplaatste steiger. Het onderslag van de steiger bevond zich deels voor de deuropening. Tussen de deuropening en de steigervloer bevond zich een open ruimte. Ter overbrugging van die ruimte was een loopplank neergelegd. De loopplank was aan één zijde neergelegd op het onderslag van het steigerwerk. Aan de andere zijde was de loopplank op een houten lat gelegd, die fungeerde als afstandshouder aan de onderzijde van het deurkozijn. De loopplank was aan geen van beide zijden vastgezet.
Werknemer is, om materialen in de woning te brengen, net als zijn collega's en werknemers van andere onderaannemers over de loopplank heen en weer gelopen. Op enig moment is de loopplank aan de zijde van de steigervloer ongeveer 60 cm naar beneden gevallen waardoor werknemer ten val kwam. Werknemer heeft daarbij schouderletsel opgelopen.
2.8.
Het ongeval is door [eiseres 1] (eerst) op 11 juni 2013 bij de inspectie SZW [verder: de inspectie] gemeld. Naar aanleiding daarvan is een ongevallenboeterapport opgemaakt door de inspectie. In dit rapport (productie 2 bij dagvaarding) is onder meer het volgende opgenomen:
“De arbeidsplaats was niet zodanig ontworpen, gebouwd, uitgerust, in bedrijf gesteld, gebruikt en onderhouden, dat gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk was voorkomen, aldus zijnde een overtreding van artikel 16, 10e lid, van de arbeidsomstandighedenwet, juncto artikel 3.2, 1e lid van het arbeidsomstandighedenbesluit, bestuurlijk beboetbaar gesteld in artikel 9.9b, 1e lid onder c van datzelfde besluit.”
[eiseres 1] is bij genoemd besluit een boete opgelegd van € 3.600,- vanwege niet genomen veiligheidsmaatregelen en € 450,- wegens het te laat melden van het ongeval.
2.9.
Door de inspectie zijn in het kader van het door haar ingestelde onderzoek gehoord werknemer, alsmede de heren [B] (in dienst van [eiseres 1] ) en [C] (in dienst van [gedaagde] ), beiden ten tijde van het ongeval werkzaam op de bouwlocatie.
2.10.
[B] heeft verklaard, voor zover van belang (bijlage 5 bij inspectierapport):
“Ik ben een dienst van de firma [eiseres 1] te [vestigingsplaats 1] . Ik was erbij toen het ongeval met collega [X] gebeurde. De plank waar [X] overheen liep toen hij viel, hierbij deze woning, lag gewoon los. De plank lag aan de deurzijde los op een dikke lat en aan de steigerzijde lag de plank los op de steigerplanken. […] We zijn allemaal al eens over die plank heen gelopen. Ik was me er ook niet van bewust dat die plank kon verschuiven.”
[C] heeft verklaard, voor zover van belang (bijlage 4 bij inspectierapport):
“Ik ben in dienst van [gedaagde] . Ik bevond mij hier op de bouwplaats toen het ongeval met [X] van de firma [eiseres 1] gebeurde. De plank waarover [X] de woning binnen wilde lopen lag deels op te stijger en deels op een afstandshouden aan de onderzijde van de deuropening. Die plank lag daar gewoon los. Na de val van [X] zag ik dat de plank aan de kant van de steiger onder de steigervloer lag. […]”
[X] heeft verklaard, voor zover van belang (bijlage 6 bij inspectierapport):
“[…]
Ik was in opdracht van [eiseres 1] aan het werk. We waren bezig met installatiewerk in de nieuwe woningen.
We waren net klaar met zijn woning en zouden naar de volgende gaan. We waren met een paar man bezig om alle materialen en gereedschappen in de woning te brengen. Het materiaal bestond uit aansluitmateriaal voor de schoorsteenkappen.
We gingen via de opening van de voordeur de woning binnen. Voor de deur lag een loopplank.
Deze lag aan één kant op te steigervloer en aan de andere kant lag die op een afstandshouder aan de onderkant van de deuropening. Iedereen liep over die loopplank heen. De tegelzetters, de timmerlui. Toen ik voor het eerst bij die woning kwam lag die loopplank daar al.
Ik was zelf al zeker een keer of 10 via die loopplank de woning in en uit gelopen, toen het ineens misging.
[…]
De loopplank lag zo gezegd aan de ene kant op te steigervloer. Aan de andere kant lag de plank op een afstandshouder aan de onderzijde van de deuropening en stak zeker zo’n 30 cm naar binnen. De plank lag recht en was ook breed genoeg om overheen te lopen. Ik heb er eigenlijk helemaal niet opgelet of de plank wel vastzat. Dit bleek dus niet zo te zijn. Ook bij de andere woningen lagen soortgelijke loopplanken en volgens mij lagen die net zo.
De plank is er vermoed ik neergelegd door iemand van de bouwkundig aannemer, [gedaagde] dus.
We hadden op deze bouw goed overleg tussen onze mensen en de uitvoerder van [gedaagde] . [D] noemden we hem. Als iets geregeld moet worden dan zorgde [D] er voor dat dat gebeurde.
Er was veel overleg over en weer. Over de toegang naar de woningen is niet gesproken. Dat wordt meestal gewoon goed geregeld.
Bij ons op het werk wordt ook veel overleg gevoerd over de uitvoering van het werk en veiligheid die we daarbij in acht moeten nemen. Ik kan niet zeggen dat we daarbij ook moeten letten of zo’n loopplank wel vast is gezet. Ik denk dat men bij ons er wel van uit gaat dat we daar zelf opletten. Normaal doe ik dat ook wel, maar op die bewuste morgen heb daar eerlijk gezegd niet opgelet.
Als zo’n plank daar ligt dan loop je daar gewoon over heen.
[…].”
2.11.
[E] , in dienst van [eiseres 1] , heeft verklaard (productie 3 bij dagvaarding):
“Toen ik en mijn collega’s van [eiseres 1] voor het eerst werkzaamheden in de nieuwbouwwoningen moesten verrichten, lagen de loopplankjes al voor de nieuwbouwwoningen. Op dat moment waren er op de bouwlocatie ook al werknemers van [gedaagde] en steigerbouwers aanwezig.
Het is zeer onwaarschijnlijk dat één van mijn collega’s deze loopplankjes hebben geplaatst omdat dit normaal gesproken een taak is van de hoofdaannemer, in dit geval [gedaagde] of de steigerbouwers.
Na het ongeval heeft plaatsgevonden heeft [gedaagde] alle loopplankjes voor de woning vastgezet.“
2.12.
[F] , in dienst van [eiseres 1] , heeft verklaard (productie 4 bij dagvaarding):
“[…]
Deze plank diende als overbrugging tussen de steiger en de nieuwbouwwoning. De lengte van deze plank is ongeveer 40 a 50 cm. De ruimte onder deze plank is ongeveer 40 cm diep.
Deze plank was al aanwezig voordat ik en mijn collega’s van [eiseres 1] op de bouwlocatie werkzaamheden moesten verrichten.
Ten tijde van het arbeidsongeval waren veel andere bedrijven aanwezig die werkzaamheden in de woning moesten verrichten. Denk hierbij aan de wandensteller en timmermannen van hoofdaannemer [gedaagde] .
Ik heb deze loopplank niet geplaatst en het lijkt me ook zeer onwaarschijnlijk dat een van mijn collega’s van [eiseres 1] de loopplank hebben geplaatst.
[…].”
2.13.
[X] heeft nogmaals een verklaring afgelegd en heeft verklaard (productie 5 bij dagvaarding):
“Met betrekking tot de toedracht van het arbeidsongeval blijf ik bij mijn verklaring zoals ik deze heb afgelegd tegenover de inspecteur van inspectie SZW.
Ik weet niet wie de steiger voor de woning heeft geplaatst.
Ik weet dat de loopplank er al lag voordat ik in de woning moest om de installatiewerkzaamheden uit te voeren. Ik weet niet wie deze loopplank heeft geplaatst.
Van de kant van [eiseres 1] was de heer [G] elke dag aanwezig om toezicht te houden op de bouwplaats terwijl de uitvoerder van [eiseres 1] , de heer [H] , wisselend langskwam op de bouwlocatie.
De heer [D] (geen familie van [H] ) was de uitvoerder van [gedaagde] . Hij was continu aanwezig op de bouwlocatie.
Ik wist niet dat de loopplank los lag. Collega’s heb ik hier ook niet over gehoord. Voor elke woning op de bouwlocatie lag een loopplank die de toegang tot de woning verschafte.
Ik ben wel 10 keer over de loopplank heen gelopen. Het was gewoon pech dat de plank naar beneden is gevallen toen ik er overheen liep.”
2.15.
ASR, verzekeraar van [eiseres 1] , heeft de schadeafwikkeling jegens werknemer ter hand genomen. [eiseres 1] heeft het loon tijdens ziekte van werknemer tot het einde van zijn arbeidsovereenkomst, per 1 februari 2014, doorbetaald.
2.16.
Bij brief van 24 januari 2014 heeft ASR [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de geleden en nog te lijden schade van werknemer als gevolg van het ongeval op 5 juni 2013. [gedaagde] heeft de kwestie gemeld bij haar verzekeraar, Zurich Insurance Public Limited Company [verder: Zurich].