Beslissing op een verzoek van de verwerende partij (werknemer) om een proceskostenveroordeling, nadat verzoeker (werkgever) het verzoek één dag voor de zitting had ingetrokken. Verwijzing naar uitspraak van de Hoge Raad van 3 juni 2016 (ECLI:NL:HR:2016:1087).
Rechtspraak.nl JAR 2018/250 NJF 2018/559 AR-Updates.nl 2018-1060 VAAN-AR-Updates.nl 2018-1060
Beschikking van de kantonrechter van 31 augustus 2018
in de zaak van
de stichting STICHTING BUREAU SOCIAAL RAADSLIEDEN HARDENBERG, gevestigd en kantoorhoudende te Hardenberg,
verzoekende partij, verder te noemen ‘het Bureau’,
gemachtigde: mr. F.A.J.M. Koekoek
tegen
[verweerder]
, wonende te [plaats] ,
verwerende partij, verder te noemen [verweerder] ,
gemachtigde: mr. M.C. Janus-Maaskant.
1 De procedure
1.1.
Het Bureau heeft een verzoekschrift tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst ingediend, ontvangen ter griffie op 2 mei 2018. Op 1 augustus 2018 heeft het Bureau nadere producties ingediend.
1.2.
Aanvankelijk is een mondelinge behandeling bepaald op 12 juni 2018. Op verzoek van partijen is de zitting uitgesteld. De mondelinge behandeling is vervolgens bepaald op 15 augustus 2018.
1.3.
[verweerder] heeft een verweerschrift met producties ingediend, ontvangen ter griffie op 3 augustus 2018. Op 13 augustus 2018 heeft zij aanvullende producties ingediend.
1.4.
Bij brief van 13 augustus 2018, ontvangen ter griffie op 14 augustus 2018 (derhalve één dag voor de zitting), heeft de gemachtigde van het Bureau aan de kantonrechter meegedeeld dat zij het verzoek intrekt.
1.5.
Bij brief, verzonden en ontvangen per fax op 14 augustus 2018, heeft (de gemachtigde van) [verweerder] om toekenning van een proceskostenveroordeling gevraagd, zoals in het verweerschrift is omschreven.
1.6.
Op 21 augustus 2018 heeft de gemachtigde van het Bureau schriftelijk op dit verzoek gereageerd.
1.7.
De uitspraak is bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1.
Voor de beoordeling van het verzoek van [verweerder] om een proceskostenveroordeling uit te spreken, zoekt de kantonrechter aansluiting bij de uitspraak van de Hoge Raad van 3 juni 2016 (ECLI:NL:HR:2016:1087). Op grond van dat arrest kan een gedaagde na intrekking van een kort geding door eiser de voorzieningenrechter vragen om een proceskostenveroordeling uit te spreken. Van belang is in dat geval dat de gedaagde tijdig een verzoek doet om een proceskostenveroordeling (uiterlijk 14 dagen na de datum waartegen hij was opgeroepen). De aanhangigheid van het kort geding komt in dat geval niet te vervallen door de intrekking. De kantonrechter ziet in de hierna te noemen feiten en omstandigheden aanleiding om het onderhavige verzoek naar analogie van deze uitspraak te behandelen.
2.2.
In het verzoekschrift van het Bureau zijn verwijten jegens [verweerder] neergelegd en is verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden (overigens zonder te benoemen op welke grond uit artikel 7:669 BW lid 3 zij dat wenst). De geplande mondelinge behandeling is in eerste instantie uitgesteld in verband met een second opinion bij de bedrijfsarts. De mondelinge behandeling is daarop bepaald op 15 augustus 2018. Op 3 augustus 2018 heeft (de gemachtigde van) [verweerder] een verweerschrift met producties ingediend. Op 14 augustus 2018, één dag voor de geplande zitting, wordt per gewone post ter griffie het bericht van intrekking van het Bureau ontvangen. Gebleken is dat het Bureau heeft nagelaten om [verweerder] gelijktijdig van die intrekking op de hoogte te stellen. [verweerder] is op 14 augustus 2018 door de griffier telefonisch van de intrekking op de hoogte gesteld. In deze omstandigheden acht de kantonrechter het gerechtvaardigd om alsnog te beslissen op het verzoek van [verweerder] om een proceskostenveroordeling.
2.3.
[verweerder] heeft zijn verzoek om een proceskostenveroordeling tijdig (binnen 14 dagen na 15 augustus 2018) gedaan. [verweerder] verzoekt om toekenning van de werkelijk gemaakte volledige proceskosten, zoals in zijn verweerschrift is omschreven. Volgens vaste rechtspraak kan daarvan alleen in buitengewone omstandigheden sprake zijn. Naar het oordeel van de kantonrechter is niet gebleken dat het onderhavige verzoek daaraan voldoet. Nu de zitting vanwege de intrekking niet is gehouden en de zaak kort voor de geplande zittingsdatum is ingetrokken, acht de kantonrechter 3/4 deel van het gebruikelijke tarief van € 600,= voor een WWZ procedure als de onderhavige redelijk en toewijsbaar. Derhalve zal een bedrag van € 450,= voor salaris gemachtigde worden toegewezen.
3 De beslissing
De kantonrechter,
3.1.
veroordeelt het Bureau in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [verweerder] begroot op € 450,= ter zake van salaris gemachtigde;
3.2.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A.O.M. van Aerde, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2018.
(AP)
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: