5.1
De vordering van de benadeelde partij
Jumbo Supermarkten B.V. (met ingang van 29 december 2015 rechtsopvolger onder algemene titel van C1000 Supermarkten B.V.), bijgestaan door mr. W.A. Vader, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij heeft in eerste instantie gevorderd verdachte (hoofdelijk) te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.709.229, te vermeerderen met de proceskosten (€ 11.708,45) en de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd tot aan de dag der algehele voldoening. Ter zitting van 3 juli 2018 heeft de benadeelde partij primair de vordering teruggebracht tot een bedrag van € 1.618.400 (gebaseerd op 119.000 pallets x
€ 13,60 per pallet) en subsidiair tot een bedrag van € 119.000. Namens de benadeelde partij is bepleit dat er geen reden is de benadeelde partij op grond van artikel 333 van het Wetboek van Strafvordering niet ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft de rechtbank op grond van artikel 333 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) verzocht de benadeelde partij zonder nader onderzoek van de zaak niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren. De verdediging heeft daartoe - zakelijk weergegeven - onder meer aangevoerd.
Op 1 juli 2015 zijn verdachte en [verdachte 1] bij vonnis van de civiele rechter veroordeeld tot vergoeding van de door C1000 geleden schade, nader op te maken bij staat. Dit vonnis is in kracht van gewijsde is gegaan. Deze schade betreft dezelfde schade als thans door de benadeelde partij in deze strafzaak wordt gevorderd. Hoewel daarna tussen partijen is geschikt, is door C1000 een ontbindende voorwaarde ingeroepen waardoor de civiele procedure zich weer in de staat bevindt van na de uitspraak op 1 juli 2015. Het feit dat de civiele rechter de schadestaatprocedure noodzakelijk heeft geacht om de omvang van de schade te bepalen, geeft aan dat de vordering van de benadeelde partij niet eenvoudig van aard is. Behandeling van de vordering zou derhalve een onevenredige belasting van het strafproces vormen.
De officier van justitie heeft zich bij het standpunt en het verzoek van de verdediging aangesloten.
De rechtbank heeft ter zitting van 3 juli 2018 - zakelijk weergegeven - het volgende overwogen en beslist.
De benadeelde partij heeft reeds voor de onderhavige strafprocedure de civiele rechter geadieerd met een vordering die zijn grond vindt in het in deze zaak ten laste gelegde feit. Bij vonnis van de civiele rechter van 1 juli 2015 is verdachte veroordeeld tot vergoeding van de schade van C1000 nader op te maken bij staat. Dit vonnis is in kracht van gewijsde gegaan. De schadestaatprocedure is - gezien de vaststelling dat de na dit vonnis tot stand gekomen schikking kennelijk door Jumbo B.V. is ontbonden - nog steeds aanhangig. Om een doorkruising van deze civiele procedure door een strafrechtelijke procedure omtrent vergoeding van dezelfde schade te voorkomen beslist de rechtbank, conform artikel 333 Sv, dat zonder nader onderzoek van de zaak de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
6. De beslissing
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- bepaalt dat de benadeelde partij Jumbo Supermarkten B.V. in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap, voorzitter, mr. F. van der Maden en mr. T. van Haaren-Paulus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Martini, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2018.
Mr. Schaap is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.